In deze zaak, die op 17 april 2015 door de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, stond de vraag centraal of de belangen van eisers bij de spoedige nakoming van een koopovereenkomst voor een woning konden worden gediend, terwijl tegelijkertijd het belang van gedaagde bij effectieve rechtsbescherming niet in het gedrang mocht komen. Gedaagde was niet in staat om ter zitting te verschijnen en er waren zorgen over zijn geestelijke toestand, die mogelijk invloed had op zijn wilsverklaringen. De voorzieningenrechter oordeelde dat aanhouding van de zaak te ver zou gaan, omdat er geen aanwijzingen waren dat gedaagde binnen enkele weken in staat zou zijn om zijn belangen adequaat te behartigen.
De voorzieningenrechter besloot om een provisioneel bewindvoerder en dwangvertegenwoordiger te benoemen. De bewindvoerder had in haar rapport aangegeven dat er geen pleitbare gronden waren voor gedaagde om zich tegen de levering van de woning te verzetten. De rechter oordeelde dat de vorderingen van eisers grotendeels voor toewijzing vatbaar waren en dat de bewindvoerder haar medewerking aan de levering van de woning moest verlenen. Gedaagde was momenteel niet in staat om zelf zorg te dragen voor de afvoer van zijn zaken, waardoor een dwangsom niet werd toegewezen. In plaats daarvan kregen eisers de machtiging om de ontruiming op kosten van gedaagde zelf te bewerkstelligen.
De voorzieningenrechter oordeelde verder dat de rectificatie van lasterlijke uitlatingen door gedaagde aan de ING op een aangepaste wijze diende te geschieden, en dat gedaagde als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De kosten werden begroot op € 1.323,19. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.