ECLI:NL:RBNHO:2016:11005

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2016
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
C/15/249120 HA RK 16-178
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 20 oktober 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.W.M. Zegers. Het verzoek was gericht tegen de rechter mr. E.C. Smits in een strafzaak met parketnummer 96/080106-16. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomenheid toonde door positief te antwoorden op de vraag of Whatsapp-berichten door justitie konden worden opgevraagd, en door te stellen dat de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] gelijkluidend waren. De rechter heeft echter betoogd dat zij enkel haar taak vervulde door de stukken voor te houden en dat verzoeker geen opmerkingen maakte over haar opmerking tijdens de zitting.

De wrakingskamer heeft de zaak behandeld op 17 oktober 2016, waarbij verzoeker en de rechter aanwezig waren. De officier van justitie, mr. A.H.J.M. Damen, was niet aanwezig. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de rechter gehoord, evenals de schriftelijke reactie van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoeker waren aangevoerd, geen grond vormden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
Parketnummer: 96/080106-16
Rekestnummer: 16/178
Beslissing van donderdag 20 oktober 2016
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
bijgestaan door mr. B.W.M. Zegers, advocaat te Amsterdam.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. E.C. Smits,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

Verzoeker heeft, bij monde van zijn raadsman, op 21 september 2016 ter zitting de wraking verzocht van de rechter bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie straf, locatie Haarlem aanhangige zaak met als parketnummer 96/080106-16, hierna te noemen: de hoofdzaak.
De rechter heeft niet in de wraking berust, maar de zitting onderbroken om een proces-verbaal op te maken en te trachten een wrakingskamer te doen formeren. Zij heeft zich daartoe gewend tot de teamvoorzitter van de sectie straf in Haarlem.
De rechter heeft vervolgens met de griffier een proces-verbaal opgemaakt en de rechter heeft tevens nadien haar reactie op het wrakingsverzoek aan de wrakingskamer doen toekomen. Van de zijde van de officier van justitie, mr. A.H.J.M. Damen, is eveneens een schriftelijke reactie ontvangen door de wrakingskamer.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van
17 oktober 2016. Verzoeker, bijgestaan door diens raadsman, en de rechter zijn verschenen. De officier van justitie is niet verschenen. De voorzitter van de wrakingskamer heeft de voormelde schriftelijke reacties van de rechter en de officier van justitie kort voorgehouden en verzoeker en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

2.Het standpunt van verzoeker

Mr. Zegers heeft ter onderbouwing van het verzoek – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Het wrakingsverzoek berust op twee gronden, te weten de positieve beantwoording door de rechter van de vraag van de raadsman of Whatsapp-berichten geregistreerd en opgevraagd kunnen worden door justitie en de eerder ter zitting gedane opmerking van de rechter dat verbalisant [verbalisant 1] eigenlijk gelijkluidend verklaart bij de rechter-commissaris en in het proces-verbaal van bevindingen.
Ten aanzien van het eerste punt heeft mr. Zegers aangevoerd dat Whatsapp haar berichten versleutelt en na verzending van het bericht van haar server verwijdert, zodat ook de chatgeschiedenis niet door Whatsapp wordt bewaard. Dit betekent dat de berichten niet achterhaald kunnen worden door justitie. Door de positieve beantwoording van de vraag, hetgeen een feitelijk onjuist standpunt is, heeft de rechter willen aangeven dat de verklaring van de dochter van verzoeker kennelijk leugenachtig was en heeft de rechter het verweer dat niet verzoeker maar de dochter in de auto heeft gereden gepasseerd. Hierdoor is de schijn gewekt dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert.
Dat geldt ook voor de eerder ter zitting geuite karakterisering door de rechter dat de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] eigenlijk gelijkluidend zijn, nu dit eveneens feitelijk onjuist is. Op cruciale punten, waaronder de tijdstippen van de beschreven waarnemingen van verbalisant [verbalisant 1] , verschillen de verklaringen namelijk van elkaar. Door op te merken dat sprake is van gelijkluidende verklaringen heeft de rechter eveneens de schijn gewekt dat zij jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft ter zitting van de wrakingskamer een nadere toelichting op haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven. Kort samengevat heeft de rechter zich op het standpunt gesteld dat het haar taak is bij de inhoudelijke behandeling de stukken die zich in het strafdossier bevinden voor te houden. Op het moment dat de rechter opmerkte dat de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] op hoofdlijnen eigenlijk gelijkluidend waren, heeft verzoeker, bij monde van de raadsman, hier geen opmerking over gemaakt en is het voorhouden van de stukken en het bevragen van verzoeker daarover doorgegaan. Het verzoek tot wraking werd gedaan na het voorhouden van het proces-verbaal van bevindingen, waarin melding wordt gemaakt van de bevindingen met betrekking tot het opvragen van de verkeersgegevens van de mobiele telefoon van de dochter van verzoeker. Hierop volgde direct een vraag van mr. Zegers of Whatsapp-berichten geregistreerd en opgevraagd kunnen worden door justitie. De rechter heeft vervolgens deze vraag beantwoord, maar geen inhoudelijk oordeel gegeven over de bewijswaarde van het voorgehouden proces-verbaal van bevindingen.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft in een schriftelijke reactie laten weten dat de rechter met het stellen van vragen aan verdachte en het voorhouden van de stukken die zich in het strafdossier bevinden uitvoering heeft gegeven aan het bepaalde in de artikelen 286 en 301 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Uit de beantwoording van de vraag met betrekking tot de Whatsapp gegevens heeft de rechter geen blijk gegeven van vooringenomenheid. Eveneens is dat niet het geval geweest bij de opmerking over de gelijkluidendheid van de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] . Tijdens de behandeling van de zaak had mr. Zegers legio mogelijkheden om de details die hij van belang acht in die verklaringen naar voren te brengen. De officier van justitie is daarom van mening dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

Ingevolge het hier toepasselijke artikel 512 Sv kan, op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie, de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de zogenoemde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten in dat geval zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter (de zogenoemde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen niet doorslaggevend.
Gesteld noch gebleken zijn omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
Evenmin is sprake van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat ook de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer overweegt daartoe dat de rechter met de positieve beantwoording van de vraag van mr. Zegers of Whatsapp-berichten geregistreerd en opgevraagd kunnen worden door justitie nog geen oordeel heeft gegeven over de bewijswaarde van het proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2016. De rechter heeft dit stuk voorgehouden aan verzoeker en hem in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Indien mr. Zegers van oordeel is dat het stuk relevantie mist, kan hij dit op elk moment gedurende de behandeling van de strafzaak aan de orde stellen, waaronder tijdens het pleidooi. Dit geldt ook voor de opmerking van de rechter dat de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] gelijkluidend zijn. Indien aspecten van die verklaringen feitelijk onjuist zouden zijn, of indien de verschillende verklaringen innerlijk tegenstrijdig zijn, kan
mr. Zegers dit namens verzoeker op elk moment ter zitting benoemen. Deze door verzoeker aangevoerde omstandigheden leiden daarom niet tot de conclusie dat sprake is van een zwaarwegende aanwijzing dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert.
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren derhalve geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de officier van justitie in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. C.A. van Dijk, leden van de wrakingskamer,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 20 oktober 2016.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.