ECLI:NL:RBNHO:2015:338

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
2952478 - CV EXPL 14-1291
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • S.B. Rip
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van dwaling, onrechtmatig handelen of wanprestatie door privé-persoon niet af te wentelen op B.V. waar die persoon directeur is

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap TDG en mevrouw [A]. De kern van het geschil betreft de vraag of de gevolgen van een eventuele dwaling, onrechtmatig handelen of wanprestatie bij het aangaan van de koopovereenkomst door de heer [X] in privé kunnen worden afgewenteld op TDG B.V., waarvan hij directeur is. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet mogelijk is, omdat er sprake is van twee afzonderlijke overeenkomsten. De leningsovereenkomst tussen TDG en [A] staat los van de koopovereenkomst van de onderneming Het Pandhuis Alkmaar, waarbij TDG niet betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat de gevolgen van de koopovereenkomst aan TDG kunnen worden toegerekend.

De rechtbank heeft de vordering van TDG tot betaling van € 24.999,-- door [A] toegewezen, vermeerderd met rente. De vordering van [A] in reconventie, die gericht was op vernietiging van de leningsovereenkomst, is afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [A]. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de proceskosten in reconventie zijn vastgesteld op nihil, gezien de nauwe samenhang met de conventionele vordering.

De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen persoonlijke aansprakelijkheid van een directeur en de aansprakelijkheid van de vennootschap, en bevestigt dat een directeur niet zomaar de gevolgen van zijn privéhandelingen kan afschuiven op de vennootschap.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 2952478 \ CV EXPL 14-1291 (H.K.)
Uitspraakdatum: 4 februari 2015
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [Naam eiser]
gevestigd en kantoorhoudende te Zuid-Scharwoude
eisende partij in conventie / verweerster in voorwaardelijke reconventie
verder ook te noemen: TDG
gemachtigde: mr. Th.C.J. Kaandorp, advocaat te Alkmaar
tegen
mevrouw
[naam gedaagde], wonende te [adres]
gedaagde partij in conventie / eiseres in voorwaardelijke reconventie
verder ook te noemen: [A]
gemachtigde: mr. M.V. Vermeij, advocaat te Alkmaar
[toevoeging nr. [nummer]],

1.Het tussenvonnis

In deze zaak is op 6 augustus 2014 een tussenvonnis uitgesproken, tevens eindvonnis in het
incident. De kantonrechter blijft bij hetgeen daarin is overwogen en beslist.

2.Het verdere procesverloop

in conventie en in ( voorwaardelijke) reconventie
Bij voormeld tussenvonnis is de vordering in het incident van [A] afgewezen en is in de
hoofdzaak bepaald dat [A] kan dienen van conclusie van antwoord.
[A] heeft vervolgens in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in (voorwaardelijke)
reconventie een tegenvordering ingesteld.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, welke comparitie is
gehouden op 5 januari 2015, waarbij zijn verschenen TDG bij haar directeur [X] en
[A] in persoon. Partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.
Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht, [A] aan de hand een pleitnotitie.
Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.

3.De vaststaande feiten

in conventie en in reconventie
3.1
Partijen zijn op 23 juli 2008 een overeenkomst van geldlening aangegaan.
Op grond van de overeenkomst verstrekt TDG per 1 oktober 2008 aan [A] een bedrag ter
leen van € 25.000,--. Dit bedrag dient te worden terugbetaald in 60 maandelijkse termijnen,
voor het eerst op 15 oktober 2008. Er is een rente van 6% per jaar verschuldigd.
In artikel 2 van de overeenkomst staat vermeld:
“Uiterste opnamedatum 01 oktober 2008
gelijktijdig met de overdracht van de bedrijfsactiviteiten van pandhuis alkmaar en wordt
verrekend met de overnamesom (€ 105.000,00 - € 25.000,00 = € 80.000,00).”
3.2
Op of omstreeks 1 september 2008 heeft [A] de onderneming “Het Pandhuis
Alkmaar” van de heer [x] overgenomen voor een koopsom van € 105.000,--.
Zij heeft ter financiering van die aankoop € 80.000,00 van de ABN AMRO Bank geleend.
3.3
De door TDG verstrekte lening is opeisbaar. [A] heeft de vordering uit de leningsovereenkomst ondanks sommatie niet voldaan.
3.4
De onderneming Het Pandhuis Alkmaar heeft [A] vanwege tegenvallende
resultaten in 2011 beëindigd.

4.De geschillen

in conventie
4.1
TDG vordert veroordeling van [A] tot betaling van € 24.999,--, te
vermeerderen met de (samengestelde) rente van 6% over € 21.066,72 vanaf de dag der
dagvaarding tot de dag van voldoening, kosten rechtens.
In ( voorwaardelijke) reconventie
4.2
[A] vordert , voor het geval de vordering in conventie (deels) wordt toegewezen, de leningsovereenkomst tussen partijen te vernietigen
en te verklaren voor recht dat ten gevolge van die vernietiging TDG uit hoofde van de
geldleningsovereenkomst niets meer van [A] te vorderen heeft, kosten rechtens.
in conventie en in ( voorwaardelijke) reconventie
4.3
Nu de tegeneis voortvloeit uit het verweer in conventie en de vorderingen in nauw
verband tot elkaar staan, worden deze hierna gezamenlijk behandeld.
4.4
TDG heeft het volgende -zakelijk weergegeven- gesteld als grondslag van haar
vordering en als verweer tegen de reconventionele vordering.
Op grond van voormelde leningsovereenkomst heeft TDG de volgende bedragen van [A] te
vorderen:
Restanthoofdsom € 21.066,72
Rente tot en met 1-4-2014 € 6.937,31
Achterstallige rente
€ 880,92
Derhalve in totaal: € 28.884,95
TDG beperkt haar vordering tot een bedrag van € 24.999,--, te vermeerderen met de
samengestelde rente van 6% over € 21 .066,72. Zij doet onherroepelijk afstand van het meerdere.
Volgens TDG staat de onderhavige leningsovereenkomst los van de koopovereenkomst van
het Pandhuis Alkmaar. Bij die overeenkomst was TDG niet betrokken, maar de heer
[X] in persoon.
Ten aanzien van de vordering in reconventie is TDG van mening dat deze dient te worden
afgewezen, nu deze vordering feitelijk betrekking heeft op de koopovereenkomst van de
onderneming Het Pandhuis Alkmaar, waarbij TDG geen partij is geweest. Ook is TDG van
mening dat [A] te laat een beroep op wanprestatie en/of dwaling heeft gedaan, waardoor de
klachttermijn als bedoeld in art. 7:23 lid 1 BW en art. 689 BW is overschreden. Overigens
betwist TDG dat de heer [(x)] [A] een onjuiste prognose zou hebben verstrekt over de
onderneming Het Pandhuis Alkmaar. [A] kan het ondernemersrisico niet bij TDG of de
heer [(x)] neerleggen. Door de economische crisis hebben veel ondernemingen het niet
gered de afgelopen jaren.
4.5
Als verweer tegen de vordering van TDG en als grondslag voor haar tegeneis heeft
[A] het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.
De geldleningsovereenkomst is onlosmakelijk verbonden met de koopovereenkomst van de
onderneming Het Pandhuis Alkmaar. De lening wordt verrekend met de overnamesom, zo
staat in de leningsovereenkomst (€ 105.000 minus € 25.000,-- = € 80.000,--).
[A] heeft gedwaald ten aanzien van het sluiten van de koopovereenkomst van de
onderneming, dan wel is sprake van onrechtmatig c.q. onzorgvuldig handelen en/of
wanprestatie door [(x)]. Wat voor de koopovereenkomst geldt, geldt in verband met de samenhang ook voor de geldleningsovereenkomst. Bij brief van 27 mei 2014 heeft [A] beide overeenkomsten ontbonden. Omdat de ontvangst door de wederpartij werd betwist, zijn bij brieven van 21 augustus 2014 beide overeenkomsten nogmaals ontbonden.
Voor de overname van de onderneming door [A] was de voorwaarde gesteld dat zij van het
resultaat van de onderneming de lening zou kunnen aflossen. Ten
aanzien van het aangaan van de koopovereenkomst heeft zij zich laten leiden door prognoses
die door [(x)] waren opgesteld en toegevoegd aan het ondernemingsplan. Deze prognoses waren onjuist. Omdat [A] geen enkele ervaring had als ondernemer, waarvan [(x)] op de hoogte was, rustte op hem een bijzondere zorgplicht jegens [A]. Deze heeft hij geschonden.
Er is geen overschrijding van de klachttermijn. Nadat de nieuwe boekhouder van [A] op onregelmatigheden stuitte heeft [A] geklaagd. Voor een geldlening geldt een verjaringstermijn ex art. 3:52 BW van drie jaar, die aanvangt na ontdekking van het feit.
Voor zover een beroep op verrekening in conventie niet slaagt, vordert [A] in
reconventie – zo verstaat de kantonrechter – een schadevergoeding ter grootte van het bedrag
dat in conventie door TDG wordt gevorderd.

5.De beoordeling van de geschillen

in conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.1
De kern van het geschil betreft de vraag, of de gevolgen van een eventuele dwaling,
onrechtmatig handelen of wanprestatie bij het aangaan van de koopovereenkomst, door [(x)] in privé kunnen worden afgewenteld op TDG B.V., waarvan [(x)] directeur is.
Deze vraag wordt ontkennend beantwoord, waartoe het volgende wordt overwogen.
Er is sprake van twee afzonderlijke overeenkomsten. Het feit dat [A] de lening niet was aangegaan als zij de onderneming niet zou hebben gekocht doet daaraan niet af.
Een mogelijke onjuiste voorstelling van zaken door de heer [(x)] in privé betreffende de
koopovereenkomst van de onderneming kan niet zonder meer aan TDG worden toegerekend. Door [A] zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld welke die conclusie rechtvaardigen. Het feit dat [(x)] directeur is van TDG maakt dit niet anders.
Overigens is in rechte niet komen vast te staan , samengevat, dat er gegronde redenen zijn de koopovereenkomst te ontbinden dan wel te vernietigen. Daartoe is onvoldoende gesteld en in het kader van deze procedure is beantwoording van die vraag ook niet aan de orde. [A] dient een procedure aanhangig te maken tegen de heer [(x)] in privé om in
rechte vast te doen stellen of ten aanzien van de koopovereenkomst sprake is geweest van dwaling, onrechtmatig handelen of wanprestatie. Het beroep op verrekening wordt daarom
afgewezen. De kantonrechter verwijst in dit verband ten slotte naar hetgeen in het vonnis in het incident tot oproeping in vrijwaring onder 5 werd overwogen.
5.2
Nu de vordering op grond van de gesloten leningsovereenkomst voor het overige niet wordt betwist, ook niet wat betreft de gevorderde bedragen, is deze toewijsbaar.
5.3
Gelet op het hiervoor overwogene dient de vordering van [A] te worden afgewezen.
5.4
De proceskosten komen voor rekening van [A] als de het ongelijk gestelde partij,
terwijl de proceskosten in reconventie wegens de nauwe samenhang van de zaak in conventie
en die in reconventie worden vastgesteld op nihil.
5.5
Al het overige door partijen aangevoerde behoeft, gelet op het hiervoor overwogene,
verder geen bespreking.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
Veroordeelt [A] om aan TDG tegen kwijting te betalen € 24.999,--, te vermeerderen met de
(samengestelde) rente ad 6% over € 21.066,72 vanaf 31 maart 2014 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [A] in de proceskosten, die tot heden voor TDG worden vastgesteld op een
bedrag van € 1.802,15 [€ 79,15 dagvaardingskosten, € 923,-- griffierecht en € 800,-- voor
salaris van de gemachtigde van TDG].
Verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [A] in de proceskosten aan de zijde van TDG begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. Rip, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op
woensdag 4 februari 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter