ECLI:NL:RBNHO:2016:10978

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4292
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over waardering van verhuurde woningen en hoorplicht in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 12 oktober 2016, is er een geschil ontstaan over de waardering van verhuurde woningen die van invloed zijn op het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.J.M.E. de Bont, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De rechtbank oordeelt dat eiser benadeeld is doordat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord voordat de inspecteur op het bezwaar besliste. Dit gebrek aan hoorplicht leidt tot de conclusie dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en wijst de zaak terug naar de inspecteur met de opdracht om eiser alsnog te horen. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992 en moet het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om bijzondere omstandigheden aan te tonen die een boven-forfaitaire vergoeding van proceskosten rechtvaardigen, maar in dit geval wordt dit verzoek afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Holland
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: HAA 15/4292
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 12 oktober 2016 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser(gemachtigde: mr. G.J.M.E. de Bont),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 4 augustus 2015 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2010 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.510, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 100.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 774.788.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2016.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. R.A. de Jong, mr. B.J.E. Lodder en R.H.A. Veen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijst de zaak terug naar verweerder en draagt verweerder op opnieuw op het
bezwaar te beslissen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord alvorens verweerder op het bezwaar heeft beslist. Aangezien er een geschil is over de waardering van de verhuurde woningen die tot de grondslag voor het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen behoren, kan niet worden gezegd dat eiser niet is benadeeld door het achterwege blijven van een hoorzitting. Dat brengt mee dat de uitspraak op het bezwaar niet in stand kan worden gelaten (vgl. HR 18 april 2003, nr. 37.790, ECLI:NL:HR:2003:AF7495). De rechtbank ziet geen aanleiding voor toepassing van de bestuurlijke lus en wijst de zaak terug naar de inspecteur, met opdracht om eiser alsnog volgens de regels te horen.
2. Op grond van het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
3. Eiser heeft verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep. Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, en artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan in bijzondere omstandigheden voor de kosten van rechtsbijstand een boven-forfaitaire vergoeding worden toegekend. Van een bijzondere omstandigheid is sprake indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een (de) daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (zie Hoge Raad 13 april 2007, nr. 41.235, ECLI:NL:HR:2007:BA2802). Ook in andere gevallen kan aanleiding bestaan om, alle (bijzondere) omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, af te wijken van de forfaitaire bedragen van het Besluit, bijvoorbeeld omdat het bestuursorgaan bij het opleggen van een aanslag in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (vgl. Hoge Raad, 4 februari 2011, nr. 09/02123, ECLI:NL:HR:2011:BP2975).
4. Het is aan eiser om de feiten en omstandigheden te stellen die het oordeel rechtvaardigen dat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Eiser stelt dat verweerder tegen beter weten in heeft gehandeld door te verzaken eiser te horen. Mede in aanmerking genomen de verklaring van verweerder ter zitting dat het verzuim eiser te horen op een vergissing berust, is de rechtbank van oordeel dat dit verzuim niet als bijzondere omstandigheid kan worden gekwalificeerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tegemoet te komen aan het verzoek van eiser om verweerder te veroordelen de in werkelijkheid gemaakte proceskosten te vergoeden. Wel zal verweerder worden veroordeeld in de op grond van het Besluit op forfaitaire wijze vast te stellen proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr. S.K.A. Efstratiades en mr. M.W. Koenis, leden, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.