ECLI:NL:RBNHO:2016:11203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
31 januari 2017
Zaaknummer
C/15/242451/16-310
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over duurovereenkomst tussen Bakker Seed Productions B.V. en Syngenta Seeds B.V. inzake teelt van paprika's

In deze zaak heeft Bakker Seed Productions B.V. (hierna: Bakker) een kort geding aangespannen tegen Syngenta Seeds B.V. (hierna: Syngenta) over de nakoming van een duurovereenkomst voor de teelt van paprika's. Bakker verzorgt al meer dan 25 jaar groentegewassen voor Syngenta, maar de overeenkomst werd beëindigd door Syngenta na de constatering van een virus bij tomatenplanten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden en dat Syngenta alternatieven voor Bakker had moeten faciliteren. Tijdens de vervolgzitting werd besproken dat Bakker kasruimte van 3600 m2 niet benut, en dat Syngenta al haar komkommerproductie voor 2017 had ondergebracht bij derden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het aannemelijk is dat de teelt van paprika's een zinvolle bedrijfsuitoefening voor Syngenta zal zijn en wijst de vordering van Bakker toe. Syngenta wordt veroordeeld om uiterlijk op 1 januari 2017 te beginnen met de teelt van 3600 m2 paprika's, met een dwangsom bij niet-nakoming. De kosten van het geding worden aan Syngenta opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Zittingsplaats Alkmaar
PY/AS
zaaknummer / rolnummer: C/15/242451 / KG ZA 16-310
Vonnis in kort geding van 15 juli 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAKKER SEED PRODUCTIONS B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Zuidoostbeemster,
eiseres,
advocaat mr. J.A.A. van de Ven te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNGENTA SEEDS B.V.,
gevestigd te Enkhuizen,
gedaagde,
advocaat mr. V. van Druenen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna opnieuw Bakker en Syngenta genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juni 2016 (hierna ook te noemen: het tussenvonnis);
- de akte vermeerdering eis van Bakker;
- een aanvullende productie (genummerd 36) van Bakker;
- drie aanvullende producties (genummerd 15 tot en met 17) van Syngenta;
  • de voortgezette mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 7 juli 2016, alwaar verschenen zijn de heren [x en z] , bijgestaan door mr. Van de Ven voornoemd en de heer [y] , bijgestaan door mr. Van Druenen voornoemd;
  • de pleitnota van Bakker;
  • de pleitnota van Syngenta.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenvonnis is het onderzoek heropend en een vervolgzitting bepaald om van partijen nog enkele inlichten te krijgen die van belang zijn voor het nemen van beslissingen op de bij dagvaarding ingestelde vorderingen.
2.3.
Bakker heeft bij akte haar eis vermeerderd. Zij vraagt nu Syngenta te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als bedoeld onder I van het petitum van haar dagvaarding tot het einde van 2017. Syngenta heeft tegen die vermeerdering bezwaar gemaakt. Zij acht die vermeerdering in dit stadium in strijd met een goede procesorde.
2.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan geen sprake. De eisvermeerdering - die Bakker daags vóór de voortgezette zitting heeft aangekondigd en tijdens die zitting heeft ingediend - ligt in het verlengde van de oorspronkelijke vordering, waartegen Syngenta verweer heeft gevoerd, en hierop is in het tussenvonnis al vooruit gelopen. Uit hetgeen Syngenta tijdens de voortgezette zitting tegen de vermeerderde vordering heeft aangevoerd, volgt dat zij geen moeite heeft gehad om hierop te reageren.
Syngenta’s stelling dat Bakker met de eiswijziging vraagt om de inhoudelijke discussie over onder meer de opzegtermijn weer open te breken, miskent dat het eventueel opleggen van een verplichting om Bakker de teelt van een zeker areaal aan gewas over 2017 te gunnen in de context van de onderhavige beoordeling moet worden gezien als invulling op voorhand van een op Syngenta rustende schadebeperkingsplicht in natura hangende een bodemprocedure, die vooral is gebaseerd op een afweging van de over en weer daarbij betrokken belangen. Die stelling is dan ook geen reden om de vermeerdering niet toe te laten. Dit betekent dat recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
2.5.
Bakker heeft ter zitting aangegeven dat het ondoenlijk is om in de beperkte context van de voortgezette zitting genoegzaam te reageren op hetgeen Syngenta bij dupliek naar voren heeft gebracht inzake de opzegging. Daarom beperkt Bakker zich tot het uitdrukkelijk betwisten van die weren. Hoewel daartoe in de gelegenheid, heeft Syngenta hierop niet meer gereageerd. Gelet hierop zullen de weren (a tot en met e) die in overweging 4.17 van het tussenvonnis zijn weergegeven in het kader van de onderhavige kort geding procedure worden gepasseerd.
2.6.
De vervolgzitting is gelast om “in te zoomen” op de feitelijke gevolgen van de huidige opstelling van Syngenta voor Bakker en de wijze waarop de daaruit voortvloeiende schadelijke gevolgen door teeltopdrachten van Syngenta voor de 2e helft van 2016 en 2017 zouden kunnen worden gemitigeerd. Uit de door Bakker in dit kader overgelegde productie (36) kan worden opgemaakt dat de kasruimte in compartiment 7 met een oppervlakte van 3600 m2 in 2016 en 2017 niet wordt benut. Bakker heeft aangegeven dat voor dit compartiment geen andere opdrachtgever is gevonden. Als voormelde kasruimte niet wordt ingevuld door Syngenta zal deze daarom ook in 2017 leeg staan. Er zijn - aldus Bakker - wel “start ups” of ‘cowboys’ die van deze kasruimte gebruik zouden willen maken. Het is echter niet in het belang van Bakker om hierop in te gaan, aangezien het alsdan heel lastig wordt om haar alternatieve opdrachtgever - evenals Syngenta een bedrijf uit de zogenoemde “premier league” - binnenboord te houden.
2.7.
Syngenta is gevraagd op de vervolgzitting inzicht te verschaffen in haar feitelijke (on)mogelijkheden om Bakker opdrachten voor teeltareaal te bieden. Syngenta heeft aangevoerd dat het alleen al gelet op de seizoengebondenheid van de groei van paprika’s en komkommers onmogelijk is om deze gewassen nog in 2016 te telen. Syngenta heeft verder aangegeven dat de hele komkommerproductie voor 2017 al is ondergebracht bij derden. Voor paprika’s bestaat een veel grotere markt. Echter, Syngenta produceert naar haar zeggen onder de lopende contracten met producenten al meer paprikazaad dan zij verkoopt.
2.8.
Partijen zijn het er over eens dat het huidige teeltjaar al te ver is gevorderd om een voorziening voor 2016 te kunnen treffen, die voor partijen praktisch nut heeft dan wel praktisch uitvoerbaar is. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of er aanleiding is voor het treffen van een voorziening in 2017.
2.9.
Gelet op de tijdens de vervolgzitting door Bakker gegeven toelichting, met name haar uitleg dat het toelaten van de wel aanwezige ‘cowboys’ op compartiment 7 afbreuk zou doen aan de pogingen van Bakker om haar alternatieve opdrachtgever voor de resterende kasruimte - een veel groter areaal - te behouden, acht de voorzieningenrechter onaannemelijk dat Bakker er in zal slagen om een alternatieve bezetting van het betrokken areaal voor 2017 te realiseren. De voorzieningenrechter acht het dan ook aannemelijk dat een voorziening in dit geding bijdraagt tot beperking van schade die Bakker zal lijden indien die voorziening niet wordt getroffen. De bijdrage zou kunnen bestaan in beplanting van een areaal van 3600 m2 met een door Syngenta te kiezen gewas, te weten paprika of komkommer. Aangezien Syngenta heeft aangevoerd dat de gehele komkommerproductie voor 2017 al is ondergebracht bij derden kan die keuze slechts de teelt van paprika’s betreffen en komt het aan op de vraag of aannemelijk is dat Syngenta dat zinvol in haar bedrijfsvoering kan inpassen.
2.10.
Syngenta heeft dat betwist, maar de voorzieningenrechter acht die betwisting niet steekhoudend. Gelet op de omvang van de productie van dit gewas, de fluctuatie in de jaarlijkse vraag hiernaar en de omstandigheid dat de zaden ongeveer twee jaar houdbaar zijn, heeft Syngenta haar standpunt dat bij haar nu al overschotten van paprikazaden bestaan die meebrengen dat 3600m2 extra niet productie niet zinvol is, onvoldoende toegelicht. Dit geldt temeer nu - zo blijkt uit productie 36 - in de jaren 2009 tot en met 2014 minstens het dubbele van de nu gevraagde 3600 m2 aan paprika’s werd geteeld en de vraag naar groentewassen, waaronder paprika, mondiaal toeneemt. De voorzieningenrechter acht dan ook aannemelijk dat het vullen van voormeld areaal met een gewas naar keuze van Syngenta ook voor laatstgenoemde een zinvolle bedrijfsuitoefening zal kunnen zijn.
2.11.
De gevorderde voorziening zal dan ook worden toegewezen, in die zin dat Syngenta zal worden veroordeeld tot nakoming van de duurovereenkomst door uiterlijk op
1 januari 2017 bij Bakker aan te vangen met de teelt van 3600 vierkante meter paprika’s op de wijze en voorwaarden zoals de afgelopen drie jaar gebruikelijk was en hiermee door te gaan tot het einde van 2017. De gevorderde dwangsom is ook toewijsbaar, zij het dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd.
2.12.
Syngenta zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
-
veroordeelt Syngenta tot nakoming van de duurovereenkomst door uiterlijk op 1 januari 2017 bij Bakker aan te vangen met de teelt van 3600 vierkante meter paprika’s op de wijze en voorwaarden zoals de afgelopen drie jaar gebruikelijk was en hiermee door te gaan tot het einde van 2017, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat Syngenta na ommekomst van genoemde datum in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,-;
- veroordeelt Syngenta in de kosten van dit geding aan de zijde van Bakker gevallen en tot op heden begroot op € 696,75 (€ 619,- vastrecht, € 77,75 voor kosten dagvaarding) en op
€ 1.632,- salaris advocaat te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis;
- veroordeelt Syngenta in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Syngenta niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.L. Ypma op 15 juli 2016. [1]

Voetnoten

1.type: PY