ECLI:NL:RBNHO:2015:627

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
C/14/155194 / FA RK 14-1284
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van een kind ouder dan 21 jaar

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de zoon, die om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie vroeg van zijn ouders. De zoon, die op 3 september 2014 de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, heeft verzocht om een maandelijkse bijdrage van zijn vader van € 300,66 en van zijn moeder van € 25,--, zolang hij met een opleiding bezig is. De ouders zijn gescheiden en hebben eerder afspraken gemaakt over de financiële ondersteuning van hun kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders op grond van artikel 1:392 BW alleen verplicht zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen in geval van behoeftigheid. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat ouders niet verplicht zijn om hun meerderjarige kinderen te ondersteunen in hun studie, tenzij er specifieke afspraken zijn gemaakt. In dit geval hebben de vader en de moeder ingestemd met de verzoeken van de zoon, waarbij de vader een bijdrage van € 220,-- per maand en de moeder een bijdrage van € 25,-- per maand heeft beloofd, zolang de zoon met zijn opleiding bezig is. De rechtbank heeft deze overeenstemming bevestigd en de verzoeken van de zoon toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/14/155194 / FA RK 14-1284
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 4 februari 2015
in de zaak van:
[de zoon],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de zoon,
advocaat mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Enkhuizen,
tegen

1.[de moeder],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.N. Hermes, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude,

2.[de vader],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.D. Bhagwandin, kantoorhoudende te Hoorn.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de zoon, ingekomen op 13 juni 2014;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 15 augustus 2014;
- het verweerschrift van de vader, ingekomen op 27 november 2014;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 6 januari 2015;
- het gewijzigde verzoek van de zoon, ingekomen op 8 januari 2015;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de zoon van 8 januari 2015;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de zoon van 9 januari 2015;
- de brief van de advocaat van de vader van 12 januari 2015;
- de brief van de advocaat van de zoon van 14 januari 2015;
- de brief van de advocaat van de moeder van 14 januari 2015.
1.2
De voor 22 januari 2015 geplande mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De moeder en de vader zijn op [huwelijksdatum] in [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 16 mei 2011 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Alkmaar van 7 april 2011.
2.2
Uit dit huwelijk zijn geboren de zoon (geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], alsmede de destijds minderjarige [minderjarige]:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], evenals de minderjarige [minderjarige]:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats].
2.3
Voor zover hier van belang is in voormelde beschikking van 7 april 2011 bepaald dat de vader als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (verder: kinderbijdrage) van de drie voornoemde kinderen € 286,66 per kind per maand aan de moeder zal betalen met ingang van de eerste van de maand waarop de huurovereenkomst van de moeder ingaat. De moeder en de vader hebben op 18 februari 2011 voor notaris [notaris] te [plaats] een scheidingsovereenkomst gesloten. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen.
Artikel 8: Partijen verplichten zich aan een meerderjarig kind van één en twintig jaar of ouder een (studie)bijdrage te betalen zolang het kind met redelijke resultaten en in overleg met hen met een beroepsopleiding bezig is of studeert, doch uiterlijk tot het tijdstip waarop het kind de vijfentwintigjarige leeftijd bereikt.
Artikel 6: De vader betaalt aan de moeder € 286,66 per kind per maand met ingang van de eerste van de maand waarop de huurovereenkomst van de moeder ingaat. De kinderbijdrage zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering voor het eerste per 1 januari 2011.

3.Verzoek

3.1
De zoon heeft verzocht te bepalen dat de:
- vader, zolang de zoon met een opleiding bezig is of studeert doch uiterlijk tot het tijdstip waarop de zoon de vijfentwintigjarige leeftijd bereikt, een bijdrage aan de zoon zal voldoen van € 300,66 per maand, met ingang van 3 september 2014, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag en ingangsdatum;
- moeder, zolang de zoon met een opleiding bezig is of studeert doch uiterlijk tot het tijdstip waarop de zoon de vijfentwintigjarige leeftijd bereikt, een bijdrage aan de zoon zal voldoen van € 25,-- per maand, met ingang van 3 september 2014, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag en ingangsdatum.
3.2
Bij voormeld op 8 januari 2015 ingekomen gewijzigde verzoek heeft de zoon het verzoek ten aanzien van de vader aldus gewijzigd dat wordt verzocht te bepalen dat de vader met ingang van 3 september 2014, zolang de zoon met een opleiding bezig is of studeert doch uiterlijk tot het tijdstip waarop de zoon de vijfentwintigjarige leeftijd bereikt, een bijdrage aan de zoon zal voldoen van € 220,-- per maand. Het verzoek ten aanzien van de moeder is niet gewijzigd.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de zoon aangevoerd dat hij in overleg met de moeder en de vader de opleiding HBO Bestuurskunde volgt aan de Hogeschool Amsterdam.

4.Beoordeling

4.1
Bij voormelde brief van 12 januari 2015 heeft de vader aangegeven dat hij instemt met het hierboven onder 3.2 vermelde gewijzigde verzoek van de zoon en dat dit in een beschikking kan worden vastgesteld.
4.2
In voormelde brief van 14 januari 2015 heeft de zoon meegedeeld dat overeenstemming is bereikt met de moeder, in die zin dat de moeder met ingang van 3 september 2014, bij vooruitbetaling vóór de eerste dag van iedere maand, zolang de zoon met een opleiding bezig is of studeert doch uiterlijk tot het tijdstip waarop de zoon de vijfentwintigjarige leeftijd bereikt, een bijdrage van € 25,-- per maand zal voldoen. Verzocht wordt dit in een beschikking vast te leggen. Ook zal de zoon de vader en de moeder halfjaarlijks op de hoogte stellen van de voortgang van zijn studie. De moeder heeft bij voormelde brief van 14 januari 2015 de juistheid van de inhoud van de brief van de zoon van 14 januari 2015 bevestigd.
4.3
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de moeder en de vader niet meer op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verplicht zijn te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van de zoon, nu de zoon op 3 september 2014 de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Ingevolge artikel 1:392, lid 1 en lid 2 BW zijn ouders alleen verplicht tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen ingeval van behoeftigheid.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 1:392 BW blijkt niet dat het de strekking van die bepaling is ouders te verplichten hun meerderjarige kind door het verstrekken van een uitkering in staat te stellen tot het volgen of voltooien van een opleiding. Dit kan onder omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld wanneer een kind de studie is begonnen met toestemming van de ouders. Dit schept voor die ouders de verplichting om binnen redelijke grenzen de voltooiing van die studie mogelijk te maken, welke verplichting dan niet berust op artikel 1:392 BW, maar op een rechtens afdwingbare versterkte natuurlijke verbintenis.
4.4
Gelet op voormelde overeenstemming tussen de zoon en de moeder, begrijpt de rechtbank dat de moeder zich gehouden acht met ingang van 3 september 2014, zolang de zoon met een opleiding bezig is of studeert doch uiterlijk tot het tijdstip dat de zoon de vijfentwintigjarige leeftijd bereikt, een bijdrage aan de zoon te voldoen van € 25,-- per maand. De rechtbank begrijpt voorts op grond van voormelde overeenstemming tussen de zoon en de vader dat de vader zich gehouden acht met ingang van 3 september 2014, zolang de zoon met een opleiding bezig is of studeert doch uiterlijk tot het tijdstip waarop de zoon de vijfentwintigjarige leeftijd bereikt, een bijdrage aan de zoon te voldoen van € 220,-- per maand.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
Begrijpt dat de zoon, de moeder en de vader zijn overeengekomen zoals hierboven onder 4.4 is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2015.
”Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden”.