ECLI:NL:RBNHO:2015:6215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
3172850
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.I. Oyunlu
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht HV 6654 door Transavia

In deze zaak vorderen de passagiers van vlucht HV 6654, die op 16 juni 2012 van Malaga naar Eindhoven zou vliegen, compensatie van Transavia Airlines C.V. wegens een vertraging van ongeveer 7 uur. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers vorderen een bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juni 2012, en de proceskosten.

Transavia betwist de vordering en stelt dat de passagiers geen recht hebben op compensatie omdat zij niet met boekingsbescheiden hebben aangetoond dat zij een bevestigde boeking voor de vlucht hadden. Daarnaast betwist Transavia de meerderjarigheid van enkele passagiers, omdat zij geen geboortedata of identiteitsbewijzen hebben overgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boekingsbescheiden van enkele passagiers ontbreken, waardoor de Verordening niet op hen van toepassing is.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers die geen boekingsbescheiden hebben overgelegd, niet in aanmerking komen voor compensatie. De vordering van deze passagiers is afgewezen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de overige passagiers wel recht hebben op compensatie en heeft Transavia veroordeeld tot betaling van € 10.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is Transavia veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3172850 \ CV EXPL 14-6805
datum uitspraak: 21 april 2015
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake

1.[Naam eiser]te Oisterwijk

2.
[Naam eiser]te Eindhoven
3.
[Naam eiser]te Best
4.
[Naam eiser]te Made
5.
[Naam eiser]te Made
6.
[Naam eiser]te Bergeijk
7.
[Naam eiser]te Bergeijk
8 .
[Naam eiser]te Tilburg
9.
[Naam eiser]te Tilburg
10.
[Naam eiser]te Helmond
11.
[Naam eiser]te Helmond
12.
[Naam eiser]te Haalderen
13.
[Naam eiser]te Haalderen
14.
[Naam eiser]te Oisterwijk
15.
[Naam eiser]te Diessen
16.
[Naam eiser]te Diessen
17.
[Naam eiser]te St. Oedenrode
18.
[Naam eiser]te St. Oedenrode

19.[Naam eiser]te Udenhout

20.
[Naam eiser]te Grubbenvorst
20.
[Naam eiser]te Grubbenvorst
20.
[Naam eiser]te Den Bosch
20.
[Naam eiser]te Den Bosch
20.
[Naam eiser]te Cromvoirt
20.
[Naam eiser]te Cromvoirt
20.
[Naam eiser]te Tilburg
20.
[Naam eiser]te Tilburg
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde drs. M.S.J. Hoorntje
tegen
de commanditaire vennootschap TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers
De procedure
De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 12 juni 2014. Op 19 juni 2014 hebben de passagiers een herstelexploot uitgebracht. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben de passagiers schriftelijk op het antwoord gereageerd en heeft Transavia nog een conclusie van dupliek genomen.
De feiten
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Malaga (Spanje) naar Eindhoven op 16 juni 2012 met vluchtnummer HV 6654, hierna: de vlucht.
De vlucht heeft een vertraging van omstreeks 7 uur opgelopen.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging ten bedrage van € 400,00 per passagier.
Transavia heeft geweigerd het gevorderde bedrag te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen (na vermindering van eis) dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Transavia voert aan dat de passagiers geen aanspraak op compensatie hebben omdat zij niet met boekingsbescheiden hebben aangetoond dat zij een bevestigde boeking voor de vlucht hadden. Bij gebrek aan bewijs weerspreekt Transavia dat de passagiers meerderjarig zijn nu de passagiers hebben verzuimd hun geboortedata te vermelden of kopieën van hun identiteitsbewijzen over te leggen. Aangezien de passagiers geen volmachten hebben overgelegd waaruit blijkt dat hun gemachtigde hebben verzocht om hen te vertegenwoordigen, betwist Transavia voorts dat de gemachtigde van de passagiers hen rechtsgeldig vertegenwoordigt. Ten slotte voert Transavia verweer tegen de gevorderde rente.
De beoordeling
In reactie op het verweer van Transavia hebben de passagiers kopieën van volmachten, legitimatiebewijzen en boekingen in het geding gebracht. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de boekingsbescheiden van passagiers 1, 4, 5, 20 en 21 ontbreken. De kantonrechter stelt vast dat deze passagiers niet hebben aangetoond dat zij een bevestigde boeking voor de vlucht hadden. Uit artikel 3 van de Verordening volgt dat de Verordening daarom niet op hen van toepassing is, zodat het door hen gevorderde totaalbedrag van € 2.000,00 niet toewijsbaar is.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer dat Transavia bij dupliek heeft gevoerd dat zeven passagiers hebben nagelaten aan te tonen dat zij meerderjarig zijn. De passagiers hebben hun totaalvordering verminderd met € 800,00 omdat twee van deze zeven passagiers reeds door Transavia zijn gecompenseerd. Naast het overleggen van identiteitsbewijzen hebben de overige vijf passagiers evenmin boekingsbescheiden overgelegd, waardoor hun claim reeds wordt afgewezen, zoals hiervoor overwogen.
Bij dupliek heeft Transavia nog betwist dat passagier 9 niet rechtsgeldig door drs. Hoorntje is vertegenwoordigd aangezien haar handtekening op de overgelegde volmacht ontbreekt. Reeds in zijn brief van 19 februari 2013 heeft drs. Hoorntje aan Transavia geschreven dat hij 28 passagiers van vlucht HV 6654 vertegenwoordigt, en dat de betreffende volmachten als bijlage zijn bijgevoegd. Uit het feit dat Transavia hierop bij brief van 7 maart 2013 heeft gereageerd, leidt de kantonrechter af dat Transavia reeds in februari 2013 beschikte over de volmachten. Aangezien Transavia in februari 2013 niet terstond om bewijs van de volmacht van passagier 9 heeft gevraagd, komt haar op grond van artikel 3:71 lid 1 BW thans geen beroep meer toe op het ontbreken van een volmacht van deze passagier.
4. Aangezien Transavia voor het overige geen verweer heeft gevoerd, is de conclusie dat de verminderde vordering tot betaling van de hoofdsom toewijsbaar is.
5. De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de gevorderde forfaitaire schadevergoeding is toewijsbaar vanaf de datum van de vlucht. Een abstracte berekening van de schadevergoeding leidt immers tot opeisbaarheid op het ogenblik waarop het schade toebrengende feit zich heeft voorgedaan (MvA II, Parl. Gesch. 6, p.475).
6. Transavia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 10.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.000,00 vanaf 16 juni 2012, aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
- veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 96,45
griffierecht € 219,00
salaris gemachtigde € 500,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.I. Oyunlu en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.