ECLI:NL:RBNHO:2015:5794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
3716216 CV EXPL 14-9554
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekering en afwijzing van schadevergoeding

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van de onderlinge waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A., een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens een openstaande betaling van € 96,94. Deze vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst die [gedaagde] met Menzis heeft afgesloten. Menzis stelt dat [gedaagde] een eigen bijdrage verschuldigd is en dat hij een nota heeft ontvangen voor het eigen risico. De vordering omvat ook buitengerechtelijke incassokosten en rente, maar [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat hij een betalingsregeling heeft getroffen voor een nota van tandartskosten, die hij in termijnen zou betalen.

De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen. Menzis heeft aangevoerd dat een betaling van [gedaagde] op 29 april 2014 niet correct was geadministreerd, omdat er geen juist betalingskenmerk was vermeld. [gedaagde] heeft echter betalingsbewijzen overgelegd en een brief van Menzis waaruit blijkt dat de betalingsregeling was bevestigd. De kantonrechter oordeelt dat Menzis had moeten begrijpen dat de betaling van 29 april 2014 betrekking had op de betalingsregeling. Daarom wordt de vordering van Menzis afgewezen.

Daarnaast heeft [gedaagde] een schadevergoeding van € 200,00 gevorderd voor stress en overlast, maar deze vordering is niet onderbouwd en wordt afgewezen. Menzis wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], die zijn vastgesteld op € 20,00. De uitspraak is gedaan door kantonrechter A.E. Merkus op 1 juli 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 3716216 \ CV EXPL 14-9554 KB
Uitspraakdatum: 1 juli 2015
Vonnis in de zaak van:
De naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van de onderlinge waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A.
gevestigd te Wageningen
eiseres
verder te noemen: Menzis
gemachtigde: A. Lodder, gerechtsdeurwaarder te Rotterdam
tegen
[naam],
wonende te [adres]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederende in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Menzis heeft bij dagvaarding van 10 december 2014 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Menzis heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is met Menzis een zorgverzekeringsovereenkomst aangegaan. Deze overeenkomst heeft betrekking op een verplichte verzekering geregistreerd onder referentienummer [nummer].
2.2.
[gedaagde] is op grond van deze zorgverzekeringsovereenkomst een eigen bijdrage verschuldigd.

3.De vordering

3.1.
Menzis vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 96,94. Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van zorg en dat hij een eigen risico verschuldigd is aan Menzis. [gedaagde] heeft van Menzis voor het eigen risico een nota ontvangen. Uit hoofde van die zorgverzekeringsovereenkomst heeft Menzis een bedrag van € 48,98 van [gedaagde] te vorderen gekregen. Daarnaast vordert Menzis een bedrag van € 48,40 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, alsmede een bedrag van € 0,62 aan rente. Op deze bedragen kan in mindering strekken een bedrag van € 1,06, welke is voldaan en/of verrekend.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat het hier gaat om een nota van in totaal € 145,30 betreffende tandartskosten van tandarts J.M. Balder. Voor dat bedrag heeft [gedaagde] met Menzis een betalingsregeling getroffen. Hij zou dit bedrag in drie termijnen betalen. [gedaagde] stelt dat hij de betalingsregeling is nagekomen en dat dus alles is betaald. [gedaagde] heeft dit bij brief van 19 december 2014 ook aan Menzis en de gemachtigde van Menzis gemeld. [gedaagde] legt ter onderbouwing betalingsbewijzen over. Daarnaast vordert [gedaagde] materiële en immateriële schade van € 200,00.

5.De beoordeling

5.1.
Menzis vordert op grond van een zorgverzekeringsovereenkomst een bedrag van € 48,98 van [gedaagde]. [gedaagde] stelt dat hij het eigen risico, welke hij nog moest betalen, via een betalingsregeling met Menzis heeft voldaan en legt daartoe betalingsbewijzen over. Menzis voert aan dat bij de betaling van 29 april 2014 geen correct betalingskenmerk stond vermeld zodat dit bedrag terecht, volgens Menzis, is geboekt op de openstaande premie voor de maand april 2013. Op 29 april 2014, zo stelt Menzis, was bovendien de eerste termijn van de betalingsregeling nog niet eens aangeboden bij [gedaagde]. [gedaagde] heeft de betalingsbewijzen overgelegd. Bij de betaling van 29 april 2014 staat vermeld:
Sepa Overboeking, IBAN:[nummer x], BIC:INGBNL2A, naam: Menzis zorgverzekeraar, omschrijving: verz.nr. [nummer], 1e term. van 145,30 B/tandarts bet., bedrag € 48,42.
5.2.
Menzis heeft bij repliek een brief d.d. 22 maart 2014 overgelegd gericht aan [voorletters] [gedaagde], waarin de betalingsregeling wordt bevestigd. De afspraak luidt:
……
De afspraak:
  • U betaalt 2 keer elke maand een bedrag van € 48,42.
  • U betaalt 1 maand een bedrag van € 48,46.
Deze gespreide betaling van uw eigen bijdrage en/of eigen risico start in april 2014 en loopt totdat u het hele bedrag heeft betaald.
Etc. ……...
5.3.
Menzis heeft het bedrag met bovenstaande omschrijving afgeboekt op de premie van april 2013 omdat [gedaagde] in de omschrijving bij de betaling geen correct betalingskenmerk had genoemd. De kantonrechter oordeelt dat Menzis had moeten begrijpen dat dit de eerste termijnbetaling was van de regeling die partijen met elkaar hadden getroffen. Met name gezien de brief die op 22 maart 2014 aan [gedaagde] is verzonden waarin staat vermeld dat de eerste betaling in april 2014 moest plaatsvinden. De vordering van Menzis zal dan ook worden afgewezen.
5.4.
[gedaagde] vordert een bedrag van € 200,00 ter zake materiële en immateriële schade voor stress, overlast en tijdsderving. [gedaagde] heeft de volgens hem geleden schade voor stress en overlast niet nader onderbouwd. Deze schade zal dan ook worden afgewezen. Ingevolge het bepaalde bij artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen onder de kosten in zaken waarin een in persoon procederende partij in het gelijk wordt gesteld, worden opgenomen een door de rechter te bepalen bedrag voor noodzakelijke reis- en verblijfkosten, alsmede een door de rechter te bepalen bedrag voor noodzakelijke verletkosten van die partij. Nu Menzis als de in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt dient zij in de proceskosten van [gedaagde] te worden veroordeeld. Nu [gedaagde] in persoon heeft geprocedeerd worden zijn kosten begroot op € 20,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Menzis tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op € 20,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus, kantonrechter en op 1 juli 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter