In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot de betaling van zorgpremie. De vordering is ingesteld op 22 mei 2015, waarbij Menzis stelde dat de zorgverzekering van de gedaagde met terugwerkende kracht per 27 oktober 2014 inging, op basis van artikel 5 sub a van de zorgverzekeringswet (Zvw). De kantonrechter oordeelde dat de enkele omstandigheid dat het adres van de gedaagde in onderzoek was, onvoldoende was om de verzekering eerder te laten ingaan. De gedaagde had zich op 27 oktober 2014 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie en had op 26 november 2014 een zorgverzekering aangevraagd met ingangsdatum 1 januari 2015. Menzis had echter de verzekering met terugwerkende kracht laten ingaan, wat de gedaagde betwistte. De kantonrechter oordeelde dat Menzis de gedaagde niet tijdig had geïnformeerd over de ingangsdatum van de verzekering, waardoor de gedaagde zijn keuzevrijheid was ontnomen. De kantonrechter wees de vordering voor de premieperiode van oktober tot en met december 2014 af, maar kende wel een bedrag van € 242,40 toe aan Menzis voor de periode vanaf januari 2015, inclusief wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.