ECLI:NL:RBNHO:2015:7828

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3723
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake aanvraag Participatiewet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 september 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een uitkering in het kader van de Participatiewet had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer had op 18 juni 2015 besloten om de aanvraag van verzoeker niet verder in behandeling te nemen. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 10 september 2015 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. Verweerder had verzoeker gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken om het recht op uitkering vast te stellen, maar verzoeker had niet de gevraagde stukken overgelegd.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij de benodigde informatie had verstrekt, ondanks zijn bewering dat hij herhaaldelijk contact had gezocht met verweerder. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien verzoeker niet had voldaan aan de verzoeken van verweerder. Bovendien had verzoeker inmiddels een nieuwe aanvraag voor een uitkering ingediend, waarop verweerder op korte termijn zou beslissen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/3723
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 september 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.J. Ouderdorp),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, verweerder

(gemachtigde: mr. E.A. Willems).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de aanvraag van verzoeker om een uitkering in het kader van de Participatiewet (Pw), niet verder in behandeling te nemen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verweerder heeft, teneinde het recht op een uitkering te kunnen vaststellen, verzoeker gevraagd om:
  • de eerder overgelegde afschriften van de bankrekening van verzoeker nogmaals over te leggen, ditmaal zonder zwart gemaakte posten;
  • opgave te doen van zijn schuld aan de VOF op 1 januari 2012 en indien van toepassing de opbouw van zijn schuld aan de VOF na de uittreding van verzoeker.
Verzoeker heeft deze gegevens niet verstrekt. Verweerder heeft hierop de aanvraag buiten behandeling gesteld, nu het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld.
3. Verzoeker heeft in bezwaar diverse stukken overgelegd waaronder de gevraagde bankafschriften, evenals een jaarrekening over 2011 waaruit de schuld van verzoeker aan de VOF blijkt en informatie over de schulden van verzoeker aan zijn medefirmant.
Verzoeker heeft voorts op zitting aangegeven naar aanleiding van het verzoek van verweerder om nadere informatie herhaaldelijk te hebben getracht telefonisch in contact te komen met verweerder teneinde de financiële situatie toe te lichten, maar dat hij ondanks alle inspanningen van zijn kant niet is teruggebeld.
4. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoeker heeft aangegeven geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Daartoe acht hij het volgende redengevend.
Verweerder heeft zich, naar voorlopig oordeel, terecht op het standpunt gesteld dat evengenoemde stukken noodzakelijk zijn om het recht op een uitkering te kunnen vaststellen. Verweerder heeft verzoeker vervolgens in voldoende mate in de gelegenheid gesteld deze stukken te overleggen, nu verzoeker drie maal een termijn is gegund voor het aanleveren van de gevraagde informatie. Daarbij is duidelijk aangegeven welke stukken dienden te worden overgelegd. Vast staat dat verzoeker binnen de hersteltermijn niet de gevraagde informatie heeft verstrekt en dat verweerder ten tijde van het nemen van het primaire besluit beschikte over onvoldoende informatie om het recht op een uitkering te kunnen vaststellen.
Het argument van verzoeker dat hij evenwel herhaaldelijk contact heeft gezocht met verweerder om één en ander toe te lichten, kan in deze procedure niet tot een ander oordeel leiden, reeds omdat verzoeker dit niet nader heeft onderbouwd.
Voor het treffen van een voorlopige voorziening is dan ook geen ruimte. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat verzoeker inmiddels een nieuwe aanvraag voor een uitkering heeft gedaan, waarop verweerder op korte termijn zal beslissen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.