Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm door de verbalisanten [verbalisanten] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2015212805-2, gedateerd 1 september 2015 (dossierpagina's 3 en 4);
- het in de wettelijke vorm door de verbalisanten [verbalisanten] opgemaakte proces-verbaal van verhoor met nummer PL1100-2015212805-6, gedateerd 1 september 2015, inhoudende de verklaring van verdachte (dossierpagina's 8 en 9);
- een schriftelijk bescheid, te weten een Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering met de daarbij behorende akte van uitreiking, gedateerd 10 juli 2015 (dossierpagina’s 15 – 19).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[aangeefster]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 300,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het in zaak A ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Tevens vordert de benadeelde partij vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand (eigen bijdrage) ter hoogte van € 143,00.
[aangeefster]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 250,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het in zaak B ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
bewezendat verdachte de in
zaak A en zaak Cten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden
3 (drie) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
dadelijk uitvoerbaarzijn.
in zaak Atoe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 443,00 (vierhonderddrieënveertig euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangeefster] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[aangeefster]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
6 (zes) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
zaak Bde benadeelde partij
[aangeefster]niet-ontvankelijk in de vordering.