In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Sanders, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar tegen een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting voor het belastingjaar 2007/2008. De navorderingsaanslag, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, was berekend op een belastbaar bedrag van € 238.272.469. Eiseres heeft op 11 maart 2014 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft vervolgens op 27 januari 2015 beroep ingesteld, geregistreerd onder nummer 15/521, en op 16 februari 2015 een tweede beroep ingesteld, geregistreerd onder nummer 15/1706, tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het bezwaar op 27 januari 2015 is verstreken. Eiseres heeft in het beroep onder nummer 15/521 geen motivering gegeven voor de uitzondering op de ingebrekestelling, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Voor het beroep onder nummer 15/1706 was eiseres echter in gebreke gesteld, waardoor dit beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur binnen zes weken na de uitspraak alsnog op het bezwaar moest beslissen en dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurde voor elke dag dat hij in gebreke bleef, tot een maximum van € 15.000.
De rechtbank veroordeelde de inspecteur ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 980, en droeg hem op het betaalde griffierecht van € 331 aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juli 2015, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.