ECLI:NL:RBNHO:2015:9518

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
C/14/158854/FA RK 14-2532
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en ontzegging van het recht op omgang

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 maart 2015 een beschikking gegeven in een familiezakenkwestie. De moeder heeft verzocht om beëindiging van de zorgregeling tussen de vader en hun minderjarige kind, geboren op 6 februari 2003, omdat de omgang met de vader veel spanning en angst bij het kind veroorzaakt. De moeder heeft aangegeven dat de vader beloftes niet nakomt en dat het kind na de omgang met de vader overstuur thuis kwam. De vader daarentegen heeft aangevoerd dat de zorgregeling positief is verlopen en dat er geen redenen zijn om de omgang stop te zetten. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de Raad voor de Kinderbescherming voor onderzoek naar de situatie en de communicatie tussen de ouders. Tevens is er een verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag en wijziging van de geslachtsnaam van het kind, maar dit verzoek is niet aan de orde gekomen in de zitting. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het rapport van de Raad. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om hulpverlening in te schakelen om de communicatie te verbeteren en om het kind te ondersteunen in haar angsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
SR
zaak-/rekestnr.: C/14/158854 / FA RK 14-2532 + C/15/221677/ FA RK 15/674

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 4 maart 2015

in de zaak,
[NAAM VERZOEKER]
wonende te Alkmaar,
verzoekende partij,
advocaat mr. P.P.J.L. Appelman,
- tegen -
[NAAM GEREKWESTREERDE],
wonende te Alkmaar,
gerekwestreerde,
geen advocaat,
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie is op 8 december 2014 ingekomen het verzoekschrift van de moeder, waarin wordt verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) tussen de vader en de minderjarige [het kind] (hierna: [het kind]), geboren te Alkmaar op 6 februari 2003, te beëindigen.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 18 februari 2015,
alwaar zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door mr. P.P.J.L. Appelman, de vader en de minderjarige [het kind]. Tevens is aanwezig geweest mevrouw M. [naam 1], als informant namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Na de mondelinge behandeling is het de rechtbank bekend geworden dat de moeder op
6 februari 2015 een verzoekschrift heeft ingediend (C/15/221677/ FA RK 15/674) om haar met het eenhoofdig gezag over [het kind] te belasten en de geslachtsnaam van [het kind] te wijzigen in ‘[achternaam]’. Dit verzoek is nog niet op een zitting gepland, maar wordt thans om redenen van proces-economie betrokken bij onderhavige zaak.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De feiten
Partijen zijn gehuwd geweest, uit welk huwelijk de minderjarige [het kind] is geboren. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [het kind]. Bij beschikking van 28 april 2011 van de rechtbank Alkmaar is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 31 augustus 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij voornoemde beschikking is de hoofdverblijfplaats van [het kind] vastgesteld bij de moeder en is bepaald dat het door partijen opgestelde ouderschapsplan deel uitmaakt van
de beschikking. Er geldt thans een zorgregeling tussen de vader en [het kind], door partijen overeengekomen in een ouderschapsplan, waarbij zij eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur omgang hebben alsmede een deel van de vakanties, in onderling overleg te bepalen.
Standpunt van de moeder
Door en namens de moeder is aangevoerd dat de omgang met de vader al langere tijd veel spanning oplevert bij [het kind]. De vader heeft beloftes aan [het kind] gedaan die hij niet nakomt en zet haar ten aanzien van de omgang op verschillende manieren onder druk. [het kind] is na de omgang met de vader meerdere malen overstuur thuis gekomen en is angstig geworden voor de vader. Hoewel de moeder de omgang aanvankelijk slechts tijdelijk stop wilde zetten om voor [het kind] een periode van rust te creëren, is zij thans van mening dat omgang met de vader in het geheel niet meer in het belang is van [het kind]. Sinds de omgang rond kerst 2014 is gestopt, is [het kind] meer ontspannen geworden en presteert zij beter op school en in het sociale leven. [het kind] heeft de moeder smekend gevraagd om niet meer naar de vader te hoeven. De moeder kan zich de angst van [het kind] goed voorstellen, gelet op haar eigen ervaringen met de vader uit het verleden. De moeder heeft de vader in de afgelopen jaren geprobeerd te betrekken bij [het kind], maar het is moeilijk met hem op een normale wijze te communiceren. Als de vader een rol wil blijven spelen in het leven van [het kind], dan zal hij zijn gedrag moeten veranderen zodat [het kind] weer vertrouwen in hem krijgt. Primair heeft de moeder verzocht de zorgregeling te beëindigen, subsidiair hieromtrent een onderzoek door de Raad te gelasten.
Standpunt van de vader
De vader heeft aangevoerd dat de zorgregeling in de afgelopen jaren positief is verlopen en hij niet begrijpt waar de angst van [het kind] vandaan komt. Ten tijde van de echtscheiding
is [het kind] getuige geweest van een heftige discussie tussen partijen. Dit had niet mogen gebeuren en zal ongetwijfeld impact hebben gehad op [het kind]. In de jaren daarna is er echter niets meer voorgevallen van dien aard. De vader heeft geprobeerd met de moeder contact op te nemen over de situatie omtrent [het kind], maar zij heeft hem geblokkeerd op haar telefoon. Er bestaan volgens de vader geen zwaarwegende redenen om de omgang met [het kind] stop te zetten. De zorgregeling dient dan ook te worden hervat. De vader acht het hierbij van belang dat de communicatie met de moeder verbetert. De angst van [het kind] zou hierdoor kunnen worden verminderd. De vader is bereid hiertoe alles in het werk te stellen en zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek door de Raad.
Mening van [het kind]
[het kind] heeft in een afzonderlijk gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij geen contact meer wil met de vader. Er zijn in de afgelopen jaren verschillende dingen bij de vader voorgevallen die [het kind] veel pijn hebben gedaan. De vader belooft daarnaast vaak dingen aan [het kind] die hij vervolgens niet nakomt en hij geeft onvoldoende aandacht aan [het kind]. [het kind] is bang geworden voor de vader. Zij durft niet met hem te praten als ze ergens mee zit, omdat ze bang is dat de vader dan boos wordt en gaat schreeuwen, hetgeen al vaak is gebeurd.
Visie van de Raad
De Raad heeft aangegeven dat het voor de ontwikkeling van een kind in beginsel van belang is om met beide ouders contact te hebben. Omdat er nog niet veel duidelijk is geworden over de situatie, heeft Raad aangeboden een onderzoek instellen. Tegelijkertijd heeft Raad de ouders met klem in overweging gegeven om op korte termijn hulpverlening inschakelen om te werken aan het verbeteren van de communicatie. Daarnaast dient [het kind] hulp te krijgen in verband met haar angsten jegens de vader.
DE BEOORDELING
Op grond van artikel 1:253a tweede lid sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW),
kan de rechtbank bij gezamenlijke gezagsuitoefening op verzoek van de ouders of één
van hen een tijdelijk verbod opleggen aan een ouder om met het kind contact te hebben, met overeenkomstige toepassing van de in artikel 1:377a derde lid BW genoemde gronden voor ontzegging van het recht op omgang.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat de communicatie tussen de ouders niet naar behoren verloopt en [het kind] angst heeft voor de vader, waar [het kind] uiteenlopende redenen voor heeft gegeven. De rechtbank acht zich evenwel onvoldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen of deze omstandigheden ertoe zouden moeten leiden dat de zorgregeling in het belang van [het kind] dient te worden beëindigd. In beginsel is het voor de ontwikkeling van een kind van belang om met beide ouders contact te hebben, zoals ook de Raad ter zitting heeft aangegeven. Hierbij is het van wezenlijk belang dat de communicatie tussen de ouders op een adequate wijze verloopt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de zaak voor onderzoek wordt verwezen naar de Raad. De Raad dient te onderzoeken of stopzetting, handhaving dan wel wijziging van de zorgregeling tussen de vader en [het kind] al dan niet in het belang van [het kind] kan worden geacht, met in achtneming van de in artikel 1:377a derde lid genoemde gronden voor ontzegging van de omgang.
Hoewel het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag over [het kind] en wijziging van
de geslachtsnaam van [het kind] (C/15/221677/ FA RK 15/674) reeds op 6 februari 2015 is ingekomen bij de rechtbank, is dit verzoek niet aan de orde gekomen op de zitting van 18 februari 2015. Gelet op het feit dat beide ouders ter zitting hebben ingestemd met een onderzoek door de Raad, zal de rechtbank om proceseconomische redenen ambtshalve bepalen dat deze zaak eveneens voor onderzoek wordt verwezen naar de Raad, althans voor zover het betreft het verzoek tot eenhoofdig gezag. De Raad dient te onderzoeken of er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [het kind] bij voortzetting van het gezamenlijk gezag klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of wijziging van het gezag anderszins in het belang van [het kind] noodzakelijk is.
Met betrekking tot het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam in het kader van onderhavige procedure ex 1:253a BW , in die zin dat moeder verzoekt [het kind] de geslachtsnaam van haar moeder te laten dragen, acht de rechtbank zich niet bevoegd.
De rechtbank houdt de behandeling van de zaak zowel ten aanzien van de zorgregeling als
het verzoek van de moeder omtrent het gezag over [het kind] aan tot een nadere behandeling ter zitting op
22 juni 2015, op een nader te bepalen tijdstip, in afwachting van de rapportage en het advies van de Raad.
Evenals de Raad geeft de rechtbank de ouders dringend in overweging in de tussenliggende periode hulpverlening in te schakelen teneinde de onderlinge communicatie in het belang van [het kind] te verbeteren alsmede hulpverlening in te schakelen voor [het kind] in verband met haar gevoelens jegens de vader.
DE BESLISSING
De rechtbank:
- bepaalt dat de stukken in handen worden gesteld van de Raad, teneinde een onderzoek te doen en advies uit te brengen zoals omschreven in het voorgaande;
- houdt de behandeling van de zaak zowel ten aanzien van de zorgregeling als het verzoek van de moeder ten aanzien van het gezag over [het kind] aan tot een nadere behandeling ter zitting op
22 juni 2015, op een nader te bepalen tijdstip, in afwachting van de rapportage en het advies van de Raad;
- spreekt haar eigen onbevoegdheid uit met betrekking tot het verzoek van de moeder tot verandering van de achternaam van [het kind].
Deze beschikking is gegeven door mr. F.A. Egter van Wissekerke, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van S. Rebel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2015.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.