ECLI:NL:RBNHO:2015:3434

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
C-15-222791 - KG ZA 15-157.1
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een provisioneel bewindvoerder in kort geding met betrekking tot de levering van een woning

In deze zaak, die op 17 april 2015 door de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, stond de vraag centraal of de belangen van eisers bij de spoedige nakoming van een koopovereenkomst voor een woning konden worden gediend, terwijl tegelijkertijd het belang van gedaagde bij effectieve rechtsbescherming niet in het gedrang mocht komen. Gedaagde was niet in staat om ter zitting te verschijnen en er waren zorgen over zijn geestelijke toestand, die mogelijk invloed had op zijn wilsverklaringen. De voorzieningenrechter oordeelde dat aanhouding van de zaak te ver zou gaan, omdat er geen aanwijzingen waren dat gedaagde binnen enkele weken in staat zou zijn om zijn belangen adequaat te behartigen.

De voorzieningenrechter besloot om een provisioneel bewindvoerder en dwangvertegenwoordiger te benoemen. De bewindvoerder had in haar rapport aangegeven dat er geen pleitbare gronden waren voor gedaagde om zich tegen de levering van de woning te verzetten. De rechter oordeelde dat de vorderingen van eisers grotendeels voor toewijzing vatbaar waren en dat de bewindvoerder haar medewerking aan de levering van de woning moest verlenen. Gedaagde was momenteel niet in staat om zelf zorg te dragen voor de afvoer van zijn zaken, waardoor een dwangsom niet werd toegewezen. In plaats daarvan kregen eisers de machtiging om de ontruiming op kosten van gedaagde zelf te bewerkstelligen.

De voorzieningenrechter oordeelde verder dat de rectificatie van lasterlijke uitlatingen door gedaagde aan de ING op een aangepaste wijze diende te geschieden, en dat gedaagde als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De kosten werden begroot op € 1.323,19. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/222791 / KG ZA 15-157
Vonnis in kort geding van 17 april 2015
in de zaak van

1.[eiser1],

wonende te Koog aan de Zaan,
2.
[eiser2],
wonende te Koog aan de Zaan,
eisers,
advocaat mr. L. de Leon,
tegen
[gedaagde],
wonende te Koog aan de Zaan,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 april 2015 en de daarin genoemde stukken;
  • het ingevolge dit vonnis aan de voorzieningenrechter uitgebrachte rapport van de provisioneeel bewindvoerder van 10 april 2015;
  • het naar aanleiding van dit rapport gevoerde telefonische overleg met de bewindvoerder;
  • de reactie op het rapport van mr. De Leon van 16 april 2015.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
In voormeld tussenvonnis is de bewindvoerder verzocht om een onderzoek in te stellen teneinde vast te stellen of sprake is van pleitbare gronden aan de zijde van gedaagde om zich tegen de levering van de ten processe bedoelde woning te verzetten.
2.2.
De bewindvoerder heeft in haar rapport -kort samengevat- laten weten dat er geen pleitbare gronden zijn die levering van de woning in de weg staan. Zij heeft erop gewezen dat zij verwacht dat gedaagde zijn medewerking aan ontruiming van de woning niet zal (kunnen) verlenen. Zij heeft voorgesteld om bij nader vonnis een voorziening te geven die een voortvarende afwikkeling van de levering mogelijk maakt.
2.3.
Mr. De Leon heeft aangegeven dat zijn cliënten naar aanleiding van de rapportage van de bewindvoerder persisteren bij hun vorderingen. Naar aanleiding van die vorderingen wordt als volgt overwogen en beslist. Daarbij is uitgangspunt dat uit het onderzoek van de bewindvoerder blijkt dat van de in het tussenvonnis opgenomen feiten kan worden uitgegaan.
Levering en ontruiming
2.4.
De desbetreffende vorderingen zijn goeddeels voor toewijzing vatbaar. Teneinde ordelijke afwikkeling van de levering te borgen zal overeenkomstig het tussenvonnis worden bepaald dat de bewindvoerder haar medewerking aan de levering zal verlenen.
Dat betekent dat eisers geen belang hebben bij het gevorderde sub 3.1.1.
2.5.
Nu gedaagde momenteel niet in staat is om zelf de zorg voor afvoer van zijn zaken op zich te nemen, zal een dwangsom niet worden toegewezen. In plaats daarvan zal aan eisers machtiging worden verstrekt om de ontruiming, op kosten van gedaagde, zonodig zelf te bewerkstelligen en de eigendommen van gedaagde zo nodig op diens kosten op te slaan.
De voorzieningenrechter krijgt uit de brief van mr. De Leon overigens de indruk dat met de familie van gedaagde afspraken kunnen worden gemaakt die het nog verder oplopen van kosten voorkomen en vertrouwt erop dat eisers prudent met de belangen van gedaagde omgaan.
Boete
2.6.
De aanpak van de zaak is erop gericht geweest levering van de woning op verantwoorde wijze te bewerkstelligen. Door de situatie waarin gedaagde zich bevindt heeft hij zich niet adequaat kunnen verweren tegen deze vordering. Verder is van een spoedeisend belang bij invordering niet gebleken. Onder die omstandigheden wordt deze vordering op grond van een afweging van de betrokken belangen geweigerd.
Rectificatie
2.7.
De bewindvoerder heeft gerapporteerd dat zij naar aanleiding van het door haar uitgevoerde onderzoek het vermoeden heeft dat de weigering van gedaagde om de woning te leveren is terug te voeren tot het gemis van zijn ouders en de emotionele waarde die de woning voor gedaagde heeft. De bewindvoerder acht goed mogelijk dat het besef de woning kwijt te raken pas na ondertekening van de koopovereenkomst is gekomen en heeft de indruk dat gedaagde in het licht van dat besef de verkoop van de woning op elke manier heeft willen tegen gaan.
De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat de uitlatingen van gedaagde in de mail aan de ING van 31 januari 2015 hierin hun verklaring vinden. Dat neemt niet weg dat die uitlatingen lasterlijk en daarmee onrechtmatig zijn, maar brengt wel mee dat de gevorderde rectificatie, bij afweging van de betrokken belangen, een aan de omstandigheden aangepaste inhoud dient te krijgen.
Eisers kunnen die rectificatie in voldoende mate bewerkstelligen door een kopie van dit vonnis toe te zenden aan de persoon of personen binnen de ING die de hiervoor genoemde mail hebben ontvangen en/of door wie eisers omtrent de inhoud van die mail zijn aangesproken. Bij een verdergaande rectificatie hebben eisers onvoldoende belang.
Nu gedaagde gedwongen is opgenomen acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat hij zich opnieuw jegens eisers aan laster zal schuldig maken. Het verbod wordt daarom ook niet toegewezen.
Proceskosten
2.8.
Gedaagde zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, de nakosten daaronder begrepen.
De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht 282,00
- salaris advocaat 816,00
- nakosten 131,00
Totaal € 1.323,19
2.9.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat de kosten van de bewindvoerder, conform haar specificatie, uit de verkoopopbrengst moeten worden voldaan, maar aan die kosten wel een maximum stellen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
Bepaalt dat de bewindvoerder als vertegenwoordiger van gedaagde op de voet van art. 3:300 BW haar medewerking zal verlenen aan de levering van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres], kadastraal bekend als [kadaster] door het verrichten van de daartoe vereiste leveringshandelingen;
3.2.
Bepaalt dat de tot op heden gemaakte kosten van de bewindvoerder, conform haar specificatie, uit de verkoopopbrengst dienen te worden voldaan, met dien verstande dat deze kosten een bedrag van € 3.250,-- niet te boven zullen gaan;
3.3.
Veroordeelt gedaagde om binnen tien dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis de woning, met al wie en al wat zich daarin vanwege gedaagde bevindt, te ontruimen en te verlaten;
3.4.
Machtigt eisers om de ontruiming, op kosten van gedaagde, zonodig zelf te doen bewerkstelligen, en de eigendommen van gedaagde op diens kosten op te slaan;
3.5.
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, aan de zijde van eisers begroot op € 1.323,19;
3.6.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. van der Salm-van Gelderen op 17 april 2015. [1]

Voetnoten

1.type: 1053