Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van de procedure
2.Beoordeling
3.Beslissing
€ 3.115,20(zegge: drieduizend eenhonderdvijftien euro en twintig cent), welk bedrag als volgt is samengesteld:
/om– dossiernummer 20140207.”
Rechtbank Noord-Holland
Op 30 april 2015 diende mr. W.A.L. de Boer, advocaat, een verzoekschrift in bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, waarin verzocht werd om een schadevergoeding van € 4.178,24 ten laste van de Staat. Dit verzoek was gebaseerd op de kosten die de verzoeker had gemaakt voor juridische bijstand in een strafzaak die was geëindigd zonder strafoplegging. De behandeling van het verzoek vond plaats op 6 oktober 2015, waarbij mr. T. de Heer de verzoeker vertegenwoordigde en de officier van justitie, mr. M.A. Oudendijk, aanwezig was.
De rechtbank beoordeelde de aanvraag op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een gewezen verdachte recht heeft op vergoeding van gemaakte kosten indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf. De rechtbank overwoog dat de kosten van de raadsman billijk moesten zijn en dat het uurtarief van € 200,- als uitgangspunt werd gehanteerd. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden van de advocaat, waaronder een intakegesprek en het bijwonen van een verhoor, niet zodanig bijzonder waren dat een hoger uurtarief gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk besloot de rechtbank om een totaalbedrag van € 3.115,20 toe te kennen aan de verzoeker, bestaande uit € 2.565,20 voor de kosten van de raadsman in de strafzaak en € 550,- voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en beval de uitbetaling van de vergoeding aan de advocaat van de verzoeker.