Op 8 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de persoon van de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een familiezakenprocedure. Het verzoeker was gericht tegen mr. A.L. Diender, de rechter die de hoofdzaak behandelde. Verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig was, onder andere vanwege een aantal incidenten tijdens de zitting op 19 september 2016. Hij voerde aan dat de rechter hem monddood had gemaakt en dat er sprake was van zowel subjectieve als objectieve partijdigheid. De rechter bestreed deze claims en stelde dat hij de regie van de zitting had en dat hij de voortgang van de procedure moest waarborgen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen overtuigende argumenten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoeker waren aangevoerd, geen grond vormden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar was. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling zou worden genomen, wegens misbruik van het rechtsmiddel.