Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Feiten en omstandigheden
3.Verzoek
4.Verweer en zelfstandig verzoek
5.Beoordeling
6.Beslissing
25 januari 2017.
uiterlijk 18 januari 2017door de rechtbank ontvangen dient te zijn.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de wijziging van de kinderbijdrage in het kader van hun co-ouderschap. De man had verzocht om de kinderbijdrage te verlagen van € 249,38 naar € 200 per maand per kind, omdat hij meende dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden. De vrouw daarentegen betwistte dit en verzocht om een verhoging van de bijdrage naar € 332,25 per kind per maand. De rechtbank heeft de procedure in verschillende stappen doorlopen, waarbij beide partijen hun standpunten en bewijsstukken hebben ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn kinderen erkend heeft en dat er eerder afspraken zijn gemaakt over de kinderbijdrage. De rechtbank heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, inclusief de draagkracht van de man en de vrouw. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet voldoende had aangetoond dat de eerdere afspraken over de kinderbijdrage onjuist waren en dat de man zijn verzoek tot verlaging niet kon onderbouwen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen afgewezen en de beslissing over de kinderbijdrage aangehouden tot een later moment, waarbij partijen in de gelegenheid werden gesteld om zelf een voorstel te doen voor de verdeling van de kosten van de kinderen. De rechtbank heeft de partijen verzocht om uiterlijk 25 januari 2017 te reageren op de voorgestelde regeling.