ECLI:NL:RBNHO:2015:3639

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
C-15-222514 - JU RK 15-318
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor jeugdige in de gemeente Heerhugowaard

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 maart 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van een machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, geboren op 11 januari 2001. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) had verzocht om de machtiging te verlengen voor de duur van zes maanden, maar heeft dit ter zitting teruggebracht naar vier maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de jeugdige, haar ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder van de jeugdige heeft het gezag over haar en heeft ingestemd met het verzoek tot verlenging van de machtiging, hoewel zij teleurgesteld was over de voortgang van de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige belemmeren. De kinderrechter heeft de eerdere uitspraken van andere rechtbanken in overweging genomen, maar heeft besloten deze niet te volgen, gezien de ingrijpende gevolgen voor de hulpverlening aan de jeugdige. De machtiging is verleend voor de periode van vier maanden, tot 26 juli 2015.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Zittingsplaats: Transferium te Heerhugowaard
zaakgegevens : C/15/222514 / JU RK 15-318
datum uitspraak: 24 maart 2015

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna de GI,

gevestigd te Alkmaar, namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard.
betreffende
[jeugdige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats],

[de vader], hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats].

Het procesverloop

Op 23 februari 2014 is door de GI een verzoekschrift ingediend om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlengen voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden nader zullen worden aangehouden.
De kinderrechter heeft, naast het verzoekschrift, kennis genomen van de volgende stukken:
  • de toestemmingsverklaring gesloten jeugdhulp van de moeder van 20 februari 2015;
  • de verleningsbeslissing van 20 februari 2015, waaruit blijkt dat [jeugdige] in aanmerking komt voor verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp;
  • het mandaatbesluit van het College van burgemeester en wethouders (hierna: B&W) van de gemeente Heerhugowaard van 20 januari 2015;
  • het gezinsplan van de GI van 18 februari 2015;
  • de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 20 maart 2015;
  • het e-mailbericht van mr. Groot aan de kinderrechter van 2 april 2015.
Aangezien het verzoek een plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp betreft, is aan de jeugdige op 25 februari 2015 als raadvrouw mr. J.W.E. Groot, advocaat te Bovenkarspel, toegevoegd.
Op 24 maart 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, alwaar zijn verschenen de jeugdige [jeugdige], bijgestaan door mr. Groot, en de ouders. Namens de GI is verschenen mevrouw [medewerker GI]. Voorts zijn (als informanten) verschenen de groepsleider en ambulant begeleiders van Transferium.
[jeugdige] is voorafgaand aan de zitting, in bijzijn van mr. Groot, ook afzonderlijk gehoord.

De feiten

De moeder is belast met het gezag over [jeugdige].
Bij beschikking van 23 december 2014 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdzorg verleend voor de duur van drie maanden, tot 26 maart 2015.
[jeugdige] verblijft sinds 26 december 2014 in Transferium te Heerhugowaard.

Het standpunt van verzoeker

De GI is van mening dat de gesloten plaatsing verlengd dient te worden omdat het onderzoek van [jeugdige] nog niet is afgerond en de behandelfase van [jeugdige] binnen Transferium nog niet is opgestart. De grootste zorg met betrekking tot [jeugdige] betreft haar weerbaarheid. [jeugdige] moet leren 'nee' te zeggen, met name vanwege de veiligheidsrisico’s. Verder dient toegewerkt te worden naar een thuissituatie waarin zij zich prettig voelt. [jeugdige] heeft nog niet veel verlof gehad. Zij is op dit moment beperkt aan het oefenen met vrijheden. Op 9 april 2015 staat een werkplanbespreking gepland. Het streven is om [jeugdige] na de zomervakantie weer thuis te kunnen plaatsen. Om een en ander in goede banen te leiden is een verlenging van minstens vier maanden noodzakelijk. Ter zitting heeft de GI daarom de duur van het verzoek teurggebracht van zes naar vier maanden.

De standpunten van belanghebbenden

Mr. Groot heeft namens [jeugdige] ter zitting aangegeven dat de onderbouwing van het verzoek tekortschiet. Er wordt gesteld dat er nog niets in de situatie is veranderd en dat de zorgen over [jeugdige] nog niet zijn weggenomen, maar de vraag is of [jeugdige] wel voldoende heeft kunnen oefenen met vrijheden, nu zij nog maar beperkt verlof heeft gehad. Dat klemt temeer nu duidelijk is dat het verlof onder toezicht van de ouders goed is gegaan. Desondanks wordt ingestemd met het verzochte, onder de voorwaarde dat de verleningsbeslissing voldoet aan de vereisten die daaraan door de wet worden gesteld. Een en ander zou binnen een termijn van ten hoogste vier maanden te realiseren moeten zijn.
[jeugdige] heeft in het gesprek met de kinderrechter en ter zitting naar voren gebracht dat zij het gevoel heeft dat zij rustiger is geworden. De band met haar beide ouders is goed, maar na de beëindiging van haar verblijf in Transferium wil zij bij haar vader gaan wonen. Op (de binnen)school gaat het goed, maar [jeugdige] wil naar een buitenschool, bijvoorbeeld de Spinaker. Verder heeft [jeugdige] aangegeven bereid te zijn mee te werken aan therapie in het kader van haar weerbaarheid. Andere therapieën acht [jeugdige] niet nodig. [jeugdige] heeft behoefte aan duidelijkheid en heeft er daarom grote moeite mee dat er tot op heden nog geen behandeling heeft plaatsgevonden.
De ouders hebben ter zitting verklaard dat zij het eens zijn met het verzochte, maar dat zij wel teleurgesteld zijn over het feit dat er nog maar zo weinig is gebeurd de afgelopen periode. Er worden alleen maar gesprekken gevoerd. Verder missen de ouders een behandelplan en een duidelijke visie op het vervolgtraject. Ook de communicatie met de hulpverlening laat te wensen over. Miscommunicatie geeft onrust en dat werkt door in het gedrag van [jeugdige]. Therapie zal met name gericht dienen te zijn op het gegeven dat [jeugdige] moeite heeft met gezag en regels. De ouders hopen dat [jeugdige] leert om meer geduld te hebben en niet bij voorbaat haar medewerking aan bepaalde zaken weigert.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter onderschrijft de visie van de GI en de gedragwetenschapper dat de geslotenheid nog langer noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat vanuit rust en structuur naar een stabiele basis bij één van haar ouders kan worden toegewerkt. Daarbij zal wel voortvarendheid dienen te worden betracht. Het is voor de motivatie van [jeugdige] van groot belang dat spoedig wordt gestart met behandeling gericht op het vergroten van haar weerbaarheid en het aanvaarden van gezag. Verder zal gekeken moeten worden wat de mogelijkheden zijn om [jeugdige] op een buitenschool te krijgen. Van haar zijde dient [jeugdige] inzet, een coöperatieve opstelling en bereidheid om te veranderen te laten zien.
Met betrekking tot de (na de zitting overgelegde) mandaatbeslissing van B&W heeft mr. Groot per e-mail van 2 april 2015 laten weten dat zij van mening is dat het mandaatbesluit van B&W van de gemeente Heerhugowaard niet strookt met de eisen die de wet daaraan stelt en dat een verzoek voor een ‘vrijwillige’ gesloten machtiging niet door de GI kan worden gedaan. Mr. Groot verzoekt de kinderrechter hieraan de conclusies te verbinden die hem gerade voorkomen.
De kinderrechter is bekend met de door mr. Groot genoemde uitspraken van de rechtbank Gelderland van 16 februari 2015 (ECLI:NL:RBGEL:2015:1159) en de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:2064). Daarin is – kort gezegd – overwogen dat in geval van een verzoek tot gesloten jeugdhulp met instemming van ouders met gezag, mandaatverlening door het college van burgemeester en wethouders aan de GI in strijd is met de aard van de bevoegdheid omschreven in artikel 6.1.8. Jeugdwet en dat dit ook geldt voor de mandaatverlening met betrekking tot het nemen van de verleningsbeslissing als bedoeld in artikel 6.1.2, vijfde lid, van de Jeugdwet. De kinderrechter overweegt dat deze uitspraken nog niet in hoger beroep zijn bekrachtigd. Vooralsnog ziet de kinderrechter daarom geen reden om die uitspraken te volgen, mede gezien de ingrijpende gevolgen die dat kan hebben voor de noodzakelijke hulpverlening aan de jeugdige. Dat betekent dat de kinderrechter ervan uitgaat dat in dit geval zowel voor de indiening van het verzoek als voor het afgeven van de verleningsbeslissing is voldaan aan de daaraan gestelde formele vereisten.
De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp daarom – conform het ter zitting aangepaste verzoek – verlenen voor de periode van vier maanden, tot 26 juli 2015.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met betrekking tot [jeugdige], geboren op 11 januari 2001 te [geboorteplaats], ingang van 26 maart 2015 tot uiterlijk 26 juli 2015.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam