In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 september 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een uitkering in het kader van de Participatiewet had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer had op 18 juni 2015 besloten om de aanvraag van verzoeker niet verder in behandeling te nemen. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 10 september 2015 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. Verweerder had verzoeker gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken om het recht op uitkering vast te stellen, maar verzoeker had niet de gevraagde stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij de benodigde informatie had verstrekt, ondanks zijn bewering dat hij herhaaldelijk contact had gezocht met verweerder. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien verzoeker niet had voldaan aan de verzoeken van verweerder. Bovendien had verzoeker inmiddels een nieuwe aanvraag voor een uitkering ingediend, waarop verweerder op korte termijn zou beslissen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af.