In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 maart 2015 een beschikking gegeven in een familiezakenkwestie. De moeder heeft verzocht om beëindiging van de zorgregeling tussen de vader en hun minderjarige kind, geboren op 6 februari 2003, omdat de omgang met de vader veel spanning en angst bij het kind veroorzaakt. De moeder heeft aangegeven dat de vader beloftes niet nakomt en dat het kind na de omgang met de vader overstuur thuis kwam. De vader daarentegen heeft aangevoerd dat de zorgregeling positief is verlopen en dat er geen redenen zijn om de omgang stop te zetten. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de Raad voor de Kinderbescherming voor onderzoek naar de situatie en de communicatie tussen de ouders. Tevens is er een verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag en wijziging van de geslachtsnaam van het kind, maar dit verzoek is niet aan de orde gekomen in de zitting. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het rapport van de Raad. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om hulpverlening in te schakelen om de communicatie te verbeteren en om het kind te ondersteunen in haar angsten.