Op 20 november 2014 is een verzoekschrift ingediend door mr. A. Çinar, advocaat van verzoeker, bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Het verzoek betreft een vergoeding van € 1.587,22 voor kosten van rechtsbijstand in verband met een verdenking van het bij zich hebben van verdovende middelen. De zaak is behandeld in raadkamer op 27 januari 2015, waarbij mr. Çinar en de officier van justitie mr. S.M. de Vries aanwezig waren. Verzoeker was op 20 september 2013 aangehouden, maar de verdenking is beëindigd door een politiesepot op 11 november 2014.
De rechtbank oordeelt dat verzoeker in beginsel recht heeft op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, maar dat niet alle kosten in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat een deel van de werkzaamheden van de advocaat betrekking had op een klacht tegen de politie, wat niet onder de vergoeding valt volgens artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank bepaalt dat de redelijke vergoeding voor de werkzaamheden van de advocaat in de strafzaak € 384,78 bedraagt, en voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift € 280,00. In totaal kent de rechtbank een vergoeding toe van € 664,78 aan verzoeker, waarbij het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2015. De uitbetaling van de vergoeding wordt bevolen op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat.