In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de schuldsanering van de appellante. De rechtbank heeft de beschikking van de waarnemend rechter-commissaris van 11 september 2015 bekrachtigd, waarin werd bepaald dat de smartengeldvergoeding van € 2.500,00, die appellante van het schadefonds geweldsmisdrijven ontving, tot de boedel behoort. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Jethoe, betoogde dat de smartengeldvergoeding niet aan de boedel toekwam, omdat deze niet was verkregen door een geconcretiseerde vordering in rechte of een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde echter dat de aanspraak op smartengeld hoogstpersoonlijk is en dat de uitkering van het schadefonds, hoewel niet via een rechtsvordering verkregen, toch als een geconcretiseerde aanspraak moet worden beschouwd. De rechtbank verwierp het formele verweer van appellante dat de waarnemend rechter-commissaris geen eigen beslissing had genomen en concludeerde dat de beslissing van de waarnemend rechter-commissaris op goede gronden was geweigerd. De rechtbank benadrukte dat de uitkering van het schadefonds geweldsmisdrijven onder dezelfde voorwaarden aan de boedel toekwam als aan appellante zelf, en dat er geen belemmeringen waren voor appellante om de schadeveroorzaker aan te spreken voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank besloot het beroep van appellante te verwerpen en de eerdere beslissing te bekrachtigen.