ECLI:NL:RBNHO:2015:9901

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
C/15/232107 / FA RK 15-5539
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en verzoek tot wijziging gezag over een kind

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezamenlijk gezag over een kind, naar aanleiding van een kindbrief waarin het kind verzoekt om beëindiging van het gezag van de vader. De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure uiteengezet, waarbij het kind, de moeder en de vader betrokken zijn. De bijzondere curator, mr. C. de Bie-Koopman, is benoemd om het kind te vertegenwoordigen en heeft verslag gedaan van haar gesprekken met de betrokken partijen. De moeder heeft aangegeven dat het kind zich niet begrepen voelt door de vader en dat het wegnemen van het gezag rust zou geven. De vader heeft echter aangegeven dat hij niet denkt dat een wijziging van het gezag de problemen van het kind zal oplossen. De rechtbank heeft overwogen dat er onvoldoende grond is om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat de communicatie tussen de ouders niet goed is, maar niet is vastgesteld dat de moeder in haar ouderlijk gezag wordt belemmerd. De rechtbank heeft benadrukt dat de oplossing van de problemen bij de ouders ligt en dat zij hulp moeten zoeken om hun onderlinge verhouding te verbeteren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wijziging van het gezamenlijk gezag afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
gezagswijziging
zaak-/rekestnr.: C/15/232107 / FA RK 15-5539
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 3 februari 2016
in de zaak van:
[het kind],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: [het kind] .
mr. C. de Bie-Koopman, gevestigd te Alkmaar, is benoemd tot bijzondere curator over [het kind] .
In welke zaak belanghebbende zijn:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder
en
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de vader.

1.Verloop van de procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de beschikking van deze rechtbank van 11 november 2015, almede het advies van de bijzondere curator van 17 december 2015, ingekomen op 18 december 2015.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 januari 2016, alwaar zijn verschenen de bijzondere curator alsmede de vader en de moeder.

2.De vaststaande feiten

Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken:
2.1
Partijen zijn gehuwd geweest en in 2006 gescheiden. Uit dit huwelijk is op [geboortedatum] [het kind] geboren. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over [het kind] .
2.2
In de brief van [het kind] staat -kort gezegd en voor zover hier van belang- geschreven dat zij niet meer wil dat haar vader het gezag over haar heeft. Naar aanleiding van voornoemde brief is [het kind] door de kinderrechter gehoord op 2 oktober 2015. Naar aanleiding hiervan heeft de rechter de moeder en de vader uitgenodigd voor een gesprek, dat op 14 oktober 2015 heeft plaatsgevonden. Vervolgens is bij beschikking van 11 november 2015 mr. C. de Bie-Koopman, advocaat te Alkmaar, benoemd tot bijzondere curator over [het kind] .

3.De bijzondere curator

3.1
De bijzondere curator heeft verslag gedaan van haar gesprekken met [het kind] , de moeder en de vader, zoals blijkt uit het ingediende advies.
[het kind] heeft aangegeven dat zij zich niet door haar vader begrepen en geaccepteerd voelt. Zij heeft verteld dat haar vader de diagnose (ADHD en Asperger) niet wilde erkennen en therapie wilde in plaats van medicijnen. De moeder heeft onder meer aangegeven dat zij van vader gescheiden is om dezelfde dingen als waar [het kind] nu tegenaan loopt. Het wegnemen van het gezag zal [het kind] volgens de moeder veel rust geven. De bijzondere curator heeft met de vader besproken dat [het kind] tegenwerking heeft ervaren van hem. De vader heeft aangegeven dat de omgang met [het kind] steeds minder is geworden, maar dat hij achter de onderzoeken stond en daaraan heeft meegewerkt. Hij wilde echter eerst antwoorden op zijn vragen alvorens toestemming te geven.
De bijzondere curator heeft niet de overtuiging dat [het kind] klem of verloren raakt tussen haar ouders of dat een gezagswijziging anderszins in haar belang noodzakelijk is. [het kind] zal daardoor juist meer van haar vader verwijderd raken. Het is primair aan de ouders van [het kind] te wijten dat zij er (kennelijk) niet in zijn geslaagd hun eigen visie op de andere ouder niet op [het kind] te projecteren. Wel zou de vader meer kunnen vertrouwen op het inzicht van de moeder, die [het kind] dagelijks verzorgt. De vader staat nu eenmaal op grotere afstand van [het kind] en dient zich daarvan rekenschap te geven bij de invulling van zijn medegezagstaak. Aan de andere kant mag van de moeder worden verwacht dat zij de communicatie met de vader weer oppakt, al dan niet met hulp, en dat zij vader tijdig informeert en op de hoogte houdt van alle aangelegenheden rondom [het kind] , zodat de vader zich niet buitengesloten hoeft te voelen. De bijzondere curator adviseert de rechtbank het gezamenlijk gezag in stand te houden.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1
Ter zitting heeft de moeder herhaald dat het voor [het kind] veel rust zou geven als het verzoek wordt toegewezen. [het kind] geeft reeds langere tijd aan dat zij wil dat haar vader geen gezag meer over haar heeft, omdat zij zich dan pas “vrij voelt”. Het advies van de bijzondere curator is haar dan ook zwaar gevallen. Volgens de moeder heeft [het kind] problemen met de manier waarop haar vader met haar omgaat. [het kind] voert thans gesprekken met een psycholoog. De moeder heeft voorts aangegeven dat zij begrijpt dat de onderlinge verhouding tussen haar en de vader zou moeten verbeteren, maar dat zij niet inziet dat daarmee het gevoel van [het kind] zal veranderen.
4.2
Op de vraag van de rechter hoe het contact tussen [het kind] en haar vader thans is, heeft de vader ter zitting aangegeven dat [het kind] haar WhatsApp voor hem heeft afgesloten. Hij heeft een eenzijdig bericht ontvangen van [het kind] waarin zij heeft gezegd dat haar vader heeft gelogen tegen de bijzondere curator. De vader op zijn beurt denkt niet dat een betere wisselwerking tussen de ouders zal helpen om de problemen van [het kind] op te lossen.
4.3
De bijzondere curator heeft ter zitting aangegeven dat er sprake is van een lastige situatie, maar dat die situatie niet onoplosbaar of onoverkomelijk is. Het wijzigen van de gezagssituatie is symptoombestrijding en de onderliggende problemen worden daarmee niet opgelost. [het kind] wil pas gaan praten met haar vader of daarover nadenken, nadat haar verzoek is toegewezen. Dit terwijl zij in eerste instantie heeft aangegeven wel te willen praten.
De oplossing ligt echter bij de ouders. Zij zullen zich anders moeten opstellen en moeten werken aan verbetering van de onderlinge verhouding. Gezagskwesties dienen niet met [het kind] te worden besproken, maar door de ouders onderling. Het zou goed zijn als de vader en de moeder gezamenlijk met [het kind] om de tafel gaan, bij een orthopedagoog of een systeemtherapeut, aldus de bijzondere curator. De bijzondere curator heeft ook nog gemeld dat zij voor de zitting contact heeft gehad met de psycholoog van [het kind] , de heer [psycholoog] , en dat die heeft aangegeven dat hij geen tegenwerking van de vader heeft ervaren bij de behandeling van [het kind] .
4.4
De rechtbank overweegt dat het wettelijk uitgangspunt is dat het gezamenlijk ouderlijk gezag na beëindiging van de relatie tussen de ouders wordt gehandhaafd. Ingevolge artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter bepalen dat het ouderlijk gezag voortaan aan één ouder toekomt indien een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, dan wel indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.5
Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grond om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Hoewel de communicatie tussen partijen niet goed is, is niet vast komen te staan dat de moeder, die feitelijk de dagelijkse beslissingen ten aanzien van [het kind] neemt, door de man in de uitoefening van het ouderlijk gezag wordt belemmerd.
Dat [het kind] zich pas vrij voelt, zoals de moeder aangeeft, als het gezag van de man over haar is opgeheven, vindt de rechtbank zorgelijk omdat kinderen geen druk van het ouderlijk gezag behoren te ervaren. Het verdient aandacht in de gesprekken met de psycholoog hoe dat gevoel heeft kunnen ontstaan. Het wijzigen van het gezag is, zoals ook de bijzondere curator meent, echter symptoombestrijding en zal het werkelijke probleem niet oplossen. Sterker nog, de rechtbank acht niet uitgesloten dat bij wijziging van het gezag de vader steeds verder van [het kind] komt af te staan. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van [het kind] . Dat [het kind] zelf geen contact wil met de man, noch dat hij wordt geïnformeerd over haar leven, leidt niet tot een ander oordeel. Zij is thans te jong om te kunnen overzien welke gevolgen een gezagswijziging op de lange termijn voor effect op haar zal hebben.
Met de bijzondere curator is de rechtbank van oordeel dat de oplossing van het probleem bij de ouders ligt. Het feit dat beide ouders aangeven dat verbetering van hun onderlinge verhouding niet zal helpen om het gevoel van [het kind] te veranderen, baart de rechtbank grote zorgen. De ouders dienen zich te gaan realiseren wat hun eigen rol is in de ontstane situatie en wat dit met [het kind] doet. Zij zullen hun houding ten opzichte van elkaar moeten gaan wijzigen. De rechtbank drukt partijen op het hart hiervoor hulp te zoeken, bijvoorbeeld door systeemtherapie. Dan pas handelen zij werkelijk in het belang van [het kind] .
De rechtbank merkt nog op dat het voor de niet-verzorgende ouder, in dit geval de vader, die tevens weinig tot geen contact heeft met [het kind] , past om, zoveel als mogelijk is, te vertrouwen op het oordeel van degene die de dagelijkse zorg heeft voor [het kind] , in dit geval de moeder. Van de moeder kan op haar beurt verwacht worden dat zij discussies over gezagsbeslissingen bij [het kind] vandaan houdt.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek tot wijziging van het gezamenlijk gezag af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.