ECLI:NL:RBNHO:2015:313

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
C/14/154781 / FA RK 14-1114
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en geslachtsnaamwijziging in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag en geslachtsnaamwijziging. De moeder en haar echtgenoot hebben verzocht om gezamenlijk met het gezag over hun minderjarige kind belast te worden, en om de geslachtsnaam van het kind te wijzigen in die van de echtgenoot. De moeder is van rechtswege belast met het gezag over het kind, dat geboren is uit een eerdere relatie met de vader. De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij hij zijn zorgen over de omgang en de gevolgen voor zijn rol in het leven van het kind heeft geuit. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de langdurige afwezigheid van de vader in het leven van het kind en de stabiliteit die de moeder en de echtgenoot bieden. De rechtbank oordeelde dat er geen gegronde vrees bestond dat de belangen van het kind verwaarloosd zouden worden bij toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de echtgenoot aan de wettelijke voorwaarden voor gezamenlijk gezag voldoen en dat het in het belang van het kind is om de geslachtsnaam te wijzigen. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat de geslachtsnaam van het kind zal worden gewijzigd in die van de echtgenoot. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ambtenaar van de burgerlijke stand is opgedragen om de wijziging in de akte van geboorte vast te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/14/154781 / FA RK 14-1114
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 21 januari 2015
in de zaak van:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de echtgenoot],
hierna te noemen: de echtgenoot,
beiden wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. N. Commandeur, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk.
In deze zaak is als belanghebbende aan te merken:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F. Riezebos, kantoorhoudende te Heerhugowaard.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder en de echtgenoot, ingekomen op 28 mei 2014;
- de brief van de advocaat van de moeder en de echtgenoot van 6 juni 2014, waarin op grond van persoonlijke omstandigheden wordt verzocht de procedure zes maanden aan te houden;
- de brief van de advocaat van de moeder en de echtgenoot van 4 juli 2014, waarin wordt verzocht de procedure voort te zetten;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 18 december 2014.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 december 2014 in aanwezigheid van partijen, de moeder en de echtgenoot bijgestaan door mr. N. Commandeur en de vader door mr. F. Riezebos. Voorts is verschenen de heer [de Raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad).

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De moeder en de vader hebben enkele jaren een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is geboren de minderjarige [minderjarige]:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats].
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder is van rechtswege belast met het gezag over [minderjarige].
2.2
De moeder en de echtgenoot hebben ruim 5 jaar een relatie en zij wonen sinds 4 ½ jaar samen. De moeder en de echtgenoot zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd. Uit deze relatie en dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats].

3.Verzoek

3.1
Het verzoek van de moeder en de echtgenoot strekt ertoe dat:
- zij gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] worden belast;
- de geslachtsnaam van [geslachtsnaam] wordt gewijzigd in die van de echtgenoot, te weten: [naam echtgenoot].
Ter onderbouwing van het verzoek is het volgende aangevoerd.
Gezag: In mei 2008 is de vader bij de moeder weggegaan. Er is toen een omgangsregeling overeengekomen, welke door de vader slechts drie maal is nagekomen. Er heeft al zes jaar geen enkel contact plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige], noch tussen [minderjarige] en de familie van de vader. Vanaf het moment dat de moeder en de echtgenoot een relatie hebben, hebben zij samen voor [minderjarige] gezorgd.
Geslachtsnaamwijziging: Zowel de moeder als de kinderen van haar en de echtgenoot dragen de naam [naam echtgenoot]. Voor [minderjarige] is het onduidelijk waarom zij een andere naam draagt dan de rest van het gezin. De moeder en de echtgenoot willen niet dat [minderjarige] zich hierdoor buitengesloten voelt. Het belang van [minderjarige] verzet zich niet tegen toewijzing van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging.
Ter zitting hebben de moeder en de echtgenoot nog het volgende aangegeven. [minderjarige] weet dat de vader haar biologische vader is. De vader heeft nooit zelf een verzoek gedaan om mede met het gezag te worden belast over [minderjarige], dan wel om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [minderjarige]. Het door de moeder ingediende verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] had te maken met het feit dat de moeder een WWB-uitkering ontving.

4.Verweer

4.1
De vader heeft verweer gevoerd in die zin dat hij verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek, althans het verzoek af te wijzen.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vader het volgende aangevoerd.
Gezag: Hij heeft omgang gehad met [minderjarige] tot na de eerste verjaardag van [minderjarige]. Door de moeder en de echtgenoot werden steeds meer beperkingen opgelegd, waardoor de omgang uiteindelijk is verwaterd. Hij wil graag contact met [minderjarige], maar hij voorziet grote problemen, hetgeen hem weerhoudt, omdat hij [minderjarige] niet wil belasten. De moeder zou zich in moeten zetten voor dit contact. [minderjarige] wordt belast met volwassenenproblematiek. Hij wordt overal buiten gesloten, behalve als het op geld aankomt. Volgens de moeder heeft de vader nergens recht op, maar zij heeft wel een alimentatieprocedure aanhangig gemaakt. De belangen van [minderjarige] worden verwaarloosd. BJZ heeft de vader ingelicht dat er bij de moeder en de echtgenoot sprake was van huiselijk geweld, waarvan [minderjarige] getuige is geweest.
Geslachtsnaamwijziging: [minderjarige] is nog maar zeven jaar oud. Als zij in de toekomst zelf hiertoe besluit, zou de vader zich hierbij kunnen neerleggen.
Ter zitting heeft de vader nog het volgende aangegeven. Na het einde van de relatie met de moeder is de vader door een diep dal gegaan. Hij wil graag contact met [minderjarige], maar hij is bang dat als dat niet goed gaat, dit zijn weerslag op hem zal hebben en dat het dan met hem zelf weer slechter zal gaan. Als de moeder samen met de echtgenoot het gezag zou krijgen, wordt de vader nog meer buitenspel gezet. Hij wil een rol blijven spelen in het leven van [minderjarige].
Standpunt Raad
4.2
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat er geen beletselen zijn voor gezamenlijk gezag van de moeder en de echtgenoot, dus dat verzoek kan worden toegewezen. Bij de Raad zijn geen situaties bekend waarin een minderjarige klem of verloren zou raken als het een andere achternaam zou hebben dan de broertjes en zusjes.

5.Beoordeling

Gezag
5.1
De beoordeling van dit verzoek dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 1:253t lid 1, lid 2 en lid 3 BW.
Artikel 1:253t lid 1 BW bepaalt dat indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten.
Volgens lid 2 van voormeld artikel wordt, in het geval het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, het verzoek slechts toegewezen, indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad, en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
Artikel 1:253t lid 3 BW bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden en hetgeen de moeder en de echtgenoot ter onderbouwing van het verzoek hebben aangevoerd, kan worden aangenomen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking (family life) tussen de echtgenoot en [minderjarige], zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldaan aan het bepaalde in artikel 1:253t lid 1 BW.
5.3
Gebleken is dat de moeder en de echtgenoot op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor [minderjarige] hebben gehad en dat de moeder op de dag van het verzoek gedurende ten minste drie jaren alleen met het gezag over [minderjarige] belast is geweest. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aan de in artikel 1:253t lid 2 BW genoemde voorwaarden is voldaan.
5.4
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek als op de wet gegrond toewijzen. Daarbij is van feiten en/of omstandigheden waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van [minderjarige] zouden worden verwaarloosd als bedoeld in artikel 1:253t lid 3 BW niet gebleken. De rechtbank heeft hierbij tevens acht geslagen op de belangen van de vader. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de vader weifelend is over het feit of hij omgang met [minderjarige] wel aan kan.
Geslachtsnaamwijziging
5.5
Artikel 1:253t lid 5 BW bepaalt dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
b. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen, of
c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
5.6
Aangezien [minderjarige] de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt en het verzoek van de moeder en de echtgenoot betreffende het gezamenlijk gezag wordt toegewezen, is uitsluitend de vraag aan de orde of het belang van [minderjarige] zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van de moeder en de echtgenoot.
5.7
In beginsel dient terughoudend met een geslachtsnaamwijziging te worden omgegaan, gelet op de gevolgen van een dergelijke wijziging. De geslachtsnaam van een persoon behoort tot diens identiteits- en afstammingskenmerken. Indien het verzoek om geslachtsnaamwijziging een minderjarig kind betreft zijn de belangen van het gezin waarin dat kind opgroeit in beginsel ondergeschikt aan het belang van dat kind bij het behoud van zijn identiteit. Hoewel de identiteit van kinderen mede wordt gevormd door de verbondenheid met degenen die voor hen zorgen, is een ander belangrijk facet van die identiteit gelegen in de wortels van het kind. Het vorenstaande laat echter onverlet dat onder omstandigheden een wijziging van de geslachtsnaam in het belang van de minderjarige kan zijn. In het onderhavige geval acht de rechtbank daarbij de volgende omstandigheden van belang.
5.8
Het contact tussen de vader en [minderjarige] is vóór de eerste verjaardag van [minderjarige] verbroken. Sindsdien heeft de vader geen initiatieven genomen om contacten tot stand te brengen. De vader is (ook nu nog) beducht voor contact, omdat hij de gevolgen daarvan voor zichzelf vreest. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen enkel vooruitzicht op een relevante bemoeienis van de vader bij het opgroeien van [minderjarige]. De moeder en de echtgenoot hebben aangegeven dat [minderjarige] zich afvraagt waarom zij een andere achternaam heeft dan haar (half)broertjes en –zusjes en dat [minderjarige] daarvan last ondervindt. Anders dan de vader heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de moeder stelselmatig de vader uit het leven van [minderjarige] heeft proberen weg te houden. Daarbij heeft voorts te gelden dat de moeder heeft gezegd dat [minderjarige] weet wie haar biologische vader is.
5.9
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van [minderjarige] zich niet verzet tegen de wijziging van haar geslachtsnaam, doch dat een dergelijke wijziging juist in haar belang moet worden geacht. De door de vader naar voren gebrachte bezwaren tegen wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] geven geen aanleiding om anders te oordelen. Het verzoek op dit onderdeel wordt derhalve toegewezen en de geslachtsnaam van [minderjarige] zal dan ook worden gewijzigd in de geslachtsnaam van de echtgenoot, zijnde [naam echtgenoot].

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Bepaalt dat de moeder, [de moeder], en de echtgenoot, [de echtgenoot], gezamenlijk belast worden met het gezag over de minderjarige [minderjarige]:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats].
6.2
Wijzigt de geslachtsnaam van de minderjarige [minderjarige]:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
in die zin dat de geslachtsnaam “[naam echtgenoot]” zal zijn in plaats van “[geslachtsnaam]”.
6.3
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.4
Gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer 112110, voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar over 2007 in die zin dat de geslachtsnaam van de in 6.2 genoemde minderjarige wordt gewijzigd in [naam echtgenoot].
6.5
Draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Alkmaar teneinde de hiervoor in 6.4 vermelde latere vermelding toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2015.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.