In deze zaak verzoekt de man om wijziging van de door het gerechtshof vastgestelde kinderbijdrage. De vrouw heeft tegen de beschikking van het gerechtshof cassatie ingesteld, waarna de Hoge Raad de beschikking heeft vernietigd en de zaak heeft verwezen naar een ander gerechtshof voor verdere behandeling. De rechtbank oordeelt dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vernietiging van de beschikking van het gerechtshof betekent dat de beslissing over de kinderbijdrage niet meer kan worden gewijzigd of ingetrokken. De grondslag voor het wijzigingsverzoek is daarmee komen te vervallen. De rechtbank benadrukt dat het gerechtshof Den Haag zal moeten oordelen over de verzoeken van partijen met betrekking tot de kinderalimentatie en dat het aan hen is om te beslissen of de zaak opnieuw in volle omvang wordt onderzocht, rekening houdend met alle relevante omstandigheden.
De procedure begon met een verzoekschrift van de man, ingediend op 2 maart 2015, en omvatte verschillende verweerschriften en berichten van beide partijen. De zitting vond plaats op 20 augustus 2015, waarbij beide partijen werden bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 21 maart 2005 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, dat op 30 juli 2009 is ontbonden. Uit deze relatie is een minderjarige geboren. De man heeft in het verleden verschillende verzoeken gedaan om de kinderbijdrage te wijzigen, maar de rechtbank concludeert dat de huidige procedure niet de juiste instantie is om deze verzoeken te behandelen, gezien de eerdere vernietiging door de Hoge Raad. De rechtbank verklaart beide partijen niet-ontvankelijk in hun verzoeken.