ECLI:NL:RBNHO:2015:9389

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5421
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de bepaling in de Wet Wajong over jonggehandicapten en de criteria voor volledig herstel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 3 november 2015, wordt de uitleg van artikel 2:3 van de Wet Wajong behandeld. De zaak betreft een eiseres die arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wajong had aangevraagd, maar wiens ondersteuning per 1 januari 2015 was beëindigd. De rechtbank oordeelt dat de beoordeling van de vraag of eiseres als jonggehandicapt kan worden aangemerkt, niet correct is uitgevoerd door het Uwv. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres binnen een jaar volledig zou herstellen van haar ziekte, de ziekte van Cushing. De rechtbank benadrukt dat volledig herstel betekent dat de ziekte die de oorzaak is van de arbeidsbeperkingen genezen moet zijn, en niet alleen dat de belastbaarheid is hersteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het Uwv en bepaalt dat de ondersteuning op grond van de Wajong niet per 1 januari 2015 mag worden beëindigd. Tevens wordt het verzoek van eiseres om vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen, en wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/5421

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 november 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.G. Burgers),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J. Knufman).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van
30 juni 2014 arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wet werk en ondersteuning jonggehandicapten (Wajong) toegekend.
Bij besluit van 28 november 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tevens heeft verweerder beslist dat het recht van eiseres op ondersteuning op grond van de Wajong per 1 januari 2015 wordt beëindigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een nadere toelichting te verstrekken.
Verweerder heeft bij brief van 22 juni 2015 deze nadere toelichting verstrekt.
Eiseres heeft daarop gereageerd bij brief van 16 juli 2015. Verweerder heeft daarop bij brief van 23 juli 2015 een reactie gegeven.
Desgevraagd hebben partijen de rechtbank toestemming verleend voor het doen van uitspraak zonder nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten en uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres, geboren [geboortedatum] , was tot 12 april 2013 studerend. Zij heeft op 16 januari 2014 een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wajong.
2. Naar aanleiding van deze aanvraag is zij op 10 februari 2014 door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Deze concludeert dat bij eiseres sprake is van de ziekte van Cushing, waarbij niet duidelijk is of de operatieve verwijdering van het hypofyseadenoom op 24 oktober 2013 wel adequaat is geweest of dat er andere factoren spelen. De eerste ziektedag wordt vastgesteld op 1 juli 2013. De energetische beperking acht de verzekeringsarts passend bij de postoperatieve status van eiseres. De energiehuishouding is verstoord. Op basis van de literatuur kan dit volgens de verzekeringsarts zeker vier tot twaalf maanden aanhouden, waarbij er restverschijnselen kunnen blijven bestaan. De verzekeringsarts merkt voorts op dat er bij eiseres wellicht sprake is van een recidief. De prognose ten aanzien van de functionele mogelijkheden wordt door de verzekeringsarts als onzeker ingeschat, omdat er nog verder onderzoek en behandeling zal plaatsvinden. De verzekeringsarts heeft een functionelemogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin onder meer een urenbeperking is opgenomen. Op basis daarvan heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiseres nog in staat moet worden geacht 12 uur per week werkzaamheden te verrichten. Daarmee is zij niet in staat meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. Hierop is het primaire besluit genomen.
3. Het bezwaar van eiseres richtte zich tegen de ingangsdatum van de toegekende ondersteuning en de opgestelde FML.
4. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) eiseres op het spreekuur van 23 juni 2014 gezien en nadere informatie opgevraagd bij de behandelend sector. De verzekeringsarts B&B heeft - uitgaande van 1 juli 2013 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag - primair geconcludeerd dat eiseres niet 52 weken nadien arbeidsongeschikt is geweest (omdat de klachten na de operatie niet meer objectiveerbaar waren) en subsidiair geconcludeerd dat volledig herstel binnen een jaar te verwachten is. Nadat de verzekeringsarts B&B nadere informatie van het AMC heeft ontvangen, waaruit naar voren komt dat sprake is van een recidief en eiseres opnieuw geopereerd zal moeten worden, concludeert de verzekeringsarts B&B dat eiseres wel 52 weken arbeidsongeschikt is geweest, maar blijft de verzekeringsarts B&B bij het standpunt dat volledig herstel binnen een jaar nog steeds te verwachten valt.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat de verwachting dat zij binnen een jaar volledig zal herstellen niet juist is. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar onder meer algemene informatie over haar aandoening. Verder heeft zij recente medische informatie in het geding gebracht, waaruit onder meer blijkt dat zij op 19 januari 2015 opnieuw is geopereerd aan een adenoom. Tevens staat hierin vermeld dat de ingreep is gericht op volledig (biochemisch) herstel van de ziekte van Cushing, maar of de ingreep inderdaad leidt tot volledig herstel zal moeten blijken. Uit ervaring blijkt dat patiënten met de ziekte van Cushing ook na succesvolle operatie nog geruime tijd hinderlijke klachten kunnen ondervinden. De ingangsdatum van de toegekende ondersteuning heeft eiseres in beroep niet meer bestreden.
6. Ter zitting is het onderzoek geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor een (nadere) motivering door de verzekeringsarts B&B met betrekking tot de vraag hoe in dit geval is beoordeeld dat volledig herstel binnen een jaar aannemelijk is.
7. Bij aanvullende medische rapportage van 17 juni 2015 heeft de verzekeringsarts B&B - samengevat - voor de uitleg van het begrip ‘volledig herstel’ aangesloten bij de jurisprudentie met betrekking tot artikel 4 van de Wet WIA (duurzaamheid). Het moet volgens de verzekeringsarts B&B uitgaande van het doel van de Wajong vrijwel onomstotelijk vaststaan dat herstel niet zal optreden. De termijn van een jaar moet daarom vrij ruim worden genomen. Verder heeft de verzekeringsarts B&B erop gewezen dat het doel van de behandeling die eiseres ondergaat genezing is. Verder stelt de verzekeringsarts B&B zich op het standpunt dat het niet gaat om de volledige uitbanning van de ziekte, maar om de belastbaarheid. Het gaat erom dat een situatie wordt bereikt waarin het functioneren in termen van het CBBS als normaal is te duiden. Dat is in dit geval ook het verwachte doel, ook nu er een recidief is. Het beleid richt zich volgens de endocrinoloog nog steeds op genezing, dus volledig herstel. Of dat exact binnen een jaar zal zijn hangt niet zozeer af van de aandoening op zich als wel van de beperkingen van operatief ingrijpen. Als de hormoonactiviteit eenmaal is genormaliseerd zal het nog enige tijd kunnen duren voor de situatie van blijven volledig herstel is bereikt. Die tijd varieert sterk, van enkele weken tot enkele maanden, aldus de verzekeringsarts B&B.
8. Eiseres heeft in reactie daarop informatie van haar behandelend arts (dr. [naam] , internist-endocrinoloog i.o.) in het geding gebracht, waarbij zij erop heeft gewezen dat daaruit blijkt dat beide operaties niet succesvol zijn geweest en niet tot genezing hebben geleid. Eiseres houdt forse klachten en ook biochemisch is er geen genezing. De complexiteit van haar klachten heeft zelfs geleid tot bespreking van haar casus tijdens een internationale bijeenkomst van neurochirurgen, waaruit naar voren kwam dat een nieuwe operatie niet zinvol werd geacht, maar dat radiotherapie van de hypofyse wordt geadviseerd.
9. Naar aanleiding hiervan heeft de verzekeringsarts B&B zich op het standpunt gesteld dat de prognose door de nieuwe ontwikkelingen wel kan wijzigen, maar niet per datum in geding.
De rechtbank overweegt als volgt.
10. Artikel 2:3, eerste lid, aanhef, onder a, van de Wajong luidt als volgt: “Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk is de ingezetene die aansluitend op de dag waarop hij zeventien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is geweest met arbeid meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal herstellen.”
10.1 “
Met volledig herstel wordt bedoeld dat de ziekte die de oorzaak is van de arbeidsbeperkingen tijdens de beoordeling, naar verwachting binnen één jaar zal zijn genezen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat alleen personen die als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling langere tijd niet in staat zijn om 75% van het maatmaninkomen te verdienen als jonggehandicapte recht kunnen krijgen op arbeidsondersteuning.” (Kamerstukken II 2008/09, 31 780, nr. 8, p. 19, NvW)”.
10.2.
Hieruit leidt de rechtbank af dat het niet - zoals door de verzekeringsarts B&B wordt verondersteld - gaat om herstel van de belastbaarheid, maar om het genezen van de aandoening die tot de arbeidsbeperkingen leidde.
10.3
De rechtbank vindt ook steun voor deze opvatting in uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) met betrekking tot de vraag of sprake is van ‘dezelfde oorzaak’ (Amber). De CRvB overwoog daarin dat gevallen van volledig herstel goed dienen te worden onderscheiden van situaties waarin de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheid weliswaar tot een einde is gekomen, omdat er niet langer sprake is van uit de geconstateerde aandoening voortvloeiende wezenlijke beperkingen, maar geen volledig herstel is ingetreden van de onderliggende aandoening. Dit kan het geval zijn bij lichamelijke aandoeningen met een chronisch karakter, waarbij periodiek sprake is van exacerbaties afgewisseld met perioden waarin de aandoening onder controle is en alsdan weinig tot geen beperkingen oplevert, maar is evenzeer denkbaar bij andere lichamelijke ziekten en gebreken alsmede bij psychische aandoeningen zoals een depressie, indien naar medisch oordeel aannemelijk, althans zeker niet uitgesloten, is te achten dat de betrokkene in vergelijking met volledig gezonde mensen een verhoogde kans heeft op het optreden van een recidief (onder meer CRvB 20 april 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AP0012).
10.4
Het voorgaande leidt ertoe dat de vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat aannemelijk is dat eiseres binnen een jaar volledig genezen zal zijn. Dat jaar omvat in het geval van eiseres de periode van 30 juni 2014 tot 30 juni 2015. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de wettekst door - zoals door de verzekeringsarts B&B wordt voorgestaan - een ruimere periode aan te houden.
10.5
De bedoeling van de bepaling is dat alleen personen die langere tijd niet in staat zijn 75% te verdienen recht krijgen op arbeidsondersteuning. Daarmee is niet in overeenstemming dat uitsluitend de situatie per einde wachttijd wordt beoordeeld en latere ontwikkelingen daar niet bij te betrekken. Zeker in het onderhavige geval waarin de verzekeringsarts - al is het niet met zoveel woorden - kennelijk heeft geconcludeerd dat volledig herstel niet binnen een jaar te verwachten viel, maar de verzekeringsarts B&B tijdens de bezwaarprocedure tot het standpunt komt dat dit wel te verwachten is, kunnen de ontwikkelingen die daarna plaatsvinden, in elk geval tot het bestreden besluit, niet buiten beschouwing blijven.
10.6
Uit de medische rapportages van de verzekeringsarts en verzekeringsarts B&B kan met betrekking tot de situatie van eiseres in de periode van 30 juni 2014 tot 28 november 2014 (de datum van het bestreden besluit) het volgende worden opgemaakt.
De verzekeringsarts beschreef dat de eerste operatie op 24 oktober 2013 wellicht niet succesvol was geweest en dat er mogelijk sprake was van een recidief. Tijdens de bezwaarprocedure werd bekend dat er inderdaad sprake was van een recidief, waarvoor opnieuw een operatie zou moeten plaatsvinden. Wanneer die operatie plaats zou vinden was op dat moment nog niet bekend. Wel bekend was dat na een dergelijke operatie het nog geruime tijd (enkele weken tot enkele maanden) kan duren voordat volledig herstel kan optreden. Hierdoor was uiterst onzeker of eiseres, zelfs indien de operatie succesvol zou zijn, op 30 juni 2015 geheel hersteld zou zijn van haar ziekte.
Deze omstandigheden leiden de rechtbank tot het oordeel dat ten tijde van de beoordeling door de verzekeringsarts B&B de verwachting niet gerechtvaardigd was dat volledig herstel binnen een jaar, gerekend vanaf 30 juni 2014, zou optreden.
10.7
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het standpunt van verweerder dat aannemelijk is dat eiseres volledig zou herstellen, als bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, aanhef, onder a, van de Wajong, geen stand kan houden.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het bestreden besluit te vernietigen, voor zover daarin de toegekende ondersteuning op grond van de Wajong met ingang van 1 januari 2015 is beëindigd.
12. Het verzoek van eiseres om verweerder te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop verweerder de rente moet berekenen, wordt verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1225,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de reactie na de schorsing, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de toegekende ondersteuning op grond van Wajong-uitkering per 1 januari 2015 is beëindigd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres, overeenkomstig hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.225,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, voorzitter, en mr. S.A. Auwerda en mr. I.J.B. Corbey, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.