In deze zaak vordert de verhuurder, [X], de beëindiging van de huurovereenkomst met de huurder, [Y], vanwege de voorgenomen verkoop van de woning. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan voor een jaar, maar is stilzwijgend verlengd. [X] stelt dat [Y] in verzuim is met de huurbetaling, terwijl [Y] betwist dat er sprake is van een huurachterstand. De kantonrechter oordeelt dat de huurprijs feitelijk lager was dan in de overeenkomst vermeld en dat [Y] niet in verzuim is. De rechter concludeert dat de huurovereenkomst kan worden beëindigd op basis van de redelijkheid en billijkheid, omdat [X] de woning dringend wil verkopen en de huur onder de huidige voorwaarden verlieslatend is. De kantonrechter wijst de vordering van [X] toe en bepaalt dat de huurovereenkomst per 1 januari 2017 eindigt, zonder dat [Y] recht heeft op een verhuiskostenvergoeding. De proceskosten worden toegewezen aan [X].