ECLI:NL:RBNHO:2015:445

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
3111582
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen bijdrage voor zorgvoorzieningen door CAK

In deze zaak vordert de CAK (Centraal Administratie Kantoor) betaling van een eigen bijdrage van € 246,83 van de gedaagde partij, die een scootmobiel heeft ontvangen in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De gedaagde heeft enkele facturen niet betaald en stelt dat het in rekening gebrachte bedrag te hoog is, omdat de scootmobiel vaak defect was en uiteindelijk door de gemeente is teruggehaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de facturen, waardoor deze formele rechtskracht hebben verkregen. De kantonrechter oordeelt dat de CAK de gevorderde hoofdsom voldoende heeft gespecificeerd en dat de wettelijke rente toewijsbaar is. De gedaagde heeft zich beroepen op betalingsonmacht, maar dit is geen reden om de vordering af te wijzen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat niet is aangetoond dat de gedaagde een aanmaning heeft ontvangen. De proceskosten worden toegewezen aan de CAK, en de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 3111582 \ CV EXPL 14-1630
Uitspraakdatum: 7 januari 2015

Vonnis in de zaak van:

het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam
CAK, zetelend en kantoorhoudend te ’s-Gravenhage, als rechtsopvolgster onder algemene titel van de besloten vennootschap CAK B.V., gevestigd en kantoorhoudend te ‘s-Gravenhage
eisende partij
verder ook te noemen: CAK
gemachtigde: AGC Gerechtsdeurwaarders en Incasso te Amsterdam
tegen
[naam gedaagde partij],wonende te [adres]
gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

Het verdere procesverloop

1. Voor het procesverloop verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 1 oktober 2014 waarbij CAK in de gelegenheid is gesteld zich bij akte uit te laten. Die akte heeft CAK op 29 oktober 2014 genomen waarna [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld zich uit te laten bij akte. [gedaagde] heeft vervolgens geen akte genomen.
2. Daarna is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

De feiten

3. De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.
4. CAK is krachtens artikel 49 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdragen die verschuldigd zijn voor ontvangen zorg, hulpmiddelen of voorzieningen die zijn verstrekt in het kader van de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
5. [gedaagde] heeft in dat kader een hulpmiddel, te weten een scootmobiel, ontvangen. CAK heeft facturen verzonden waarbij eigen bijdragen zijn opgelegd. [gedaagde] heeft (enkele) facturen niet betaald.

Het geschil

6. CAK vordert – na vermeerdering van de eis - betaling van een hoofdsom ad € 246,83 van [gedaagde]. Ook vordert CAK betaling van de wettelijke rente (tot de dag van dagvaarding bedragend € 4,90) en de buitengerechtelijke incassokosten ad € 48,40.
7. CAK legt aan haar vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] krachtens artikel 6 lid 4 AWBZ juncto artikel 16 d Bijdragebesluit Zorg en/of artikel 15 WMO juncto artikel 4.1 Besluit Maatschappelijke Ondersteuning een eigen bijdrage voor het gebruik van de scootmobiel is verschuldigd. CAK heeft aan de hand van de door de zorgverlener en/of gemeente verstrekte gegevens de verschuldigde eigen bijdragen aan [gedaagde] gefactureerd. De facturen zijn betalingsbeschikkingen in de zin van artikel 1:3 lid 2 juncto artikel 4:86 Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen binnen 6 weken bezwaar openstaat. [gedaagde] heeft alle termijnen voor bezwaar laten verstrijken, waardoor de beschikkingen formele rechtskracht hebben verkregen. [gedaagde] heeft echter ondanks sommaties de in de periode van 17 september 2012 tot en met 31 juli 2013 en van 28 augustus 2013 tot en met 18 november 2013 door CAK gefactureerde eigen bijdragen tot een bedrag van € 246,83 onbetaald gelaten.
8. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Daartoe stelt [gedaagde] – samengevat – dat het in rekening gebrachte bedrag te hoog is. De scootmobiel was vaak kapot en is uiteindelijk medio juli 2013 door de gemeente teruggehaald wegens de hoge onkosten. [gedaagde] heeft naar hij aanvoert meerdere keren naar CAK gebeld met de mededeling dat het bedrag te hoog was. CAK heeft beloofd formulieren op te sturen waarmee [gedaagde] bezwaar kon maken. [gedaagde] heeft deze formulieren echter niet ontvangen. [gedaagde] wil wel betalen, maar kan dat niet gelet op zijn financiële situatie.
9. Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.

De beoordeling

10. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (verder: het gerechtshof) van 22 oktober 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:7955). In het arrest heeft het gerechtshof CAK in een soortgelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard voor zover het facturen betrof ter invordering van de eigen bijdragen voor huishoudelijke hulp vanaf 1 juli 2009. CAK heeft aangegeven dat door haar tegen dat arrest cassatie is ingesteld bij de Hoge Raad. Ook de kantonrechter zal zich derhalve eerst over de vraag buigen of CAK eigen bijdragen kan vorderen die zijn gedateerd na 1 juli 2009.
11. Met de Wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Awb (vierde tranche Awb) is onder meer de titel 4.4 “Bestuursrechtelijke geldschulden” aan de Awb toegevoegd. Deze titel is op 1 juli 2009 in werking getreden en van toepassing op geldschulden die voortvloeien uit (onder meer) besluiten die vatbaar zijn voor bezwaar en beroep. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 januari 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BK893) valt op te maken dat facturen als in de onderhavige zaak aan de orde, besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zijn. Dergelijke besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb zijn vatbaar voor bezwaar en beroep. Titel 4.4. van de Awb is dan ook op de hier in het geding zijnde geldschulden van toepassing. Nu gesteld noch gebleken is dat tegen de facturen bezwaar is gemaakt en de bezwaar- dan wel beroepstermijnen zijn verstreken, is sprake van zogenaamde formele rechtskracht. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de formele rechtskracht niet geldt of waardoor de vordering van CAK naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat betekent dat de kantonrechter inhoudelijk van de juistheid van de verzonden facturen zal moeten uitgaan.
12. Dat tegen de facturen administratiefrechtelijk bezwaar- en beroep openstond, wil echter niet zeggen dat daarmee de weg naar de kantonrechter is afgesloten. Titel 4.4. van de Awb bepaalt immers niet dat de beschikking waarbij een bestuursrechtelijke geldschuld rechtens onaantastbaar is vastgesteld, een executoriale titel oplevert. Artikel 4:114 van de Awb kent weliswaar de figuur van invordering bij dwangbevel maar uit artikel 4:115 van de Awb volgt dat deze bevoegdheid slechts bestaat indien en voor zover deze bij de wet is toegekend. De kantonrechter is niet gebleken dat de bevoegdheid tot invordering bij dwangbevel in de AWBZ, WMO of andere publiekrechtelijke wet aan het CAK is toegekend. In voorkomende gevallen zal CAK dus ook bij bestuursrechtelijke geldschulden waarbij de schuldenaar in gebreke blijft de schuld te betalen ter invordering een executoriale titel moeten zien te verkrijgen. Voorts wijst de kantonrechter op artikel 4:124 van de Awb waarin is bepaald dat het bestuursorgaan ten aanzien van de invordering ook over de bevoegdheden die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft, beschikt. Al met al zal de kantonrechter oordelen over de bij [gedaagde] in rekening gebrachte facturen.
13. Als door [gedaagde] onweersproken staat vast dat hij geen bezwaarschrift heeft ingediend tegen de in rekening gebrachte eigen bijdragen. Hierdoor hebben de facturen (beschikkingen) waarbij deze bijdragen in rekening zijn gebracht formele rechtskracht verkregen. Weliswaar heeft [gedaagde] bij dupliek aangevoerd dat hij meerdere malen telefonisch bezwaar heeft gemaakt tegen de eigen bijdragen en dat CAK had beloofd formulieren op te sturen voor het maken van bezwaar, maar [gedaagde] heeft dit verweer onvoldoende onderbouwd. Zo heeft [gedaagde] niet gesteld wanneer en met wie hij daarover heeft gesproken. Hierom zal dit verweer worden verworpen en zal de kantonrechter uit moeten gaan van de juistheid van de opgelegde eigen bijdragen. Aan een inhoudelijke beoordeling van diverse bezwaren van [gedaagde] komt de kantonrechter dan ook niet toe.
14. Overigens heeft [gedaagde] bij dupliek gesteld dat hij de eigen bijdragen wel wil betalen. [gedaagde] heeft zich beroepen op betalingsonmacht, maar dat is geen reden om de vordering af te wijzen. Het treffen van een betalingsregeling staat de kantonrechter niet vrij. Hiervoor zal [gedaagde] zich tot de gemachtigde van CAK moeten wenden.
15. De kantonrechter is van oordeel dat CAK de gevorderde hoofdsom door middel van de bij repliek overgelegde facturen afdoende heeft gespecificeerd.
16. Uit het vorenstaande volgt dat de gevorderde hoofdsom ad € 246,83 toewijsbaar is.
17. Nu vaststaat dat [gedaagde] met tijdige betaling van het verschuldigde in verzuim is, zal ook de wettelijke rente worden toegewezen zoals hierna vermeld.
18. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen echter worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat aan [gedaagde] een aanmaning is toegezonden waarin hem een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven zoals voorgeschreven in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
19. De uitslag van de procedure brengt mee dat de proceskosten voor rekening van [gedaagde] komen.

De beslissing

De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om aan CAK tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 251,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 246,83 vanaf 19 mei 2014 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor CAK worden vastgesteld op een bedrag van € 300,43 (€ 95,43 aan dagvaardingskosten, € 115,- aan griffierecht en een bedrag van € 90,- voor salaris van de gemachtigde van CAK).
Verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 7 januari 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter