ECLI:NL:RBNHO:2015:4554

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
3767249 WM VERZ 15-8
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van administratief beroep wegens termijnoverschrijding na faillissement

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een administratief beroep door de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat het niet tijdig was ingediend. Betrokkene deed een beroep op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, omdat hij failliet was verklaard en geen post ontving door een postblokkade. De kantonrechter oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat betrokkene niet op de hoogte was gesteld van de beschikking door de curator. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en verklaarde het beroep gegrond. De gedraging waarvoor de sanctie was opgelegd, namelijk het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig, werd vastgesteld, maar de kantonrechter matigde de sanctie tot € 100,00, omdat het motorrijtuig niet op de weg was geweest ten tijde van de overtreding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Alkmaar
Zaaknr.: 3767249 \ WM VERZ 15-8 DG
CJIB-nummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 13 maart 2015
Beslissing op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
[betrokkene]
[adres]
hierna te noemen betrokkene.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld ter zitting van 6 maart 2015. Ter zitting is verschenen: de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie. Betrokkene is verschenen en heeft zijn zienswijze toegelicht.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd luidt – kort omschreven – als volgt: voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift – dat zich bij de stukken bevindt – de gronden daarvoor aangevoerd. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft het standpunt van de officier van justitie verwoord.
De officier van justitie heeft geoordeeld dat het beroep tegen de inleidende beschikking niet tijdig is ingesteld en dat het beroep niet-ontvankelijk is. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, WAHV in verbinding met de artikelen 6:7 en 6:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroep tegen de inleidende beschikking te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop de beschikking aan de betrokkene is toegezonden. Deze beroepstermijn eindigde op 20 mei 2013. Het beroepschrift is gedateerd 31 december 2013 en het is blijkens een daarop gestelde stempel op 6 januari 2014 bij de CVOM ingekomen. Het beroep is dus niet tijdig ingesteld.
Artikel 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Betrokkene doet een beroep op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, omdat hij op 11 december 2012 failliet is verklaard. Artikel 14 Faillissementswet bepaalt dat de aan betrokkene toegezonden post in beginsel door het postvervoerbedrijf zal worden afgegeven aan de faillissementscurator. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij door de curator niet op de hoogte is gesteld van de initiële beschikking en dat hij pas ruim nadat het faillissement was opgeheven zich ervan heeft kunnen vergewissen dat aan hem de betreffende sanctie was opgelegd. De kantonrechter overweegt dat indien de curator niet zelf in beroep is gegaan tegen de initiële beschikking, maar ook betrokkene niet op de hoogte heeft gesteld van deze beschikking, de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar kan zijn. Echter, dan dient betrokkene wel zo spoedig mogelijk nadat hij van het bestaan van die initiële beschikking op de hoogte raakt beroep in te stellen. Daarvoor is betrokkene in het algemeen twee weken gegund (ELCI:NL:GHAMS:2014:1246). Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat hij twee maanden na opheffing van het failllissement beroep heeft ingesteld bij de officier van justitie. Gelet op de door betrokkene aangevoerde omstandigheden, te weten dat het de nodige tijd heeft geduurd voordat betrokkene zijn administratie van de curator heeft teruggekregen, én dat het een grote en onoverzichtelijke hoeveelheid stukken was, acht de kantonrechter deze termijn in het onderhavige geval redelijk. Vorenstaande brengt mee dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De kantonrechter verklaart in zoverre het beroep gegrond en zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen.
Opnieuw rechtdoende verklaart de kantonrechter het beroep van betrokkene gedeeltelijk gegrond. De kantonrechter overweegt dat de gedraging vast staat, omdat het voertuig op de genoemde datum inderdaad niet verzekerd is geweest. Dat betekent dat een sanctie kon worden opgelegd. Echter, het is de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat het motorrijtuig op het moment van de pleegdatum viel in de boedel die beheerd werd door de curator en dat betrokkene daarom niet kon beschikken over het motorrijtuig. De kantonrechter acht het dientengevolge voldoende aannemelijk dat het motorrijtuig niet op de weg is geweest. Gelet op het vorenstaande ziet de kantonrechter aanleiding om de sanctie te matigen tot € 100,00.

De beslissing

De kantonrechter:
 verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
 verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de beschikking, in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 100,00.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 14 WAHV hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Datum toezending: