Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
8 januari 2015 in de zaak tegen:
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Inleiding
4.Beoordeling van de ten laste gelegde feiten
De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de loods slechts voor opslag van zijn voertuigen gebruikte en nauwelijks in de loods aanwezig was, en hij daarom geen wetenschap van de aanwezigheid van gestolen goederen in zijn loods had, acht de rechtbank niet aannemelijk. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte in de periode kort vóór de doorzoeking van de loods in en in de nabijheid van de loods heeft waargenomen, zowel bij het strippen van een bedrijfsauto als bij het besturen van een auto-ambulance,
en verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geen grote loods betrof zodat goed zichtbaar was wat er in stond.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] ook bij hem thuis de computer gebruikte.
Het voorgaande levert naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende basis voor het bewijs dat verdachte (onderdelen van) deze BMW voorhanden heeft gehad. Nu overig bewijs ontbreekt zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Tijdens de doorzoeking van de loods in Obdam op 26 mei 2014 is een zwarte motorfiets, merk Honda, in beslag genomen. De motor was zichtbaar overgespoten met zwarte verf en bleek te zijn gestolen. Uit het onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] diverse chatberichten heeft verzonden die betrekking kunnen hebben op deze motorfiets. Het gegeven dat er een overgespoten gestolen motorfiets van het type Honda in de door verdachte gehuurde loods is aangetroffen is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte de gestolen motorfiets voorhanden heeft gehad, nu deze loods ook door de medeverdachte [medeverdachte] werd gebruikt en niet is vastgesteld dat verdachte enige wetenschap heeft gehad over aanwezigheid van deze motorfiets in die loods.
Verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
Om die redenen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de gestolen auto bij het voorhanden krijgen van misdrijf afkomstig was.
5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straf
Een training gericht op impulsbeheersing wordt door de rechtbank echter zeer wenselijk geacht. Verdachte heeft zich daar ter terechtzitting wél toe bereid verklaard. Het op te leggen reclasseringstoezicht zal louter bestaan uit toezicht op het aanvangen en voltooien van een zodanige training door verdachte.
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- aankoop scooter à € 1.500,-;
- aankoop achterband à € 32,50;
- aankoop kappenset à € 159,95.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
180 [honderdtachtig] dagen.
100 [honderd] dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- zal deelnemen aan een agressieregulatietraining;
- zich in het kader van voornoemde agressieregulatietraining gedurende maximaal één jaar zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland en zich zal melden bij de reclassering te Alkmaar.
dadelijk uitvoerbaarzijn.
€ 1.692,45 (zestienhonderdtweeënnegentig euro en vijfenveertig cent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [benadeelde] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 1.692,45 (zestienhonderdtweeënnegentig euro en vijfenveertig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 26 [zesentwintig] dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.