In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 17 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een vennootschap onder firma (vof) over een tekortkoming in de geleverde vloer. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.C. Coppens, stelde dat de geleverde vloer niet voldeed aan de verwachtingen, met name wat betreft de kleurnuance en soortnaam. De kantonrechter had eerder op 9 september 2015 een tussenvonnis gewezen en op 8 februari 2016 vond er een comparitie plaats.
De kantonrechter oordeelde dat de vof aansprakelijk was voor de schade die de eiseres had geleden als gevolg van de tekortkoming. De schade werd begroot op een wijze die in overeenstemming was met de aard van de tekortkoming, waarbij de kantonrechter opmerkte dat herstel door het wegbreken en opnieuw leggen van de vloer als disproportioneel werd beschouwd. De kantonrechter stelde vast dat de tekortkoming voornamelijk betrekking had op de subjectieve beleving van de kleur en dat de kosten voor herstel niet in verhouding stonden tot de tekortkoming zelf.
Uiteindelijk werd de vof veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 750,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Daarnaast werden de buitengerechtelijke kosten van de eiseres toegewezen en werden de proceskosten gecompenseerd. De kosten van de deskundige werden eveneens verdeeld tussen partijen, waarbij het deel van de eiseres voor rekening van de Staat bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.