ECLI:NL:RBNHO:2015:3129

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
C/15/221226 / FA RK 15-472
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een voogd na overlijden van de gezaghebbende ouder

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2015 een beschikking gegeven met betrekking tot de voogdij over de minderjarige [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is op 21 december 2014 overleden, en de vader was al eerder overleden op 11 december 2008. De moeder had in haar testament [naam] benoemd tot voogd, maar deze benoeming was nooit aanvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een 'gat' in het gezag is ontstaan, omdat de benoemde voogd de voogdij niet heeft aanvaard. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:253g BW besloten dat zij in het opengevallen gezag moet voorzien. Tijdens de zitting heeft [minderjarige] haar voorkeur uitgesproken voor [naam] als voogd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is om [naam] tot voogd te benoemen, aangezien er geen gegronde vrees is dat de belangen van [minderjarige] verwaarloosd zullen worden. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de benoeming van [naam] als voogd onmiddellijk ingaat na de uitspraak. Het verzoek om [naam] ook als tijdelijk voogd te benoemen is afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de voogdij van [naam] direct kan ingaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/221226 / FA RK 15-472
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 18 februari 2015
in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [naam],
advocaat mr. R.D. de Boer, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
met betrekking tot de minderjarige [minderjarige]:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats].
Belanghebbende is: [belanghebbende], wonende te [woonplaats].

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van [naam], ingekomen op 27 januari 2015;
- de brief [naam] en [naam] van 21 januari 2015 en de brief van [minderjarige] van 1 februari 2015, beide ingekomen op 3 februari 2015.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 februari 2015 in aanwezigheid van [naam] bijgestaan door mr. R.D. de Boer, alsmede [naam]. Tevens is verschenen de zus van [naam], [naam zus], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum].
1.3
[minderjarige] heeft, gelet op haar leeftijd, haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
[minderjarige] is geboren uit het huwelijk van [de moeder] (verder: de moeder) en [de vader] (verder: de vader). Dit huwelijk is op 12 juli 2007 door echtscheiding ontbonden. De vader is overleden op 11 december 2008 in de gemeente Amsterdam. De moeder is overleden op 21 december 2014 in de gemeente Hoorn. Blijkens een op 19 december 2014 ten overstaan van notaris [notaris] te [plaats] verleden testament heeft de moeder [naam] benoemd tot voogd over [minderjarige].
2.2
[naam] is geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] uit het huwelijk van de moeder en [naam]. Dit huwelijk is op 4 maart 1993 door echtscheiding ontbonden.
3 Verzoek
3.1
Het verzoek van [naam] strekt er toe haar te benoemen tot voogd over [minderjarige], alsmede haar te benoemen als tijdelijk voogd in afwachting van het begin van de voogdij.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft [naam] het volgende aangevoerd. Abusievelijk is [naam] door de moeder bij testament benoemd tot voogd over [minderjarige]. Dit was niet de bedoeling. De bedoeling was om [naam] te benoemen als testamentair voogd over [minderjarige]. In de hectiek rond het ziekbed van de moeder is het verkeerd gegaan. Hier kwamen ze pas na het overlijden van de moeder achter. [naam] heeft nimmer de intentie gehad als voogd te worden benoemd en hij heeft de voogdij nimmer aanvaard. De voogdij heeft derhalve nimmer een aanvang genomen en er is derhalve sprake van een ongewenst “gat” in het gezag. Er dient derhalve alsnog te worden voorzien in de definitieve voogdij en in afwachting daarvan in de tijdelijke voogdij. Zolang de (tijdelijke) voogdij niet is geregeld, kan niemand beslissingen nemen over [minderjarige]. Daarom is per omgaande een wettelijk vertegenwoordiger nodig in het kader van de afwikkeling van de erfenis van de moeder, zoals de afwikkeling van de woning van de moeder, waar [minderjarige] thans met [naam] verblijft. [minderjarige] stelt voor dat zij als voogd wordt benoemd in plaats van [naam].

4.Beoordeling

4.1
Nu zowel de vader als de moeder van [minderjarige] zijn overleden, dient de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 1:253g BW in het opengevallen gezag over [minderjarige] te voorzien. Hoewel de moeder [naam] had benoemd tot voogd over [minderjarige], is die benoeming nimmer geëffectueerd, zoals blijkt uit hetgeen hierna onder 4.2 is vermeld. Daarmee is het bepaalde in artikel 1:253h BW niet van toepassing op de onderhavige zaak.
4.2
Op grond van voormeld testament van 19 december 2014 heeft de moeder [naam] benoemd als voogd over [minderjarige]. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat [naam] de voogdij over [minderjarige] niet heeft aanvaard, een en ander zoals is bepaald in artikel 1:280 onder a BW. Dit gegeven is ter zitting door [naam] bevestigd. Voorts kan dit worden afgeleid uit het zich bij de stukken bevindende uittreksel uit het gezagregister van [minderjarige]. Daarin is geen vermelding opgenomen omtrent een voorziening in het gezag. Indien [naam] overeenkomstig artikel 1:280 onder a BW de voogdij over [minderjarige] zou hebben aanvaard, zou daarvan een aantekening zijn gemaakt in het gezagregister. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de testamentaire voogdij van [naam] geen rechtskracht heeft gekregen. Daarmee staat vast dat [minderjarige] thans niet onder het wettelijk vereiste gezag staat. De rechtbank dient daarin derhalve te voorzien.
4.3
De rechtbank acht een voorziening in het gezag waarbij [naam] tot voogd wordt benoemd het meest in het belang van [minderjarige]. [minderjarige] heeft in haar gesprek met de rechter aangegeven dat zij graag wil dat [naam] haar voogd wordt en dat [naam] voor haar zorgt. Niet is gebleken dat gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek van [naam] de belangen van [minderjarige] zouden worden verwaarloosd. [naam] heeft zich ter zitting bereid verklaard de voogdij te aanvaarden. In verband met de omstandigheid dat na te melden beslissing uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, als gevolg waarvan de voogdij van [naam] over [minderjarige] begint daags nadat de beslissing die de benoeming inhoudt, is verstrekt of verzonden (artikel 1:280 onder b BW), ziet de rechtbank geen aanleiding om [naam] te benoemen tot tijdelijk voogd. Dit onderdeel van het verzoek wordt derhalve afgewezen.
5 Beslissing
5.1
Bepaalt dat over de minderjarige [minderjarige]:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
tot voogd wordt benoemd: [naam], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats].
5.2
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.3
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2015.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.