Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
wil niet met jou aan tafel. Dat recht heeft ze en ja, dat is de situatie. Dus het is aan jou of je voorbeelden wil horen en of je daarin nu al antwoorden wil. Een vaststellingsovereenkomst kan makkelijk en soepel gaan. Ook uiteraard hebben wij daarin onze rechten en plichten. Ook wat betreft afkoop, of hoe je het wilt noemen allemaal. Dat wordt er allemaal in meegenomen, keurig netjes en ook dat wordt uiteraard juridisch allemaal opgesteld, maar dan blijft het op de minnelijke manier en gaat het op de juridische manier, dan duurt het iets langer, maar dan blijft het verhaal hetzelfde. Alleen dan heb ik de regie niet meer in handen. Dus dat is eigenlijk een heel kort verhaal waar een heel lang verhaal aan vooraf ligt. Het is inmiddels zó’n dossier en het is geen dreigement of wat dan ook, maar er zijn meer klachten en misstanden dan jij denkt. Dus het is aan jou om daar op te reageren ja of nee. Die twee keuzes zijn er, [Naam](kantonrechter: [werknemer] )
.(…)’
Je melding is doorgegeven aan Regiopoortwachters. Los hiervan wordt de gister besproken procedure (keuzemogelijkheid vaststellingsovereenkomst of juridische ontslagprocedure) gewoon gecontinueerd.’
:
Wij hebben de afgelopen weken reeds twee keer een minnelijke oplossing van het arbeidsgeschil geboden….. Hierop heeft u, of uw advocaat, nimmer inhoudelijk gereageerd. (…) U betracht consequent tijd te rekken. Eerst laat u ons wachten op de uitslag van een MRI-scan, vervolgens moeten wij wachten op een bezoek aan de bedrijfsarts. In beide gevallen verzuimt u hierna te reageren. U bent niet arbeidsongeschikt bevonden, op 9 juni niet en gisteren niet en u bent echter ook niet aan het werk. (….) uw salaris over de maand juli is op 0 gezet (…) Hiernaast omdat u blijft volharden in uw handelen en minachting van afspraken en zich op het door niemand onderbouwde standpunt blijft stellen dat u ziek bent. (…)’
[B] : ‘
Geen van de collega’s wil nog verder met haar of met haar werken. Zonder mevrouw [werknemer] is Inzet beter af’
.[a] : ‘
Ik beschouw haar handel en wandel inmiddels als een bacterie, die van binnenuit de organisatie van een kansrijk bedrijf aantast. Ik vertrouw erop dat een ieder begrijpt dat ze geen voet meer op de werkvloer van Inzet zet’.Het verweerschrift in die procedure dateert van 15 augustus 2016. Twee dagen voor de zitting heeft Inzet het verzoek ingetrokken. Het tegenverzoek is op zitting behandeld en in de beschikking van de kantonrechter te Alkmaar van 7 september 2016 is dit verzoek van [werknemer] met betrekking tot betaling van achterstallig loon en doorbetaling van loon grotendeels toegewezen.
:
Hij(kantonrechter: [B] )
zegt niet te begrijpen dat dit gesprek plaatsvindt. Hij geeft aan te vermoeden dat de geruchten van [Naam] [werknemer] van Inzet Werkt komen, welke medewerkster volgens hem frauduleus, onheus en onrechtmatig gedrag wordt verweten.’
(…) Ze(kantonrechter: [a] )
zag er slecht uit (vermoeid) en begon een verhaal te vertellen over ‘de zaak’ tegen jou en dat ze heel zeker was van haar zaak omdat jij zou hebben gefraudeerd. (…)’
3.Het verzoek
- Inzet te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 6.561,84 bruto, te vermeerderen met rente;
- Inzet te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 50.000,00, te vermeerderen met rente;
- te verklaren voor recht dat Inzet geen rechten kan ontlenen aan het relatiebeding/concurrentiebeding;
- te verklaren voor recht dat de uitlatingen van Inzet zoals uiteengezet onder 4.10 en 4.11 van het verzoekschrift onrechtmatig zijn en Inzet te veroordelen tot schadevergoeding van in totaal € 54.758,66 bruto, te vermeerderen met rente;
- Inzet werkt te verbieden om [werknemer] in verband te brengen met fraude of zich anderszins negatief uit te laten over [werknemer] op straffe van een dwangsom; deze vordering is ook als provisionele vordering ingesteld.
- Inzet te veroordelen tot voldoening van het achterstallig loon en verstrekken van loonstroken.
- Inzet te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat de opdracht die [B] aan [werknemer] gaf in mei 2016 het begin van de escalatie was en dat er tot die tijd niets aan de hand was en [werknemer] naar tevredenheid functioneerde. De opdracht was volgens [B] het opstellen van een plan van aanpak voor de terugloop van het aantal plaatsingen bij de gemeente Castricum. Uit de stukken blijkt dat op de inhoudelijke reactie van [werknemer] om deze terugloop te verklaren niet serieus werd ingegaan (productie 4 bij het ingetrokken verzoekschrift van de werkgever, door [werknemer] als productie 3 in het geding gebracht). Gezien het feit dat de feitelijke werkgever en leidinggevende van [werknemer] [a] was, heeft [werknemer] op dat moment terecht aangekaart dat zij hierover wenste te praten met [a] , temeer daar [B] nieuw was in de organisatie, niet in dienst is bij Inzet en zijn rol en status tot op heden onduidelijk zijn. [a] heeft dit geweigerd. Voorts is niet betwist door Inzet dat [werknemer] heeft gevraagd om gegevens die zij nodig had om het gevraagde plan op te stellen en dat Inzet deze niet aan haar ter beschikking heeft gesteld. Het enige dat Inzet is blijven doen is [werknemer] verwijten dat zij dit plan niet heeft opgesteld en Inzet kwalificeert dit als werkweigering. Ongeveer twee weken nadat het plan er had moeten liggen, volgt vervolgens het exit gesprek van 14 juni 2016. Uit het voorgaande blijkt genoegzaam dat Inzet het [werknemer] onmogelijk heeft gemaakt haar opdracht uit te voeren, hetgeen ernstig verwijtbaar is zeker wanneer dit vervolgens een belangrijke grond van haar verwijten jegens [werknemer] is.
Met name ook het volharden in deze onheuse bejegening en het uiten van ongefundeerde ernstige verdachtmakingen ook nadat beide partijen juridische bijstand hadden, een gesprek hebben gehad met een mediator en nadat een deskundigenoordeel van het Uwv is ontvangen, is onacceptabel. Uitgaande van het al het voorgaande en gelet op het feit dat [werknemer] goed heeft gefunctioneerd en Inzet met haar gedrag de mogelijkheden tot het vinden van ander werk voor [werknemer] heeft bemoeilijkt en heeft veroorzaakt dat [werknemer] dit verzoek heeft moeten indienen vóór haar volledige herstel, zal de kantonrechter de billijke vergoeding zoals verzocht vaststellen op het bedrag van € 50.000,-.