In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, tijdens een ruzie met het latere slachtoffer een mes gepakt en deze in de buik van het slachtoffer gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij vitale lichaamsorganen zou kunnen raken, wat met de dood als gevolg had kunnen hebben. De rechtbank heeft de tenlastelegging in drie delen geanalyseerd: primair, subsidiair en meer subsidiair, waarbij de verdachte uiteindelijk werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair feit als bewezen werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat niet aannemelijk was dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond. De rechtbank overwoog dat de verdachte de mogelijkheid had om de confrontatie te vermijden, maar dit niet deed. De omstandigheden waaronder het feit plaatsvond, zoals de dronkenschap van zowel de verdachte als het slachtoffer, zijn meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer, die nog steeds last heeft van pijnklachten en psychische problemen, in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.