Ter onderbouwing daarvan heeft Sortiva het volgende naar voren gebracht. Vanaf 2011 zijn de houding en het gedrag van [X 1] verslechterd. Er is sprake van een jarenlange aaneenschakeling van incidenten waarbij [X 1] zich bedient van agressie, intimidatie en bedreigingen tegenover zijn collega’s. Zo heeft [X 1] op 4 november 2011 zijn leidinggevende, de heer [y] (hierna: [Y] ) bedreigd en heeft hij voorgesteld om “het uit te vechten” nadat hij door [Y] op zijn werktempo was aangesproken. Op 18 november 2011 gaat [X 1] op zodanig wijze tegen zijn directe chef, de heer [y1] (hierna: [Y2] ) te keer, dat [Y2] zich bedreigd heeft gevoeld. Zowel [Y] als [Y2] hebben [X 1] aangesproken op zijn gedrag en hem laten weten dat dit gedrag onacceptabel is. Na het incident op 18 november 2011 is [X 1] [Y2] met enige regelmaat blijven beledigen en bedreigen. In mei 2014 is [X 1] de heer [Y3] (hierna: [Y3] ) in de auto achterna gereden op zodanige wijze dat [Y3] zich bedreigd heeft gevoeld. [X 1] is door Sortiva op deze gedraging aangesproken. Nadat [X 1] heeft verklaard dat hij [Y3] niet heeft achtervolgd maar wel boos op hem was, heeft Sortiva [X 1] duidelijk gemaakt dat dit gedrag niet door de beugel kan en niet wordt geaccepteerd door Sortiva. Sinds 2015 scheldt [X 1] regelmatig de productiechef, de heer [Y4] (hierna: [Y4] ) uit. [X 1] beledigt en bedreigt [Y4] ook. De incidenten tussen [X 1] en [Y4] vloeien meestal voort uit situaties waarin [Y4] [X 1] op zijn gedrag heeft aangesproken. In januari 2016 is [X 1] met geheven gebalde vuist op [Y4] afgelopen en is hij op één meter afstand blijven staan.
In december 2015 heeft Sortiva [X 1] overgeplaatst naar een andere werkplek, nadat bijna dagelijks sprake was van incidenten tussen [X 1] en zijn collega’s en deze collega’s Soritiva hebben aangegeven dat zij het niet meer naar hun zin hebben door de negatieve en gespannen sfeer die op de werkvloer ontstaat door toedoen van [X 1] . De gedachte achter de overplaatsing was dat [X 1] op de nieuwe werkplek minder contact met zijn collega’s zou hebben en dat daardoor minder conflicten zouden ontstaan.
De overplaatsing van [X 1] heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. De frequentie van de conflicten is weliswaar afgenomen, maar de conflicten doen zich nog steeds voor.
In januari 2016 heeft [X 1] de heer [Y5] (hierna: [Y5] ) bedreigd met een mes (dat gebruikt werd bij de uitvoering van de werkzaamheden), nadat [Y5] [X 1] probeerde te helpen door uit te leggen hoe hij een bepaalde werkhandeling beter kon verrichten.
Medio april 2016 is een woordenwisseling ontstaan tussen [X 1] en de heer [Y6] (hierna: [Y6] ), waarbij [X 1] volgens [Y6] diens moeder (ook werkzaam bij Sortiva) heeft beledigd. Op 2 mei 2016 heeft zich een nieuw incident tussen [X 1] en [Y6] voorgedaan, waarbij [Y6] [X 1] een klap heeft gegeven. Volgens [Y6] heeft hij deze klap gegeven, omdat [X 1] niet ophield met het beledigen en uitschelden van zijn moeder. [X 1] heeft steeds ontkend dat hij de moeder van [Y6] heeft beledigd c.q. heeft uitgescholden. Naar aanleiding van dit incident heeft Sortiva aanvankelijk zowel [Y6] als [X 1] op 2 mei geschorst. Vervolgens heeft Sortiva [Y6] op 3 mei 2016 op staande voet ontslagen. Met [X 1] heeft Sortiva op 10 mei 2016 een gesprek gevoerd, waarbij zij heeft aangegeven dat voor haar de maat vol is en dat zij het voornemen heeft om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. [X 1] heeft niet ingestemd met een beëindiging en hij heeft aangegeven dat hij zijn werkzaamheden wenst voort te zetten.
Toen [X 1] hersteld was, heeft Sortiva hem eind juli 2016 nog een laatste kans willen geven en hem voorgesteld om een mediationtraject te doorlopen. Het primaire doel van Sortiva daarbij was om bij [X 1] bewustwording te creëren over de ontstane situatie op de werkvloer en het aandeel van [X 1] daarin. [X 1] is immers maar steeds blijven herhalen dat er geen probleem is en dat hij niets fout doet. Hij heeft hiermee geweigerd om enige verantwoording te nemen voor de ontstane situatie. Nadat de intakegesprekken zijn gevoerd, heeft [X 1] echter geweigerd om de mediationovereenkomst te ondertekenen.
Volgens Sortiva hebben de intimiderende houding en gedragingen van [X 1] en zijn gebrek aan zelfinzicht op dit punt en de daarmee verband houdende structurele weigering om te komen tot een verbetering van de ontstane situatie er toe geleid dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam is verstoord.