In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat centraal of er sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen ontbindende voorwaarde in een tijdelijk dienstverband. De eisers, die als uitzendkrachten voor Albert Heijn werkten, hadden een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar, die op 16 juni 2014 inging. In de overeenkomst was een bepaling opgenomen die stelde dat de arbeidsovereenkomst automatisch eindigde als de eisers niet voldeden aan de eis van het beheersen van de Nederlandse taal op niveau A2, na het volgen van een verplichte taalcursus. De eisers hebben de eindtoets van de cursus niet gehaald en vorderden in kort geding dat hun arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd.
De kantonrechter heeft de zaak op 4 maart 2015 behandeld. De eisers voerden aan dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen kan eindigen door het verstrijken van de tijd en dat de ontbindende voorwaarde in hun contract nietig was vanwege een ongeoorloofde oorzaak. Albert Heijn verweerde zich door te stellen dat de eisers niet voldeden aan de vereiste beheersing van de Nederlandse taal, wat noodzakelijk was voor de uitvoering van hun taken. De kantonrechter oordeelde dat de eisers voldoende spoedeisend belang hadden bij hun vordering, maar dat de ontbindende voorwaarde rechtsgeldig was overeengekomen. De eisers waren gezakt voor de toets en de arbeidsovereenkomst was derhalve op de overeengekomen datum ontbonden.
De kantonrechter wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de beheersing van de Nederlandse taal in de context van de werkzaamheden bij Albert Heijn en bevestigt dat een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst niet in strijd mag zijn met het ontslagrecht, mits deze niet afhankelijk is van het doen of laten van de werkgever.