ECLI:NL:RBNHO:2015:6335

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
C/15/223433/FA RK 15-1476
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging erkenning door meerderjarig kind

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een kind door de man. Verzoeker, geboren op 21 mei 1994, heeft op 15 februari 2010 erkenning gekregen van de man, terwijl hij altijd geweten heeft dat de heer [naam 1] zijn biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker niet aan de voorwaarden voldoet die zijn gesteld in artikel 1:205, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel bepaalt dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning alleen kan worden ingediend als het kind na de erkenning bekend wordt met het feit dat de erkenner niet de biologische vader is. Aangezien verzoeker altijd op de hoogte was van zijn biologische vader, kan hij geen beroep doen op deze regeling. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er een goede relatie bestaat tussen verzoeker en de man, die hem als zijn zoon beschouwt. Verzoeker heeft de mogelijkheid gekregen om zijn geslachtsnaam te wijzigen op basis van artikel 1:7 van het BW. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
Vernietiging erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/223433 / FA RK 15-1476
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 22 juli 2015
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te Alkmaar,
hierna mede te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. F.R. Menso, kantoorhoudende te Alkmaar,
--tegen--
[naam man]
wonende te Alkmaar,
hierna mede te noemen: de man,
Belanghebbende in deze procedure is:
[naam moeder],
wonende te Medemblik,
hierna mede te noemen: de moeder.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van Verzoeker, ingekomen op 9 maart 2015;
- de nader ingediende stukken namens Verzoeker, ingekomen op 24 maart 2015 en 18 april 2015.
1.2
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 juli 2015 in aanwezigheid van Verzoeker, bijgestaan door mr. F.R. Menso, alsmede de man en de moeder.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Verzoeker is op 21 mei 1994 te Amsterdam geboren tijdens de relatie van de moeder en de heer [naam 1]. De heer [naam 1]heeft Verzoeker niet erkend. Op 15 februari 2010 is Verzoeker erkend door de man. Verzoeker was toen 15 jaar oud.

3.Verzoek

3.1
Verzoeker verzoekt op grond van artikel 1:205 lid 4 Burgerlijk Wetboek de op
15 februari 2010 door de man gedane erkenning, te vernietigen.

4.Verweer

De man en de moeder hebben ingestemd met het verzoek van Verzoeker.

5.Beoordeling

5.1
In artikel 1:205, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning bij de rechtbank door het kind kan worden ingediend, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind.
Tussen alle betrokkenen in deze zaak staat vast dat de man niet de biologische vader is van Verzoeker, zodat aan deze voorwaarde is voldaan.
5.2
In artikel 1:205, vierde lid, van het BW is bepaald dat het verzoek door het kind wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
De akte erkenning is opgemaakt op 15 februari 2010. Verzoeker was destijds 15 jaar oud. Op grond van artikel 1:204, eerste lid onder d, van het BW is naast de toestemming van de moeder voor erkenning de toestemming van Verzoeker vereist. Uit de akte erkenning blijkt ook dat Verzoeker zijn toestemming heeft gegeven voor de erkenning. Dit is ter zitting door Verzoeker bevestigd. Ter zitting heeft Verzoeker verklaard dat hij altijd heeft geweten dat de heer [naam 1] zijn biologische vader is. De erkenning heeft plaatsgevonden met het oog op het destijds voorgenomen huwelijk tussen de man en de moeder en de wens van Verzoeker om dan ook dezelfde achternaam te dragen als zijn moeder en de man.
Naar het oordeel van de rechtbank moet uit artikel 1:205, vierde lid, van het BW worden afgeleid dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning door een kind alleen kan worden ingediend in de situatie dat het kind ná de erkenning bekend wordt met het feit dat de erkenner niet de biologische vader is. Deze situatie doet zich hier echter niet voor, nu Verzoeker altijd heeft geweten dat de heer [naam 1] zijn biologische vader is en niet de man. Dit leidt ertoe dat het verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.3
Ter zitting is gebleken dat betrokkenen goed contact hebben en onderhouden met elkaar. De man ziet Verzoeker als zijn zoon. Verzoeker wil echter graag wederom de geslachtsnaam van zijn moeder dragen, zeker gelet op een mogelijk gezin in de toekomst. De rechtbank wijst Verzoeker op de mogelijkheid om op grond van artikel 1:7 van het BW een verzoek te doen tot wijziging van zijn geslachtsnaam.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Verklaart Verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van de door de man gedane erkenning.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.