ECLI:NL:RBNHO:2015:4729

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
10 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2307
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en rechtskarakter van de transponeringstabel in het kader van de overgang naar een LFNP-functie voor politieambtenaren

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 20 mei 2015, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de korpschef van politie behandeld. Eiseres, werkzaam als Administratief Secretarieel Medewerker, heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning van haar functie binnen het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en de bijbehorende indeling in een vakgebied. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit, dat op 25 april 2014 is genomen, een bevoegdheidsgebrek vertoont, maar dit gebrek wordt gepasseerd omdat eiseres niet in haar belang is geschaad. De rechtbank stelt vast dat de transponeringstabel, die als basis voor de functietoekenning is gebruikt, een algemeen verbindend voorschrift is. Dit betekent dat de korpschef gebonden is aan de regels die hierin zijn vastgelegd. Eiseres stelt dat zij onterecht is ingedeeld in een vakgebied en dat haar functie niet overeenkomt met de werkzaamheden die zij verricht. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder op het niveau van het vakgebied een onjuiste toepassing heeft gegeven aan de Regeling. Het beroep van eiseres wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/2307

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Scheggetman),
en

de korpschef van politie, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres over de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 in het vakgebied Administratie & Secretariaat de functie Administratief Secretarieel Medewerker (schaal 6) toegekend binnen het Landelijke Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Administratief Secretarieel Medewerker.
Bij besluit van 25 april 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2014. Het beroep is tegelijk met een zevental soortgelijke zaken behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door
mr. [naam 1] en mr. [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot, mr. M.G.J. Breuer, M.H. Horst en R.M.M. Paulssen.

Overwegingen

1.1
Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft verweerder de uitgangspositie van eiseres voor de overgang naar een LFNP-functie vastgesteld op de functie Administratief Medewerker D. Bij aanvullend besluit van 20 februari 2012 heeft verweerder op de peildatum 31 december 2011 het taakaccent Beheer aan eiseres toegewezen. Eiseres heeft tegen deze besluiten geen rechtsmiddelen ingesteld.
1.2
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer
afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er
is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende
functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de
functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke
functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister
van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling
vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen
is beschreven in de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling),
vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.3
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren
in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen
van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit
uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op
23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel
3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp)
(Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle
individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij
besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere
politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel
van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.4
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP functies
door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de
Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel
Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de
functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding,
Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de
domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied.
Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld,
waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest
vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching
zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en
gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een
gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de
Staatscourant.
1.5
De bestreden besluiten zien op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een
LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede
en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij
de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de
organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen
leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie
(artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
Bevoegdheid2.1 De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerders besluit bevoegdelijk is genomen.
2.2
Het bestreden besluit is ondertekend door de Programmadirecteur Human Resource Management (HRM) als plaatsvervanger van de directeur HRM, namens de korpschef van politie. Het primaire besluit is genomen door de HRM-liaison.
2.3
De rechtbank stelt vast dat de korpschef in verband met de overgang naar het LFNP een bijzonder mandaatbesluit heeft genomen, te weten het Mandaat directeur HRM overgang LFNP (het Mandaat). In artikel 2.1 in samenhang bezien met artikel 1.1 van het Mandaat is de directeur HRM specifiek gemandateerd om besluiten te nemen als bedoeld in artikel 7 van de Regeling, zijnde de primaire besluiten tot toekenning van en overgang naar een LFNP-functie. De rechtbank leidt hieruit af dat daarmee niet tevens een mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar is verleend.
2.4
Nu een bijzonder mandaatbesluit voor het nemen van de beslissing op bezwaar ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat op zichzelf kan worden teruggevallen op het algemeen mandaatbesluit, te weten het Mandaatbesluit politie januari 2014. Hierin is in artikel 5, eerste lid, bepaald dat aan de directeur HRM mandaat wordt verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot diens werkterrein en de daarbij behorende budgetverantwoordelijkheid, welke bevoegdheid niet is beperkt tot het nemen van primaire besluiten. Uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 oktober 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:6465) heeft de rechtbank opgemaakt dat de korpschef op de zitting aldaar heeft erkend dat de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie niet exclusief tot het gebruikelijke werkterrein van de directeur HRM behoort. Volgens de korpschef is het LFNP-project echter in het Mandaat als werkterrein aan de directeur HRM toebedeeld. Naar het oordeel van de rechtbank valt dat evenwel niet uit de bewoordingen daarvan af te leiden. In dat verband acht de rechtbank tevens van belang dat het Mandaat uitdrukkelijk is beperkt tot het nemen van primaire besluiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook aan het bestreden besluit ten aanzien waarvan de korpschef het bevoegd gezag is, een bevoegdheidsgebrek kleeft. Nu echter de korpschef het bestreden besluit op 4 november 2014 heeft bekrachtigd, wordt dit bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat niet gebleken is dat eiseres door dit gebrek in haar belang is geschaad.
Rechtskarakter transponeringstabel2.5 Eiseres stelt dat zij gematcht had moeten worden met de LFNP-functie Gespecialiseerd Medewerker A. Verweerder voert aan dat hij zich bij de besluitvorming met betrekking tot de toekenning van de LFNP-functie op de transponeringstabel heeft gebaseerd en dat hij daartoe ook gehouden was, omdat het een algemeen verbindend voorschrift betreft. Of de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is, dient de rechtbank ambtshalve te toetsen. Zoals uit het hierna volgende blijkt, volgt de rechtbank op dit punt in grote lijnen de overwegingen van de rechtbank Gelderland in voornoemde uitspraak van
14 oktober 2014.
2.6
De rechtbank stelt vast dat in artikel 6, tweede lid, van het Bbp in samenhang met artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 aan de Minister regelingsbevoegdheid is toegekend voor de overgang van politieambtenaren naar een functie die is opgenomen in het LFNP. Niet in geschil is dat de Minister met de vaststelling van de Regeling van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt en evenmin dat de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is.
2.7
De rechtbank is van oordeel dat de transponeringstabel een zelfstandige normstelling bevat, die niet reeds is neergelegd in de Regeling. Het rechtsgevolg van de transponeringstabel is gelegen in de omzetting van alle voormalige korpsfuncties naar LFNP-functies met bijbehorende schaal, al dan niet met toekenning van een werkterrein, aandachtsgebied of specifieke functionaliteit.
2.8
De rechtbank is voorts van oordeel dat de transponeringstabel een algemeen karakter heeft. Immers, nu de volledige formatie van de voormalige politieregio’s is gematcht, geabstraheerd van de persoon van de ambtenaar, is sprake van organieke matching. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit de Regeling volgt dat voor de keuze van het domein en het vakgebied slechts de functiebeschrijving van de organieke korpsfunctie bepalend is en dat extra werkzaamheden en/of specifieke werkzaamheden alleen een rol hebben gespeeld bij de eventuele verbijzondering van de LFNP-functie. Bijzondere situaties en afspraken, die betrekking hebben op een individuele politieambtenaar, zijn bij de matching uitdrukkelijk buiten beschouwing gelaten (stap 9a van de Instructie organieke matching). Dat de transponeringstabel op een open, in abstracto omschreven groep personen van toepassing is, blijkt reeds uit het feit dat daarin ook korpsfuncties zijn omgezet die niet waren ingevuld.
2.9
Voorts is van belang dat bepaalde korpsfuncties meer dan één keer in de formatie voorkwamen, zodat de omzetting in die gevallen voor herhaalde toepassing vatbaar is. Het feit dat sommige korpsfuncties tot de persoon te herleiden zijn, doet aan het algemene karakter van de transponeringstabel naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende af.
2.1
De transponeringstabel heeft ook externe werking, omdat de tabel is vastgesteld door de Minister, terwijl verweerder hieraan gebonden is en die tabel van invloed is op de rechtspositie van de onder het gezag van verweerder vallende politieambtenaren. De transponeringstabel is daarmee aan te merken als een rechtspositieregeling.
2.11
Verweerder heeft de transponeringstabel dan ook terecht aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. Nu de transponeringstabel op de voor (bijlagen bij) algemeen verbindende voorschriften in ministeriële regelingen voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (Bekendmakingswet) is die tabel ook in werking getreden.
Dat dit ook de uitdrukkelijke bedoeling van de Minister is geweest blijkt uit de toelichting op de Regeling, waarin is vermeld dat de transponeringstabel een bijlage bij de Regeling is en daarmee eveneens een algemeen verbindend voorschrift. Dit vindt steun in de artikelen 94 en 102 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waaruit volgt dat een bijlage deel uitmaakt van de regeling en de inhoud daarvan in gelijke mate bindend is als de regeling waarbij zij behoort.
2.12
Voor zover bij het algemeen verbindend karakter van de transponeringstabel kanttekeningen geplaatst zouden kunnen worden, geldt dat de transponeringstabel zodanig is verknoopt met de inhoud van de Regeling, dat hij daarvan niet los kan worden gezien en daarom kan worden beschouwd als een onderdeel van dit algemeen verbindend voorschrift. Dat de Minister de transponeringstabel enkele malen gewijzigd heeft vastgesteld, doet aan het algemeen verbindend karakter daarvan niet af.
Transponeringstabel als grondslag van het bestreden besluit
2.13
Vervolgens ligt de vraag voor of verweerder zijn besluit op de transponeringstabel heeft kunnen baseren.
2.14
Het is in beginsel aan de materiële wetgever voorbehouden om bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften alle betrokken belangen af te wegen. De rechter moet het resultaat van die afweging in beginsel respecteren. Dit uitgangspunt lijdt blijkens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:BJ3439 en ECLI:NL:CRVB:2012:BV1546) slechts uitzondering als aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanige ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten.
2.15
Eiseres heeft gesteld dat dergelijke ernstige feilen aan de transponeringstabel kleven. Dit is volgens eiseres het gevolg van de Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching van 7 mei 2013, welke Wijziging terugwerkende kracht heeft tot en met 31 januari 2012. Immers, in de aan de Wijziging voorafgegane beleidsregel Instructie organieke matching van 10 mei 2012 was bepaald dat iedere functiebeschrijving op inhoud met LFNP-functiebeschrijvingen vergeleken moest worden. In de Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching is echter bepaald dat als meest vergelijkbare LFNP functie wordt beschouwd de LFNP-functie waarvan de schaal overeenkomt met de op de functiebeschrijving vermelde schaal. Kortom, gaandeweg en met terugwerkende kracht is besloten om binnen een vastgesteld vakgebied niet meer op inhoud, maar op schaal te matchen.
2.16
De rechtbank is van oordeel dat van ernstige feilen als hiervoor bedoeld geen sprake is. In dat verband wordt vooropgesteld dat de Regeling en de transponeringstabel ten aanzien van het matchen op schaal zelf niet zijn gewijzigd, maar met terugwerkende kracht zijn ingevoerd. In de toelichting op artikel 3, vierde lid, onder c, van de Regeling, waarin is bepaald dat als de meest vergelijkbare LFNP-functie wordt beschouwd de LFNP-functie waarvan de schaal overeenkomt met de salarisschaal van de functiebeschrijving, staat vermeld dat in het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken (GOP), waaraan de politievakbonden deelnamen, is overeengekomen dat de salarisschaal, zoals deze geldt voor de bestaande functiebeschrijvingen, nadrukkelijk betrokken dient te worden in het proces van matching.
2.17
De Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching, die voorafging aan de inwerkingtreding van de Regeling, heeft op initiatief van de werkgroep matching plaatsgevonden en is akkoord bevonden door het GOP. De reden daarvoor was gelegen in het streven naar consistentie van het totale matchingsproces, hetgeen gegeven de hoeveelheid aan uiteenlopende functiebeschrijvingen met de oorspronkelijke Instructie organieke matching onvoldoende werd bereikt. Hiermee is bewust de mogelijkheid aanvaard dat een korpsfunctie inhoudelijk afwijkt van de LFNP-functie waarmee wordt gematcht. De rechtbank acht deze keuze van het GOP niet onaanvaardbaar.
2.18
De rechtbank begrijpt dat dit het pijnpunt is voor eiseres en haar collega’s en dat de gevolgen van de keuze van het GOP tot frustraties kunnen leiden, maar volgens vaste jurisprudentie (CRvB 27 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:572 en 27 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1023) is het inherent aan een overleg binnen het GOP dat over en weer sprake is van geven en nemen en de uitkomst daarvan kan niet met vrucht worden bestreden door enkel te wijzen op de voor de individuele ambtenaar nadelige gevolgen daarvan.
2.19 Nu van ernstige feilen aan de inhoud of de totstandkoming van de Regeling of de transponeringstabel geen sprake is, kunnen deze derhalve als grondslag dienen voor het daarop gebaseerde bestreden besluit.
Matching
2.2
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder haar in een verkeerd vakgebied heeft ingedeeld. Volgens eiseres had zij ingedeeld moeten worden in het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning, omdat het doel en de kern van haar functie hiermee het meest vergelijkbaar zou zijn. In dit verband heeft eiseres aangevoerd dat zij altijd beheerswerkzaamheden heeft gedaan en nooit de werkzaamheden behorend bij de (formatieve) functie waarin zij is geplaatst. Zij zou op die functie zijn geplaatst, omdat dit de enige formatieplaats was die op dat moment vacant was. Zij zou tot drie keer toe functieonderhoud hebben gevraagd. Blijkens het bezwaarschrift zou haar eind 2010/begin 2011 door haar (voormalig) plaatsvervangend districtschef van [plaats] zijn meegedeeld dat zij officieel een ander aanstellingsbesluit had moeten ontvangen, maar dat dit achterwege werd gelaten in verband met de LFNP-ontwikkelingen. Hetgeen door eiseres naar voren is gebracht, heeft verweerder niet weersproken. Uitgaande van wat eiseres in bezwaar - onderbouwd met stukken - en in beroep heeft aangevoerd staat voor de rechtbank vast dat eiseres geheel andere werkzaamheden verrichtte dan zij volgens haar functiebeschrijving zou moeten verrichten en dat verweerder hiervan niet alleen op de hoogte was, maar hier om formatie technische redenen ook sturing aan heeft gegeven en een en ander, ondanks een of meerdere verzoeken van eiseres daartoe, willens en wetens niet heeft gecorrigeerd vanwege de LFNP-ontwikkelingen.
De conclusie luidt dat verweerder op het niveau van het vakgebied een onjuiste toepassing heeft gegeven aan de Regeling.
3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding een bestuurlijke lus toe te passen, omdat deze uitspraak naar verwachting geen wijziging zal brengen in het standpunt van verweerder.
3.2
De rechtbank ziet tevens aanleiding tot het uitspreken van een proceskostenveroordeling. Als proceshandelingen die voor vergoeding in aanmerking komen worden aangemerkt: het indienen van het beroepschrift (1 punt) en het vertegenwoordigen van eiseres ter terechtzitting (1 punt). Het gewicht van de zaak wordt gemiddeld geacht. Per punt wordt een bedrag van € 490,- toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden beslissing;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van
  • bepaalt voorts dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ad € 165,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzitter, mr. G. Guinau en
mr. A.T.B. de Vries, leden, in aanwezigheid van A.G.J. Deckers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.