ECLI:NL:RBNHO:2015:673

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
15/189549-13 en 15/144828-13 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met valse sleutel en winkeldiefstal door thuishulp van hoogbejaarde man

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een thuishulp die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met valse sleutel en winkeldiefstal. De verdachte heeft gedurende een lange periode stelselmatig bedragen gepind van de bankrekening van een hoogbejaarde man, zonder dat deze daarvan op de hoogte was. In totaal heeft de verdachte ruim 10.000 euro van het slachtoffer afhandig gemaakt, waarbij zij het vertrouwen dat haar als thuishulp was gegeven, op grove wijze heeft beschaamd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, wat voor winkeliers veel hinder en schade met zich meebrengt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deze misdrijven uit puur financieel gewin heeft gepleegd en heeft haar houding tijdens de zitting als laakbaar beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten en heeft een hogere straf opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van 10.070,86 euro.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/189549-13 en 15/144828-13 (gevoegd ttz) (P)
Uitspraakdatum: 23 januari 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 januari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Colombia),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. Haneveld, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. A. van Luijck, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/189549-13:
Primair
zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode tussen 01 juni 2012 tot en met 6 januari 2013 te Haarlem, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, middels een aantal geldautomaten en/of betaalautomaten, heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer € 10.000,=), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte (telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel, door met de pinpas van [slachtoffer] en het intoetsen van de bijbehorende pincode geldbedragen op te nemen en/of goederen te kopen zonder daartoe gerechtigd te zijn;
Subsidiair
zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode tussen 1 juni 2012 tot en met 6 januari 2013 te Haarlem, in elk geval in Nederland (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als thuiszorgmedewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Ten aanzien van parketnummer 15/144828-13:
zij op of omstreeks 23 januari 2013 te Haarlem, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere levensmiddel(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vomar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/189549-13 primair ten laste gelegde feit alsmede van het onder parketnummer 15/144828-13 ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens verdachte vrijspraak bepleit van hetgeen verdachte onder parketnummer 15/189549-13 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Hetgeen verdachte onder parketnummer 15/144828-13 ten laste is gelegd, kan worden bewezen, aldus de raadsvrouw.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden parketnummer 15/189549-13 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de periode van 25 maart 2012 tot en met 27 juli 2012 heeft verdachte via thuishulporganisatie Viva Thuis als huishoudelijke hulp gewerkt bij de heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), destijds wonende op de [adres] te Haarlem. [2] Verdachte kreeg tijdens haar diensten de pinpas met bijbehorende pincode en de huissleutels van [slachtoffer], zodat zij boodschappen voor hem kon doen en geld voor hem kon pinnen. [3] [slachtoffer] had wekelijks een bedrag van ongeveer 50 euro voor zichzelf nodig. [4] Als verdachte een gepind bedrag teruggaf aan [slachtoffer], gaf zij ook de pinbon erbij. Verdachte gaf telkens een bedrag van maximaal 50 euro terug aan [slachtoffer]. [5] In de periode dat verdachte bij [slachtoffer] werkte, heeft zij met de pinpas van [slachtoffer] meerdere malen door middel van het intoetsen van de pincode bij geldautomaten in Haarlem grote geldbedragen gepind. [6] Hiervoor had zij geen toestemming van [slachtoffer]. [7] Verdachte heeft tijdens haar diensten bij [slachtoffer] de volgende bedragen van zijn rekening opgenomen:
Op 1 juni 2012: om 10.07 uur 200 euro en om 10.08 uur 50 euro;
Op 15 juni 2012: om 09.48 uur 200 euro en om 09.49 uur 50 euro;
Op 22 juni 2012: om 09.24 uur 200 euro en om 09.26 uur 50 euro;
Op 29 juni 2012: om 09.20 uur 200 euro en om 09.21 uur 50 euro;
Op 6 juli 2012: om 09.02 uur 250 euro en om 09.03 uur 200 euro;
Op 13 juli 2012: om 08.57 uur 400 euro;
Op 20 juli 2012: om 09.30 uur 400 euro;
Op 27 juli 2012: om 09:23 uur 250 euro. [8]
Er hebben in de periode van 14 mei 2012 tot en met 6 juli 2012 geen andere pintransacties/geldopnames van de bankrekening van [slachtoffer] plaatsgevonden. [9] Eind juli 2012 werd [slachtoffer] opgenomen in het ziekenhuis en een paar weken later is hij overgeplaatst naar Verpleeghuis Boerhaave te Haarlem voor revalidatie. [10] Verdachte bleef [slachtoffer] in die periode bezoeken en had in die tijd als enige beschikking over zijn pinpas en pincode. [11] Vanaf 13 juli 2012 zijn door verdachte bijna dagelijks met de pinpas van [slachtoffer] goederen gekocht in winkels in o.a. Haarlem, Heemstede, Vijfhuizen, Cruquius en Amsterdam. [12] Zo heeft verdachte op 5 oktober 2012 met de pinpas van [slachtoffer] in een winkel in Cruquius onder meer een zilvergrijze hocker en twee dekbedovertrekken gekocht. Op dezelfde dag heeft zij bij de Xenos te Cruquius met de pinpas van [slachtoffer] een kroonluchter gekocht en bij de Gamma een rolgordijn en een snicker. Op 12 oktober 2012 kocht zij bij de Kwantum te Haarlem onder meer een rolgordijn en rolmatras met de pinpas van [slachtoffer]. In haar woning werden op 19 oktober 2013 een zilvergrijze hocker, een kroonluchter en twee verschillende rolgordijnen aangetroffen die zij met de pinpas van [slachtoffer] had gekocht. In de periode van 1 juni 2012 tot en met 6 januari 2013 is de pinpas van [slachtoffer] meer dan 200 keer door verdachte gebruikt. Verdachte heeft in deze periode met de pas van [slachtoffer] in totaal voor 6.720 euro bij geldautomaten gepind en in totaal voor 3.551,22 euro bij winkels, restaurants en pompstations gepind. [13] [slachtoffer] heeft verdachte geen toestemming gegeven voor het pinnen van grote geldbedragen of voor het betalen van spullen met zijn pinpas. [14] In totaal heeft verdachte in de periode van 1 juni 2012 tot en met 6 januari 2013 een bedrag van ongeveer 10.000 euro met de pinpas van [slachtoffer] gepind [15] zonder diens toestemming. [16]
3.4. Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft namens verdachte aangevoerd dat verdachte wegens gebrek aan overtuiging dient te worden vrijgesproken van het haar onder parketnummer 15/189549-13 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft immers weliswaar meerdere malen met de pinpas van [slachtoffer] geld gepind, maar heeft dit telkens met toestemming van [slachtoffer] gedaan. Verdachte kwam vaak bij [slachtoffer] op bezoek en had een goede band met hem opgebouwd. [slachtoffer] verklaart zelf dat verdachte vaak boodschappen voor hem deed en geld voor hem pinde, aldus de raadsvrouw. Ook de diverse etentjes en de spullen die bij winkels, restaurants en pompstations door verdachte zijn gepind, zijn met toestemming van [slachtoffer] met zijn pinpas betaald. Verdachte vroeg hem dan steeds kort van tevoren toestemming hiervoor. Bovendien heeft zij deze bedragen later aan [slachtoffer] contant terugbetaald, aldus de raadsvrouw, die verwijst naar hetgeen verdachte hierover ter terechtzitting heeft verklaard.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat alle pintransacties die door aangeefster [aangever] namens [slachtoffer] in haar aangifte als ‘verdacht’ zijn aangemerkt, door haar zijn gedaan, zodat slechts voorligt de vraag of dit, zoals verdachte verklaart, steeds met toestemming van [slachtoffer] is gebeurd. De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte op dit punt wordt weersproken door de verklaring van [slachtoffer], inhoudende dat hij geen toestemming heeft gegeven voor het pinnen van de op de transactieoverzichten vermelde grote geldbedragen alsmede de pinbetalingen in diverse winkels en restaurants, welke laatste verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige] en [aangever]. Uit hun verklaringen blijkt dat [slachtoffer] wekelijks een bedrag van ongeveer 50 euro voor zichzelf nodig had en dat verdachte een bedrag van maximaal 50 euro per week voor [slachtoffer] moest pinnen. De verklaring van verdachte is ook overigens op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt of met stukken onderbouwd. Het transactieoverzicht van de rekening van [slachtoffer] laat zien dat verdachte meerdere weken achtereen op vrijdagochtend telkens bedragen van in totaal 250 of 400 euro pinde. Bovendien is op dit overzicht te zien dat verdachte meerdere malen twee keer vlak achter elkaar bedragen heeft gepind, eerst een bedrag van 200 euro en één of twee minuten later een bedrag van 50 euro. De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat [slachtoffer], die destijds 92 jaar oud en hulpbehoevend was, hiertoe opdracht zou hebben gegeven. Gedurende een groot deel van de ten laste gelegde periode verbleef [slachtoffer] immers in het ziekenhuis of een verzorgingstehuis, waarmee onaannemelijk is dat hij dergelijke bedragen aan contant geld nodig zou hebben gehad. Ook de eerst ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring dat zij het geld dat zij van [slachtoffer] had ‘geleend’ door persoonlijke aankopen met zijn toestemming met zijn pinpas te betalen, steeds aan hem zou hebben terugbetaald, is op geen enkele wijze aangetoond of aannemelijk geworden, terwijl bovendien niet duidelijk is geworden hoe verdachte die grote bedragen heeft kunnen terugbetalen, gelet op haar inkomsten. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en ook overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
3.5. Redengevende feiten en omstandigheden parketnummer 15/144828-13
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/144828-13 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens Vomar Haarlem d.d. 23 januari 2013, met bijbehorend aangifteformulier winkeldiefstal.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/189549-13 primair en onder parketnummer 15/144828-13 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van parketnummer 15/189549-13:
primair
zij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 6 januari 2013 te Haarlem, in elk geval in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, middels een aantal geldautomaten en betaalautomaten heeft weggenomen, een hoeveelheid geld (ongeveer € 10.000,=), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte telkens het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas van [slachtoffer] en het intoetsen van de bijbehorende pincode geldbedragen op te nemen en goederen te kopen zonder daartoe gerechtigd te zijn;
Ten aanzien van parketnummer 15/144828-13:
zij op 23 januari 2013 te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere levensmiddelen, toebehorende aan Vomar.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/189549-13:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van parketnummer 15/144828-13:
Diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van tweehonderd (200) uren subsidiair honderd (100) dagen hechtenis met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland opgemaakte advies van 12 februari 2014 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode stelselmatig bedragen gepind van de bankrekening van een hoogbejaarde man, zonder dat laatstgenoemde daarvan op de hoogte was. Verdachte heeft het slachtoffer een geldbedrag van in totaal ruim 10.000 euro afhandig gemaakt. Zij heeft aldus het in haar als thuishulp gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat voor winkeliers veel hinder, schade en kosten met zich meebrengt. De rechtbank tilt er zwaar aan dat verdachte deze misdrijven kennelijk uit puur financieel gewin heeft gepleegd, zoals ook blijkt uit haar verklaring waarom ze de winkeldiefstal heeft gepleegd.
Daarnaast heeft de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte door haar houding op zitting ervan blijk gegeven heeft het laakbare van haar handelen niet in te (willen) zien. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en zal daarom een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Met name de diefstal met valse sleutel, waarbij sprake is van een kwetsbaar slachtoffer nu verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van een man die onvoldoende voor zijn eigen belangen kan opkomen en aan wie verdachte vanuit haar functie juist hulp moest bieden, is een misdrijf waarvoor in beginsel geen andere straf past dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, als ook op het tijdsverloop, zal de rechtbank volstaan met oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf alsmede de maximale wettelijk toegestane taakstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank zal daaraan, gelet op het bovenstaande, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, niet een proeftijd van twee jaren maar een proeftijd van drie jaren verbinden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De gemachtigde van de benadeelde partij, te weten [aangever], heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding van € 10.070,86 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die de benadeelde als gevolg van het onder parketnummer 15/189549-13 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de bedragen die verdachte zonder toestemming van de rekening van
[slachtoffer] heeft gepind.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het primair bewezen verklaarde feit. De stelling van verdachte dat zij de contant opgenomen geldbedragen aan de benadeelde zelf heeft gegeven en dat zij de overige bedragen reeds aan hem heeft terugbetaald, heeft verdachte, zoals hierboven onder 3.4 reeds is overwogen, geenszins aannemelijk gemaakt. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met een valse sleutel, meermalen gepleegd) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/189549-13 primair ten laste gelegde feit alsmede het onder parketnummer 15/144828-13 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft en zich daartoe meldt bij Reclassering Nederland, Adviesunit 2 Noord-West, Zijlweg 148 te Haarlem. Hierna moet verdachte zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent en zolang als de reclassering dit nodig acht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van tweehonderdveertig (240) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 10.070,86, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.070,86, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 85 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.G. Witteman, voorzitter,
mr. J.A.M. Jansen en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Keulers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 20 augustus 2013, dossierpagina 63, alsmede een schriftelijk stuk, te weten de urenregistratie van verdachte bij Viva Thuis, zoals opgenomen als bijlage (behorend bij de vordering verstrekking historische gegevens aan Viva Zorggroep d.d. 18 november 2014) achter het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2014, los in dossier opgenomen.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 21 juni 2013, dossierpagina 61, het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 19 oktober 2013, dossierpagina 65, alsmede het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] d.d. 24 april 2013, dossierpagina 3.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] d.d. 24 april 2013, dossierpagina 3.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 19 oktober 2013, dossierpagina 66.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2013, dossierpagina 67.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2014, los in dossier opgenomen, inclusief een daarbij als bijlage (behorend bij de vordering verstrekking historische gegevens aan Viva Zorggroep d.d. 18 november 2014) opgenomen schriftelijk stuk, te weten de urenregistratie van verdachte bij Viva Thuis, de bijlagen bij het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] d.d. 24 april 2013, dossierpagina’s 30, 32, 34, 35, 36, alsmede de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2015.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2014 (blad 2), los in dossier opgenomen.
10.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] d.d. 24 april 2013, dossierpagina 2.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2015.
12.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] d.d. 24 april 2013, dossierpagina 2, in combinatie met de bijbehorende transactieoverzichten van de rekening van [slachtoffer] op dossierpagina’s 11 t/m 37, waarop de bedragen waarvoor [slachtoffer] geen toestemming heeft gegeven zijn gemarkeerd.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2013, dossierpagina’s 38 t/m 42, alsmede de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2015.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2013, dossierpagina 67.
15.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] d.d. 24 april 2013, dossierpagina 3, in combinatie met de bijbehorende transactieoverzichten van de rekening van [slachtoffer] op dossierpagina’s 11 t/m 37, waarop de bedragen waarvoor [slachtoffer] geen toestemming heeft gegeven zijn gemarkeerd, in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2013, dossierpagina 67, en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2015.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2013, dossierpagina 67.