ECLI:NL:RBNHO:2015:7854

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
C/15/228589 / HA RK 15/106
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een bewindvoeringzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 juli 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen kantonrechter mr. H.A.M. Röell-Mulder. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter de schijn van partijdigheid had gewekt tijdens een zitting op 4 juni 2015, waar zij had aangegeven dat zij zou aansturen op professioneel bewind voor de moeder van verzoeker. Verzoeker betoogde dat deze uitspraak de indruk wekte dat de kantonrechter al een oordeel had gevormd voordat hij en zijn moeder gehoord waren. Daarnaast werd de nevenfunctie van de kantonrechter als voorzitter van de klachtencommissie van de GGZ NH Dijk en Duin aangehaald als een mogelijke bron van partijdigheid.

De rechtbank overwoog dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de opmerkingen van de kantonrechter in het proces-verbaal niet duidden op een vooringenomenheid en dat de nevenfunctie van de kantonrechter niet voldoende grond bood voor de vrees dat de onpartijdigheid in het geding was. De rechtbank stelde vast dat de feiten en omstandigheden die door verzoeker naar voren waren gebracht, onvoldoende waren om het verzoek tot wraking te onderbouwen. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bevolen dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/228589 / HA RK 15/106
Beslissing van 8 juli 2015
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. H.A.M. Röell-Mulder,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 30 juni 2015 schriftelijk de wraking verzocht van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer 3951830, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens, gelijktijdig met het wrakingsverzoek gericht tegen
mr. T.S. Pieters met zaaknummer C/15/228816, behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 2 juli 2015. Verzoeker is verschenen.

2.De feiten

2.1
Verzoeker is belanghebbende in de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 3951830, waarin [X] en [Y] , broer en zus van verzoeker in de wrakingszaak, de kantonrechter hebben verzocht [Z] , hun moeder, onder bewind te stellen, met benoeming van hen beiden tot bewindvoerder.
2.2
Tijdens de openbare zitting van 4 juni 2015 zijn verzoekers in de hoofdzaak gehoord. Verzoeker in de wrakingszaak is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Van hetgeen is behandeld tijdens de openbare zitting is een proces-verbaal opgesteld.

3.Het standpunt van verzoeker

3.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
aangevoerd dat de kantonrechter de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen omdat zij tijdens de terechtzitting van 4 juni 2015, zo is hem gebleken uit het proces-verbaal, de verzoekers in de hoofdzaak heeft gezegd dat zij in ieder geval zou aansturen op professioneel bewind en voorts omdat zij voorzitter is van de klachtencommissie van de GGZ NH Dijk en Duin.
Door haar aanbeveling tot het aanstellen van een professionele bewindvoerder heeft de kantonrechter de verdenking op zich geladen dat zij het belang van zijn moeder niet serieus neemt door, nog voordat verzoeker in de wrakingszaak en zijn moeder zijn gehoord, mee te gaan in de denktrant van verzoekers in de hoofdzaak en te anticiperen op toewijzing van hun verzoek.
Het voorzitterschap van de kantonrechter van de klachtencommissie van de GGZ NH Dijk en Duin, een instelling die onder meer zorg verleent aan ouderen met een psychiatrische aandoening of dementie, kleurt volgens verzoeker het oordeelsvermogen van de kantonrechter. De kantonrechter lijkt er op voorhand vanuit te gaan dat de moeder van verzoeker niet zelfstanding kan functioneren.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2
Ten aanzien van de passage in het proces-verbaal waartegen verzoeker zijn bedenkingen kenbaar heeft gemaakt, overweegt de rechtbank dat in het proces-verbaal ook staat vermeld dat de kantonrechter tijdens de openbare zitting heeft meegedeeld dat zowel de moeder als verzoeker in de wrakingszaak nog gehoord moeten worden. Het gehele proces-verbaal, in samenhang bezien, vormt dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat de kantonrechter op haar in de toekomst te nemen beslissing vooruit loopt of dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is, te minder nu de kantonrechter ook in haar schriftelijke reactie op het verzoek tot wraking heeft toegelicht dat zij met verzoekers in de hoofdzaak heeft besproken dat – mocht het tot bewind komen – het haar niet verstandig leek om verzoekers tot bewindvoerders te benoemen, omdat dat in dat geval tot veel nieuwe disputen aanleiding zal kunnen geven.
4.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de passage in het
proces-verbaal waartegen verzoeker zijn bedenkingen kenbaar heeft gemaakt onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.4
Hetzelfde geldt voor het voorzitterschap van de kantonrechter van de klachtencommissie van de GGZ NH Dijk en Duin, nu de rechtbank verzoeker weliswaar kan volgen in zijn stelling dat deze nevenfunctie specifieke kennis met zich brengt over ouderen met een psychiatrische aandoening en dementie, maar niet in de door hem hieraan verbonden conclusie dat haar nevenfunctie de kantonrechter er in de hoofdzaak toe heeft gebracht er op voorhand, zonder wederhoor, vanuit te gaan dat de moeder van verzoeker niet zelfstandig kan functioneren. De nevenfunctie biedt daarom evenmin voldoende grond voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.5
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, vormen dan ook geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af,
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan de verzoeker in de wrakingszaak, de kantonrechter en de verzoekers en de rechthebbende in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en mr. A.C. Terwiel-Kuneman, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W.A. Huijzer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2015.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.