ECLI:NL:RBNHO:2015:8851

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
15-002535
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 591a Sv na seponering van strafzaak

Op 30 april 2015 diende mr. W.A.L. de Boer, advocaat, een verzoekschrift in bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, waarin verzocht werd om een schadevergoeding van € 4.178,24 ten laste van de Staat. Dit verzoek was gebaseerd op de kosten die de verzoeker had gemaakt voor juridische bijstand in een strafzaak die was geëindigd zonder strafoplegging. De behandeling van het verzoek vond plaats op 6 oktober 2015, waarbij mr. T. de Heer de verzoeker vertegenwoordigde en de officier van justitie, mr. M.A. Oudendijk, aanwezig was.

De rechtbank beoordeelde de aanvraag op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een gewezen verdachte recht heeft op vergoeding van gemaakte kosten indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf. De rechtbank overwoog dat de kosten van de raadsman billijk moesten zijn en dat het uurtarief van € 200,- als uitgangspunt werd gehanteerd. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden van de advocaat, waaronder een intakegesprek en het bijwonen van een verhoor, niet zodanig bijzonder waren dat een hoger uurtarief gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk besloot de rechtbank om een totaalbedrag van € 3.115,20 toe te kennen aan de verzoeker, bestaande uit € 2.565,20 voor de kosten van de raadsman in de strafzaak en € 550,- voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en beval de uitbetaling van de vergoeding aan de advocaat van de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 15-002535
Parketnummer: 15/700488-14
Uitspraakdatum: 20 oktober 2015
Beschikking(art. 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 30 april 2015 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. W.A.L. de Boer, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 20 april 2015, van
[verzoeker],
[geboortedatum],
domicilie kiezende te (1017 AV) Amsterdam, Singel 450, ten kantore van mr. W.A.L. de Boer, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 4.178,24 wegens de door deze met betrekking tot de strafzaak met bovengenoemd parketnummer gemaakte kosten van een raadsman, alsmede tot vergoeding van de kosten van een raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van het onderhavige verzoekschrift.
Op 6 oktober 2015 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Namens verzoeker is verschenen mr. T. de Heer, waarnemend voor zijn kantoorgenoot mr. W.A.M. de Boer. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M.A. Oudendijk.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 24 februari 2015 aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak is geseponeerd.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in artikel 591a jo artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman.
Ten aanzien van het in rekening gebrachte uurtarief heeft de waarnemer van de raadsman van verzoeker ter zitting aangevoerd dat mr. De Boer veel ervaring heeft in zedenzaken en op grond van deze ervaring een hoger uurtarief hanteert dan het gemiddelde geadviseerde uurtarief. Daarbij ging het in deze zaak om ernstige aantijgingen en heeft de advocaat urenlang bij het verhoor op het politiebureau bijstand verleend aan verzoeker.
De officier van justitie heeft in raadkamer verklaard geen bezwaar te hebben tegen toekenning van een vergoeding voor de kosten van de raadsman, maar matiging van de gevraagde vergoeding op zijn plaats te vinden. Ten aanzien van de hoogte van de toe te kennen vergoeding heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het is de vrije keuze van een verdachte om een advocaat te kiezen. Daarbij is het aan de desbetreffende advocaat om met de cliënt een uurtarief overeen te komen.
De vraag is echter in hoeverre het billijk is dat de Staat datzelfde uurtarief van de advocaat vergoedt aan verzoeker. In de onderhavige procedure is de grondslag voor een vergoeding van gemaakte advocaatkosten gelegen in artikel 591a Sv. Voor de maatstaf voor de toekenning van schadevergoeding wordt verwezen naar artikel 90 Sv. In dat artikel wordt bepaald dat er gronden van billijkheid moeten zijn om een schadevergoeding toe te kennen. Daarbij moeten alle omstandigheden in aanmerking worden genomen.
Die omstandigheden zijn in dit geval dat het gaat om de vervolging van verzoeker, die van ontucht met een minderjarige werd beschuldigd. Uit de ter zitting gegeven toelichting kon niet worden afgeleid dat voor de verrichte werkzaamheden bijzondere, specialistische kennis noodzakelijk was. Het ging om een intakegesprek en correspondentie in de voorfase (nadat verzoeker een uitnodiging had gekregen om op het politiebureau te worden verhoord). Hiervoor zijn 1 uur en 36 minuten in rekening gebracht. Daarnaast heeft de raadsman 8 uur en 24 minuten in rekening gebracht voor het bijwonen van een verhoor van verzoeker bij de politie en de reis ernaar toe en terug.
Voormelde werkzaamheden leiden er niet toe dat dient te worden afgeweken van een uurtarief van € 200,-, dat deze rechtbank als uitgangspunt hanteert.
Al het voorgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank het billijk dat in totaal 10 uur worden vergoed tegen een uurtarief van € 200,- hetgeen neerkomt op € 2.000,-, verhoogd met 6% kantoorkosten ten bedrage van € 120,- en met BTW ten bedrage van € 445,20, derhalve in totaal een bedrag van € 2.565,20. Daarnaast zullen de gebruikelijke forfaitaire kosten worden toegewezen voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 3.115,20(zegge: drieduizend eenhonderdvijftien euro en twintig cent), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 2.565,20 wegens de kosten van een raadsman voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de strafzaak;
€ 550,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, rekeningnummer NL67 RABO 015 0997 973 ten name van Loth Rupert De Boer Advocaten Derdengelden, onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker]
/om– dossiernummer 20140207.”

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2015.