ECLI:NL:RBNHO:2015:7729

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 september 2015
Publicatiedatum
10 september 2015
Zaaknummer
C-15-230879 - KG ZA 15-640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping van het besluit tot niet bevorderen van een leerling naar Havo-4

In deze zaak vorderden eisers, wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige, herroeping van het besluit van de docentenvergadering van de Stichting R.K. Scholengemeenschap Sancta Maria om hun kind niet te bevorderen naar Havo-4. De voorzieningenrechter oordeelde dat de docentenvergadering op basis van de Overgangsnormering bevoegd was om te besluiten over de bevordering van leerlingen en dat zij daarbij een aanzienlijke beoordelingsvrijheid had. De voorzieningenrechter kwam tot de conclusie dat de procedure correct was gevolgd en dat de docenten in redelijkheid tot hun besluit hadden kunnen komen. De vordering van eisers werd afgewezen, omdat niet was gebleken dat de school tekort was geschoten in haar zorgplicht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de school voldoende rekening had gehouden met de belangen van de leerling en dat het besluit om niet te bevorderen niet onredelijk was. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/230879 / KG ZA 15-640
Vonnis in kort geding van 10 september 2015
in de zaak van

1.[eiser1],

wonende te [adres],
2.
[eiser2],
wonende te [adres],
beiden optredend als wettelijk vertegenwoordiger van [de minderjarige],
eisers,
advocaat mr. R.M. Dessaur te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING R.K. SCHOLENGEMEENSCHAP SANCTA MARIA,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. M.R.A. Dekker te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eisers] en Sancta Maria genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de brief d.d. 24 augustus 2015 van de zijde van [eisers], houdende productie 1 tot en met 22
  • de brief d.d. 31 augustus 2015 van de zijde van Sancta Maria, houdende productie 1 tot en met 9
  • de mondelinge behandeling van 3 september 2015
  • de pleitnota van [eisers]
  • de pleitnota van Sancta Maria.
1.2.
Ter zitting van 3 september 2015 zijn verschenen:
  • [eiser1] en [eiser2], bijgestaan door mr. Dessaur voornoemd;
  • namens Sancta Maria, [A.] en [B.], bijgestaan door mr. Dekker voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] (hierna: [de minderjarige]) heeft als leerling van Sancta Maria gedurende het schooljaar 2014/2015 voor de tweede maal klas Havo-3 doorlopen.
2.2.
Sancta Maria hanteert de Overgangsnormering 2014-2015 (hierna ook “de Overgangsnormering”). Deze luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Algemeen:
Over bevorderen of afwijzen beslist de docentenvergadering.
Bij de beslissing neemt de vergadering de overgangsnormen (zie ook de doorstroomtabel) als uitgangspunt. In bijzondere gevallen kan de vergadering daar vanwege zwaarwegende argumenten van afwijken.
In de vergadering hebben de docenten die de leerling lesgeven stemrecht, alsmede de afdelingsleider of conrector.
Wanneer de leerling in de bespreekmarge komt, dan kan de vergadering zowel besluiten tot afwijzen als tot bevorderen en/of voorwaarden stellen voor bevordering. Een leerling met dezelfde of vergelijkbare cijfers kan geen ‘rechten’ ontlenen aan een afwijkend besluit bij een andere leerling (dus geen grond voor beroep) omdat de argumentatie per leerling kan verschillen en niet alleen van de eindcijfers afhangt maar ook van de wijze waarop deze cijfers zijn opgebouwd, leerlingkenmerken, slagingskans in volgende leerjaren en mogelijk bijzondere omstandigheden.
Wanneer de leerling in de bespreekmarge komt, betrekt de vergadering in de besluitvorming ook de onvoldoendes binnen de vakken Nederlands-Engels-wiskunde (i.v.m. de verzwaarde exameneisen).
Om voor bevordering in aanmerking te komen dienen alle verplichtingen van het lopende schooljaar nagekomen te zijn.
De eindcijfers van elk vak worden berekend in 1 decimaal.
a.
In deonderbouw: het eindcijfer van een vak is het gewogen gemiddelde van alle behaalde cijfers in huidige schooljaar. De cijfers uit periode 3 en 4 worden dubbel meegewogen bij de vakken Ne, En, Fa, Du, gs, ak, wis, bi, na, nask, na, sk en ec.
(…)
8. Bij bevordering wordt gekeken naar de eindcijfers van elk vak afzonderlijk met als uitzondering:
(…)
- leerjaar 3: De kunstvakken drama, textiel en tekenen tellen elk afzonderlijk;
(…)
10.
Een leerling die in eenzelfde leerjaar voor de tweede keer wordt afgewezen dient de school te verlaten.(…)
2.3.
Bij de Overgangsnormering behoren de door Sancta Maria gehanteerde overgangsnormen, die als volgt worden weergegeven (de zogenaamde Doorstroomtabel):
2.4.
Bij brief van 14 april 2015 heeft Sancta Maria aan [eisers] een zogenaamd profieladvies voor [de minderjarige] betreffende het schooljaar 2015-2016 verzonden. Hierbij heeft zij onder meer het volgende meegedeeld:
(…) Met zijn huidige cijferlijst is [de minderjarige] niet bevorderbaar. Niet alleen de resultaten zijn slecht maar ook zijn werkhouding is onvoldoende. [de minderjarige] wordt dan ook geadviseerd om zich in te schrijven voor 4 VMBO-T, voor het geval hij aan het eind van dit nog korte schooljaar niet bevorderbaar is. Op die manier heeft [de minderjarige] volgend jaar een diploma en, mits hij voldoet aan de toelatingseisen en bij voldoende plaatsen, recht op terugkeer op de havo.(…)
2.5.
[de minderjarige] heeft in het leerjaar 2014-2015 op zijn eindrapport twee onvoldoendes behaald, te weten een 5,4 voor wiskunde en een 5,3 voor lichamelijke opvoeding, waardoor hij in de zogenaamde bespreekmarge terecht is gekomen als bedoeld in artikel 4 van de Overgangsnormering en de Doorstroomtabel.
2.6.
De situatie van [de minderjarige] is tijdens de docentenvergadering op 29 juni 2015 besproken, waarbij de vraag voor lag of het perspectief aanwezig is dat [de minderjarige] kansrijk zal zijn in Havo-4. Na stemming onder twaalf leerkrachten heeft de docentenvergadering (met 8 stemmen tegen bevordering naar Havo-4 en vier onthoudingen) besloten dat [de minderjarige] in het nieuwe schooljaar (2015-2016) niet wordt bevorderd naar Havo-4. Dit besluit is op 29 juni 2015 telefonisch door Sancta Maria aan [eisers] meegedeeld.
2.7.
Bij brief van 1 juli 2015 hebben [eisers] bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.8.
Sancta Maria heeft het besluit om [de minderjarige] niet te bevorderen in een gesprek met [eisers] op 8 juli 2015 en bij brief (van de advocaat van Sancta Maria) van 21 juli 2015 aan [eisers] toegelicht.
2.9.
De docent lichamelijke opvoeding heeft een schriftelijke onderbouwing van het door hem aan [de minderjarige] gegeven cijfer gegeven. Deze luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Het cijfer L.O. bestaat voor 75% uit werkhouding en 25% prestatie.
[de minderjarige] is kijkend naar zijn motoriek een gemiddelde leerling. [de minderjarige]’s cijfer voor motoriek in de eerste, tweede en derde periode ligt tussen de 6,5 en een 7. [de minderjarige]’s werkhouding is helaas ondermaats geweest binnen de lessen LO. [de minderjarige] is wekelijks op zijn gedrag aangesproken.
Reden waarom [de minderjarige] een onvoldoende heeft gekregen voor zijn werkhouding is:
- Niet luisteren naar de uitleg van de docent
- Door de uitleg van de docent heen praten
- Andere oefeningen doen dan wordt gevraagd van de docent LO
- Op een andere wijze opstellen in het veld waardoor onveilige situaties kunnen worden
gecreëerd.
- Niet actief meedoen tijdens sportdagen
- Selectief tijdens lessen LO meedoen
- Gymspullen niet altijd op orde
- Bij aanvang van de les, enkele malen te laat aankomen
- In onvoldoende mate samenwerken met medeleerlingen
- Niet op een actieve wijze vragen stellen aan docent of medeleerlingen
- Zichzelf niet willen uitdagen om progressie te maken in zijn sportprestaties
Op basis van bovenstaande is er op rapport 1 een 5,5 gegeven, rapport 2 een 5 en op rapport 3 een 5,5. Gezien de weging voor het rapport 1-2-2 is komt [de minderjarige]’s gemiddelde uit op een 5,3.
(…)
[de minderjarige]’s werkhouding was bij eind periode 2 en aanvang van periode 3 zeer ondermaats ( minder dan in periode 1 en 2). gelukkig heeft [de minderjarige] zijn werkhouding in de laatste weken weten te verbeteren waardoor hij een minimale voldoende heeft gekregen van een 5,5 voor rapport 3.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen (na wijziging van eis) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad om:
gedaagde te veroordelen om binnen een termijn van uiterlijk 5 werkdagen na datum van het in deze te wijzen vonnis, over te gaan tot een herroeping van het op 29 juni 2015 genomen besluit tot niet bevordering van [de minderjarige] naar HAVO-4 en binnen deze termijn tevens tot een nieuw besluit inhoudende een bevordering van [de minderjarige] naar Havo-4 over te gaan;
althans, gedaagde te veroordelen om [de minderjarige] voor het schooljaar 2015 - 2016 als leerling alsnog binnen haar schoolinstelling te bevorderen naar Havo-4, zo nodig voorwaardelijk, waarbij de voorwaarde bestaat uit een positieve beoordeling van de prestaties en werkhouding van [de minderjarige] in de eerste periode van het schooljaar 2015-2016, en zulks binnen een termijn van uiterlijk 5 werkdagen na datum van het in deze te wijzen het vonnis schriftelijk aan [de minderjarige] en zijn ouders onvoorwaardelijk te bevestigen;
althans, gedaagde te veroordelen om [de minderjarige] voor het schooljaar 2015 - 2016 alsnog toe te laten tot het volgen van de opleiding Havo-4 binnen haar schoolinstelling, en zulks binnen een termijn van uiterlijk 5 werkdagen na datum van het in deze te wijzen van vonnis schriftelijk aan [de minderjarige] en zijn ouders onvoorwaardelijk te bevestigen;
althans, gedaagde te veroordelen om [de minderjarige] voor het schooljaar 2015 - 2016 alsnog voorlopig te bevorderen naar Havo-4 binnen haar schoolinstelling, en wel voor de duur van de uitkomst van de bodemprocedure, waarin het besluit van 29 juni 2015 van gedaagde tot niet bevorderen van [de minderjarige] ten principale wordt voorgelegd, en zulks binnen een termijn van uiterlijk 5 werkdagen na datum van het in deze te wijzen van vonnis schriftelijk aan [de minderjarige] en zijn ouders onvoorwaardelijk te bevestigen;
althans, gedaagde te veroordelen om [de minderjarige] voor het schooljaar 2015 - 2016 alsnog - zo nodig voorlopig, en wel voor de duur van de uitkomst van de bodemprocedure, waarin het besluit van 29 juni 2015 van gedaagde tot niet bevorderen van [de minderjarige] ten principale wordt voorgelegd, toe te laten tot het volgen van de opleiding Havo-4 binnen haar schoolinstelling, en zulks binnen een termijn van uiterlijk 5 werkdagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis schriftelijk aan [de minderjarige] en zijn ouders onvoorwaardelijk te bevestigen;
althans, gedaagde te veroordelen om haar volledige medewerking te verlenen [de minderjarige] voor het schooljaar 2015 - 2016 alsnog - zo nodig voorlopig, en wel voor de duur van de uitkomst van de bodemprocedure, waarin het besluit van 29 juni 2015 van gedaagde tot niet bevorderen van [de minderjarige] ten principale wordt voorgelegd - toe te laten tot het volgen van de opleiding Havo-4 binnen een andere schoolinstelling in de regio van de woonplaats van [de minderjarige], en zulks binnen een termijn van uiterlijk 5 werkdagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis schriftelijk aan [de minderjarige] en zijn ouders onvoorwaardelijk te bevestigen;
althans, gedaagde te veroordelen om binnen een termijn van uiterlijk 5 werkdagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis, over te gaan tot een schriftelijke herroeping van het op 29 juni 2015 genomen besluit tot niet bevorderen van [de minderjarige] naar Havo-4 en binnen deze termijn tevens, voorzien van een deugdelijke schriftelijke motivering, tot een nieuw besluit omtrent het wel of niet bevorderen van Tammes naar Havo-4 over te gaan;
althans gedaagde te veroordelen om binnen een termijn van uiterlijk 5 werkdagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis, [de minderjarige] en zijn ouders te voorzien van een deugdelijke en gemotiveerde onderbouwing van het besluit van 29 juni 2015 tot non bevordering van [de minderjarige] naar Havo-4;
Telkens op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,00 voor ieder dag of gedeelte van een dag, dat gedaagde in gebreke blijft aan de uitgesproken veroordeling te voldoen;
althans een in goede justitie te bepalen veroordeling in voorlopige voorziening te wijzen;
telkens gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, met de verplichting dat gedaagde de handelsvertragingsrente, althans de wettelijke rente, over deze proceskosten verschuldigd zal zijn als deze niet binnen 8 (acht) dagen, althans binnen een termijn die UEA in deze redelijk acht, na dagtekening of betekening van het in deze te wijzen vonnis zal hebben voldaan.
3.2.
Sancta Maria voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] leggen - samengevat - aan hun vorderingen ten grondslag dat Sancta Maria niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om [de minderjarige] niet te bevorderen naar Havo-4. Door dit besluit te nemen is Sancta Maria ernstig tekortgeschoten in de uitvoering van haar zorgplicht jegens [de minderjarige] en zijn ouders. Zij heeft zich niet gedragen zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam onderwijsinstituut verwacht mag worden. Zij handelt hiermee onrechtmatig. Het besluit ontbeert toereikende motivering. Onduidelijk is op welke gronden [de minderjarige] als een bespreekgeval is aangemerkt en op welke gronden [de minderjarige] uiteindelijk niet is bevorderd. Uit niets blijkt dat Sancta Maria bij haar besluit voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [de minderjarige] en met de vergaande gevolgen die de beslissing tot afwijzing heeft. Ook blijkt uit niets waarom Sancta Maria geen gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om in dit geval af te wijken van haar beleid op basis van zwaarwegende argumenten.
Het gebrek aan een zorgvuldige en deugdelijk gemotiveerde beslissing klemt te meer nu Sancta Maria zich in het geval van [de minderjarige] kennelijk baseert op een minimale onvoldoende voor wiskunde (5,4) en een minimale onvoldoende voor het vak lichamelijke opvoeding (5,3), welk vak in algemene zin en ook inhoudelijk minder zwaar behoort mee te tellen. Het is alleen al daarom de vraag of [de minderjarige] inderdaad kon worden aangemerkt als een bespreekgeval als bedoeld in de Overgangsnormering. Verder komt het vak lichamelijke opvoeding niet voor in de Overgangsnormering, zodat een cijfer voor dat vak op basis van de eigen regels van de school niet zou mogen meewegen voor het oordeel over de bevordering naar een volgend leerjaar. Ook hanteert de school ter zake de beoordeling voor dit vak klaarblijkelijk niet kenbaar gemaakt beleid en heeft zij niet vooraf inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze dit vak procentueel dan wordt beoordeeld en gewogen. Van de procentuele verhouding 25% prestatie en 75% werkhouding waren [eisers] niet op de hoogte. Ten slotte klopt de door de school gehanteerde berekening van het eindcijfer van lichamelijke opvoeding niet.
Een onvoldoende voor het vak lichamelijke opvoeding met als beoogd resultaat dat [de minderjarige] vervolgens niet wordt bevorderd naar Havo-4, hij van school wordt verwijderd en wordt gedemoveerd naar VMBO-T niveau is gelet op de grondslag van zodanig besluit onredelijk en staat niet in redelijke verhouding tot de vergaande negatieve gevolgen voor [de minderjarige], aldus [eisers]
4.2.
Sancta Maria betwist de stellingen van [eisers] en voert samengevat aan dat het besluit om [de minderjarige] niet te bevorderen naar Havo-4 niet op onredelijke of onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Een oordeel omtrent bevordering is ingevolge de Overgangsnormering voorbehouden aan de docentenvergadering. Reden voor het besluit is dat de vergadering van mening is dat [de minderjarige] onvoldoende kansrijk is in 4-Havo. Er bestaat geen verplichting om dit besluit schriftelijk te motiveren. De docenten komen tot een dergelijk besluit op basis van hun professionele kennis en ervaring. De stemming vindt anoniem plaats. Die anonimiteit is van belang om een ongebonden opstelling van de docent te verzekeren. Dit is in Nederland de gebruikelijke gang van zaken in het voortgezet onderwijs. Uit de verklaring van de revisiecommissie blijkt dat de vergadering geheel volgens de daarvoor geldende richtlijnen is verlopen. Daarnaast is het besluit tijdens een bespreking op 8 juli 2015 en bij brief 21 juli 2015 aan [eisers] toegelicht. Bij het besluit is rekening gehouden met de belangen van [de minderjarige]. Sancta Maria is van opvatting dat [de minderjarige] beter eerst zijn Mavodiploma kan halen alvorens door te gaan met de Havo.
Betwist wordt voorts dat het vak lichamelijke opvoeding minder zwaar behoort mee te tellen. Dit is een gewoon vak zoals alle vakken. Betwist wordt ook dat er bij de berekening van het cijfer van lichamelijke opvoeding een fout is gemaakt, aldus Sancta Maria.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de docentenvergadering van het Sancta Maria op grond van artikel 1 van de Overgangsnormering bevoegd is te besluiten over het al dan niet bevorderen van leerlingen. Gelet op het bepaalde onder 4 van de Overgangsnormering heeft die vergadering bij de uitoefening van die bevoegdheid een aanzienlijke beoordelingsvrijheid.
Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een door de docentenvergadering genomen besluit komt aan de voorzieningenrechter dan ook slechts een marginale bevoegdheid toe, namelijk de beoordeling of (de docentenvergadering van) Sancta Maria de voor de besluitvorming geldende regels juist heeft toegepast en in redelijkheid niet tot haar besluit heeft kunnen komen.
4.4.
Niet gezegd kan worden dat onduidelijk is op welke gronden [de minderjarige] als bespreekgeval is aangemerkt. Vast staat immers dat [de minderjarige] op zijn eindrapport twee onvoldoendes heeft gehaald, te weten een 5,4 voor wiskunde en een 5,3 voor lichamelijke opvoeding. Op grond van de Overgangsnormering, waarbij de Doorstroomtabel als uitgangspunt wordt gehanteerd, is [de minderjarige] daardoor in de zogenaamde bespreekmarge terecht gekomen.
4.5.
Voor zover door [eisers] is betoogd dat [de minderjarige] niet als bespreekgeval had mogen worden aangemerkt, wordt daarin niet meegegaan. Onder 8 van de Overgangsnormering is immers met zoveel woorden bepaald dat bij bevordering wordt gekeken naar de eindcijfers van elk vak afzonderlijk. De bepaling noemt verder een aantal uitzonderingen, maar daaronder is het vak lichamelijke opvoeding niet begrepen.
Het betoog dat -naar kennelijk wordt bedoeld- de onvoldoende voor lichamelijke opvoeding niet mag meetellen omdat de school niet vooraf inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze dit cijfer wordt samengesteld, faalt eveneens. Het beoordelen van schoolprestaties en het uitdrukken van die beoordeling in een totaalcijfer voor een vak is een bevoegdheid van docenten. Die bevoegdheid omvat de vrijheid om een systematiek te hanteren om de relevante aspecten van een vak zowel op zichzelf als ten opzichte van elkaar te wegen en om die weging tot een cijfer te herleiden. Er is geen verplichting om die systematiek vooraf kenbaar te maken. Of de berekening van het cijfer voor lichamelijke opvoeding klopt, kan in het midden blijven, nu niet is gesteld dat juiste berekening in een voldoende resulteert en de aard van hier toegepaste regels meebrengen dat een net-geen voldoende bij de beantwoording van de vraag of een leerling als bespreekgeval moet worden beschouwd geen relevante categorie is.
Het komt dus aan op de vraag of de procedure voor bespreekgevallen in casu correct is toegepast en tot een besluit heeft geleid dat een marginale toetsing kan doorstaan.
4.6.
Niet weersproken is dat de docentenvergadering is gevraagd naar het totaalbeeld van [de minderjarige] te kijken en vervolgens de vraag te beantwoorden of het perspectief aanwezig is dat [de minderjarige] kansrijk zal zijn in Havo-4. Gegeven de inhoud van de betrokken regeling lijdt het geen twijfel dat dit de vraag is die bij de voorbereiding van een besluit als hier aan de orde centraal behoort te staan. Verder is niet weersproken dat de revisiecommissie heeft vastgesteld dat de vergadering volgens de daarvoor geldende richtlijnen is verlopen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat niet kan worden volgehouden dat de procedure niet correct is geweest.
Meer inhoudelijk houdt de klacht van [eisers] in de kern in dat de docenten in hun beoordeling onvoldoende oog hebben gehad voor de omstandigheid dat in [de minderjarige] werkhouding en gedrag in het derde trimester aanzienlijke verbetering is opgetreden.
De vraag of van een dergelijke verbetering in voldoende mate sprake is om vertrouwen voor de toekomst te bieden is echter een vraag die bij uitstek aan de docentenvergadering is voorbehouden en zich uit de aard der zaak niet leent voor rechterlijke toetsing.
Bij de beantwoording van de vraag of er enige grond is voor de gedachte dat aan de besluitvorming in dit opzicht gebreken zouden kunnen kleven kan de rechter uiteraard wel acht slaan op de stemverhouding. Dan valt op dat er naast de 8 stemmen tégen bevordering slechts onthoudingen zijn gevallen. De wijziging in werkhouding en gedrag is kennelijk geen van de betrokken docenten zodanig opgevallen dat die zich voor continuering van [de minderjarige] gang door de Havo sterk heeft willen maken. Bij die stand van zaken kan niet worden volgehouden dat de docentenvergadering in redelijkheid niet tot haar besluit heeft kunnen komen.
4.7.
De stelling van [eisers] dat het besluit ondeugdelijk is gemotiveerd faalt ook. Uit de stukken blijkt dat Sancta Maria als motivering heeft gegeven dat er bij de docentenvergadering geen vertrouwen was dat [de minderjarige] Havo 4 en 5 succesvol zou kunnen doorlopen. Uit de uitlatingen van [eisers] te zitting blijkt dat zij zich ervan bewust zijn dat dit gebrek aan vertrouwen zijn grond vindt in een perceptie van [de minderjarige] die overwegend is gebaseerd op de ervaringen met [de minderjarige] in de afgelopen jaren.
Voor zover [eisers] zich op het standpunt stellen dat het besluit tot in detail dient te worden gemotiveerd, in die zin dat (bijvoorbeeld aan de hand van notulen van de docentenvergadering) duidelijk moet zijn wie wat heeft gezegd en gestemd heeft en wat de persoonlijke overwegingen van de verschillende docenten zijn geweest, dient dit standpunt te worden verworpen, alleen al omdat een zo gedetailleerde wijze van motiveren niet alleen onwerkbaar zou zijn maar zich ook niet verdraagt met de gerechtvaardigde wens van de school om een procedure te hanteren waarin de docenten zich vrij kunnen voelen om een inhoudelijk oordeel overeenkomstig hun werkelijke opvattingen te geven.
Verder kunnen [eisers] niet verlangen dat de docentenvergadering verantwoording aflegt van de in het besluit besloten liggende opvatting dat van een verandering in [de minderjarige] houding en gedrag niet zodanig sprake is dat dit perspectief biedt op succes.
4.8.
Tenslotte dient de stelling van [eisers] dat Sancta Maria de belangen van [de minderjarige] en de vergaande gevolgen die de beslissing tot afwijzing voor hem heeft onvoldoende heeft meegewogen, in het licht van de gemotiveerde betwisting door Sancta Maria te worden verworpen. Gegeven de opvatting van de school dat een tussenstap via het VMBO-T voor [de minderjarige] beter is, is het door het besluit veroorzaakte nadeel, voor zover dat bestaat in verlies van een jaar, immers in het besluit verdisconteerd.
Ook overigens blijkt niet van een tekortschieten van Sancta Maria jegens [de minderjarige] en zijn ouders. Integendeel. Uit de overgelegde stukken blijkt dat zij, mede in contact en samenwerking met de ouders, [de minderjarige] geruime tijd intensief heeft gevolgd en geprobeerd te steunen, laatstelijk door middel van een coachingstraject en het aanbieden van een programma om Engels op Cambridge niveau te leren.
4.9.
Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat Sancta Maria in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het niet bevorderen van [de minderjarige] naar Havo-4, zodat de vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.
4.10.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Sancta Maria worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Sancta Maria tot op heden begroot op € 1.429,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 10 september 2015. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.type: 299