ECLI:NL:RBNHO:2015:915

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
14.002160 en 14.002161
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na vrijspraak in strafzaak met betrekking tot VOG

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 9 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van verzoekster, die ten onrechte was verdacht van zware mishandeling. Verzoekster had een vergoeding aangevraagd voor kosten die zij had gemaakt in verband met een procedure voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en voor gederfde inkomsten. De rechtbank oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand in het kader van de VOG-procedure niet onder de reikwijdte van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering vallen, omdat deze kosten niet zijn gemaakt ten behoeve van de strafzaak. De rechtbank heeft echter wel een vergoeding toegekend voor gederfde inkomsten, omdat verzoekster gedurende een bepaalde periode niet kon werken door het ontbreken van de VOG. De rechtbank heeft de totale vergoeding vastgesteld op € 1.985,00, bestaande uit € 105,00 voor een verblijf op het politiebureau, € 1.330,00 voor gederfde inkomsten en € 550,00 voor de kosten van de raadsvrouw. De rechtbank heeft het overige verzoek afgewezen en de uitbetaling van de vergoeding bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: 14.002160 en 14.002161
Parketnummer: 15/746239-13
Uitspraakdatum: 9 februari 2015
Beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 23 juli 2014 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. Y.A.R. Seen, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 23 juli 2014, van
[verzoekster]
,
domicilie kiezende te (2023 GD) Haarlem, Sint Jorisveld 10, ten kantore van mr. Y.A.R. Seen, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van:
  • € 105,00, ter zake van de schade die verzoekster stelt te hebben geleden ten
  • € 1.246,30, wegens de kosten van een raadsvrouw voor haar werkzaamheden inzake het opstellen van een zienswijze tegen het voornemen om een verzoek voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) af te wijzen;
  • € 2.510,66, wegens misgelopen arbeidsinkomsten ten gevolge van het niet verkrijgen van een VOG.
  • € 280,00/550,00 wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen (en eventueel behandelen) van het onderhavige verzoekschrift.
Op 27 januari 2015 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Seen, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M.C. Hollander.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoekster is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 13 mei 2014, waarbij verzoekster van het haar tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het door verzoekster ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoekster is op 10 augustus 2013 om 13.26 uur in verzekering gesteld en op 11 augustus 2013 om 10.00 uur in vrijheid gesteld.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze tengevolge van ondergane vrijheidsbeneming geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een raadsman, zo daartoe althans, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Van de zijde van verzoekster is er op gewezen dat verzoekster in een barruzie terecht is gekomen, onderop kwam en van zich af heeft geslagen. Een verzoek om de zaak te seponeren gezien de omstandigheden (noodweer/noodweerexces) werd afgewezen.
Op de aanvraag van een VOG, die verzoekster nodig had in verband met haar werk in de kinderopvang, werd bericht dat het het voornemen was die af te wijzen gezien de verdenking van zware mishandeling. Tegen dat voornemen kon een zienswijze worden ingediend, waarvoor echter geen toevoeging werd verleend. Een toevoeging zou wel worden verleend voor het opstellen van een bezwaarschrift. Om daar op te wachten, zou echter veel kostbare tijd verloren gaan. Met verzoekster is afgesproken dat de raadsvrouw op basis van een vast bedrag de zienswijze zou opstellen. Naar aanleiding van die zienswijze is de VOG toch verstrekt. Verzoekster kon, nadat de VOG was afgegeven, direct weer werken waardoor de schade van gemiste arbeidsinkomsten is beperkt. Uiteindelijk heeft de officier van justitie ter zitting om vrijspraak gevraagd.
Vergoeding van de kosten voor het opstellen van de zienswijze zou op een civielrechtelijke manier moeten worden bekeken waardoor het, net als vergoeding van gederfde loon, onder de reikwijdte van artikel 591a Sv valt.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het niet vreemd is dat de officier van justitie indertijd het verzoek om te seponeren heeft afgewezen. Er was sprake van aanzienlijk letsel en een verdenking. In geval van een sepot had het slachtoffer een klachtprocedure (artikel 12 Sv) kunnen starten, waardoor de zaak uiteindelijk veel langer zou hebben geduurd.
De officier van justitie is van mening dat het verzoek om vergoeding van een dag detentie kan worden toegewezen. De kosten van de raadsvrouw voor het opstellen van een zienswijze tegen het voornemen om geen VOG te verstrekken en de gederfde inkomsten van verzoekster zijn echter niet het gevolg van de dag detentie en vallen niet onder de reikwijdte van de artikelen 89 of 591a Sv. Primair verzoekt de officier van justitie die verzoeken af te wijzen wegens het ontbreken van causaal verband. Subsidiair verzoekt zij die verzoeken af te wijzen wegens het ontbreken van gronden van billijkheid.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De strafzaak tegen verzoekster is geëindigd doordat zij door de meervoudige kamer van deze rechtbank is vrijgesproken. Dat geeft verzoekster op grond van artikel 591a, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in beginsel recht op vergoeding van de ten behoeve van de strafzaak gemaakte kosten voor rechtsbijstand, waaronder de kosten voor rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure.
Uit het verzoekschrift blijkt dat een aanzienlijk deel van de verzochte vergoeding ziet op kosten van de advocaat van verzoekster. Deze kosten zijn gemaakt in het kader van een procedure tot toekenning van een VOG. Nog daargelaten dat daarvoor geen juridische bijstand noodzakelijk is, kunnen deze kosten niet worden beschouwd als te zijn gemaakt “ten behoeve van de strafzaak”. Deze kosten van rechtsbijstand vallen daarmee niet onder de reikwijdte van artikel 591a Sv.
Artikel 591a Sv geeft verzoekster ook recht op de schade, die zij tengevolge van tijdverzuim door de vervolging heeft geleden. Het is de vraag of hieronder ook kan worden begrepen de schade die verzoekster stelt te hebben geleden; zij heeft een periode niet in de kinderopvang kunnen werken, omdat haar geen VOG was verleend. De rechtbank zal bedoeld artikel op dit punt echter ruim uitleggen en op grond van de billijkheid aan verzoekster een vergoeding toekennen. Op grond van de door verzoekster overgelegde verklaring van haar werkgever stelt de rechtbank vast dat verzoekster vanaf 5 januari 2014 t/m 31 (het verzoekschrift vermeldt abusievelijk
1januari 2014) januari 2014 niet heeft kunnen werken en ook anderszins geen inkomen heeft gehad. Gelet op de overgelegde salarisgegevens stelt de rechtbank de vergoeding vast op € 1.330,00.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 1.985,00(zegge: eenduizendnegenhonderdvijfentachtig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 105,00 wegens een verblijf van 1 dag op een politiebureau;
€ 1.330,00 wegens gederfde inkomsten;
€ 550,00 wegens de kosten van de raadsvrouw voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoekster toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoeksters advocaat, rekeningnummer NL94INGB 0003 9590 32 ten name van Stichting Derdengelden Vallenduuk Advocaten te Haarlem, onder vermelding van “schadevergoeding[verzoekster].”

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2015.