In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd waren. Het huwelijk is ontbonden op 12 maart 1997, en bij het echtscheidingsvonnis van 13 juni 1996 was de man veroordeeld tot het betalen van een partnerbijdrage van fl. 4.300,00 per maand. De man heeft verzocht om de alimentatieverplichting definitief te beëindigen, met terugwerkende kracht tot de datum van het echtscheidingsvonnis, en om restitutie van onverschuldigd betaalde bedragen. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
Tijdens de zitting op 13 januari 2015 heeft de man zijn verzoek beperkt tot de stelling dat de partnerbijdrage nooit aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen actuele gegevens van partijen beschikbaar waren ten tijde van het echtscheidingsvonnis. De man heeft echter nagelaten om voldoende bewijs te leveren van de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw en zijn eigen draagkracht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man niet heeft aangetoond dat de partnerbijdrage niet aan de wettelijke maatstaven voldeed en heeft zijn verzoeken afgewezen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen bewijs is dat de vrouw moedwillig inkomsten heeft verzwegen, en dat de man niet kan stellen dat de vrouw verplicht was om recentere inkomensgegevens te verstrekken. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank de verzoeken van de man afgewezen en de kosten van de procedure niet toegewezen aan de vrouw. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.