ECLI:NL:RBNHO:2016:11050

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
C/15/246302 HA RK 16-133
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 8 september 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. M.H.L.C. Bijvoet, de rechter in een aanhangige bestuursrechtelijke zaak. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een zitting op 21 juli 2016, waarin de verzoeker de rechter had gevraagd om de hoofdzaak aan te houden in afwachting van een beslissing van de Hoge Raad in een soortgelijke zaak. De rechter had dit verzoek niet gehonoreerd, wat de verzoeker deed concluderen dat de rechter vooringenomen was.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een proceshandeling is die ter beoordeling van de rechters in hoger beroep staat. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid. In dit geval was er geen bewijs van vooringenomenheid van de rechter jegens de verzoeker.

De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om het verzoek tot aanhouding af te wijzen niet onbegrijpelijk was en dat de verzoeker geen objectieve gronden had voor zijn vrees voor partijdigheid. De wrakingskamer wees het verzoek om wraking af en beval aan dat het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/246302 HA RK 16-133
Beslissing van 8 september 2016
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats]
verzoeker,
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.H.L.C. Bijvoet,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Tijdens de zitting van 21 juli 2016 heeft verzoeker de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie bestuur, aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 16/555, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en bij brief van 28 juli schriftelijk op het verzoek gereageerd
.
1.3.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 31 augustus 2016. Verzoeker, de rechter en verweerder in de hoofdzaak (de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoorn) zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen. De rechter en de verweerder in de hoofdzaak hebben bericht van de geboden gelegenheid geen gebruik te maken.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek, samengevat, het volgende aangevoerd: tijdens de zitting in de hoofdzaak heeft verzoeker de rechter gevraagd de hoofdzaak aan te houden, in afwachting van een beslissing van de Hoge Raad in een soortgelijke zaak. De rechter heeft dit verzoek niet gehonoreerd. Verzoeker maakt hieruit op dat de rechter vooringenomen is.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft stelt zich op het standpunt dat de afwijzing van het verzoek tot aanhouding een proceshandeling is, die ter beoordeling van de rechters in hoger beroep staat.

4.Beoordeling

4.1.
Op grond van het hier toepasselijke artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de zogenoemde subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is (de zogenoemde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2.
Niet in geschil is dat de rechter jegens verzoeker geen vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.3.
Met betrekking tot de objectieve toets overweegt de wrakingskamer het volgende. De beslissing van de rechter om het verzoek tot aanhouding af te wijzen, dient te worden aangemerkt als een procesbeslissing. Het is, zoals de wrakingskamer ter zitting aan verzoeker heeft voorgehouden, vaste rechtspraak dat dergelijke beslissingen in beginsel geen grond voor wraking opleveren. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk al dan niet juist moet worden geacht, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer en kan slechts in eventueel hoger beroep worden getoetst (in de onderhavige zaken door het Gerechtshof te Amsterdam). Dit is slechts anders indien een procesbeslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is van oordeel dat dit hier niet het geval is. De procesbeslissing is niet onbegrijpelijk en is, blijkens het proces-verbaal van de zitting van 21 juli 2016, deugdelijk gemotiveerd. Voorts heeft de rechter zich met haar beslissing slechts uitgelaten over het verzoek om aanhouding en is zij met haar afwijzende beslissing op dat verzoek niet inhoudelijk vooruitgelopen op haar eindoordeel in de hoofdzaak.
4.4.
De wrakingskamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Zij vormen derhalve geen grond voor wraking. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek om wraking van de rechter af;
5.2.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek;
5.3.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en verweerder in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. T.S. Röell, voorzitter, A.C. Terwiel en J.I de Vreese-Rood, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2016.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.