ECLI:NL:RBNHO:2016:11504

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
29 september 2017
Zaaknummer
4818066
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke verzoeken tot vestiging van levenslang vruchtgebruik en wijziging testamentaire bepalingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die de levenspartner was van de erflater. De erflater, die op [datum overlijden] is overleden, had bij testament een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot zijn nalatenschap, waaronder de vestiging van een bewind over het vermogen van zijn minderjarige zoon en de verplichting om geldlegaten uit te keren. Verzoekster verzoekt de kantonrechter om een levenslang vruchtgebruik op de gehele nalatenschap te vestigen, de verplichting tot aflossing van de hypotheekschuld te schrappen en de last om geldlegaten uit te keren te vervallen. Ze stelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die haar financiële situatie negatief beïnvloeden, waardoor het niet langer verantwoord is om de hypotheek af te lossen en de geldlegaten uit te keren.

De kantonrechter overweegt dat verzoekster, als moeder van de minderjarige zoon, de ruimte moet hebben om diens belangen te behartigen. De rechter stelt vast dat de gewijzigde omstandigheden, waaronder ziekte en een beperkte levensverwachting van verzoekster, voldoende zijn om de behoefte aan een levenslang vruchtgebruik te onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat de verzoeken van verzoekster toewijsbaar zijn, omdat de instandhouding van de testamentaire lasten ongerechtvaardigd zou zijn gezien de financiële situatie van verzoekster en de belangen van de minderjarige.

De kantonrechter verklaart de testamentaire lasten om de geldlegaten uit te keren en de hypotheekschuld af te lossen vervallen, en benoemt verzoeksters broer, dhr. [X], tot testamentair bewindvoerder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en is gegeven door mr. J.S. Reid, kantonrechter, op 29 november 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 4818066 \ EJ VERZ 16-68 (rvk)
Uitspraakdatum: 29 november 2016

Beschikking in de zaak van:

[verzoekster] , wonende te [woonplaats 1]

verzoekster [verder ook te noemen: [verzoekster] ]
gemachtigde: mr. A.M. Lopez-Brea Gertenbach, notaris te Alkmaar

Het procesverloop

Op 8 februari 2016 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen met betrekking tot
de nalatenschap van [erflater], laatst wonende te [woonplaats 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] , overleden op [datum overlijden] te [plaats overlijden] , hierna te noemen erflater.
Op 27 oktober 2016 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Daarbij is verzoekster verschenen, vergezeld door dhr. [X] en dhr. [Y] , alsmede voornoemde gemachtigde.

De uitgangspunten

1. Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd, onder het maken van huwelijksvoorwaarden - inhoudende uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen - met verzoekster, [verzoekster] voornoemd.
Uit gemeld huwelijk van partijen is één thans nog
minderjarig kindgeboren, te weten:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] , wonende bij verzoekster.
2. Erflater heeft bij testament, op [datum] verleden voor mr. N.M.E. van der Ploeg-Pot, notaris te Heiloo, over zijn nalatenschap beschikt en daarbij onder de last van enige legaten als enig en algeheel erfgenaam achtergelaten zijn minderjarige zoon.
3. In het testament zijn – onder meer – de volgende bepalingen opgenomen:
‘(…)

3. De gerechtigde is niet bevoegd de onroerende zaak te vervreemden, te bezwaren te verhuren of aan derden, onder welke titel dan ook in gebruik te geven anders dan in deze akte is bepaald.

4. Mede ter nakoming van mijn verzorgingsplicht en mijn wens mijn echtgenote verzorgd achter te laten, ken ik haar als gerechtigde toe de bevoegdheid in de zin van artikel 3:212 van het Burgerlijk Wetboek over de onroerende zaak te beschikken, doch uitsluitend en alleen in het geval onverhoopt mocht blijken dat verhuizing naar een andere koopwoning noodzakelijk is vanwege financiële redenen (dat wil zeggen: de woonlasten van de grote en robuuste woning aan het [adres] zijn voor mijn echtgenote en/of mijn zoon – indien en zolang hij op voormeld adres woonachtig is – te zwaar omdat de woonlasten niet meer bekostigd kunnen worden uit de reguliere inkomsten voortvloeiende uit het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) Nabestaandenpensioen en/of door mijn echtgenote en/of zoon -indien en zolang hij op voormeld adres woonachtig is- verrichte arbeid en er anders op het door mij nagelaten vermogen zou moeten worden ingeteerd) dan wel noodzakelijk is vanwege de bevordering van het welzijn of de ontwikkeling van mijn zoon.

Hetgeen in de plaats van de aan het vruchtgebruik onderworpen zaak treedt doordat daarover beschikt is, behoort aan de hoofdgerechtigde(n) toe en is eveneens aan het vruchtgebruik onderworpen, een en ander onder dezelfde voorwaarden als genoemd in deze bepaling D.1.b. Ingeval van zaaksvervanging in voornoemde zin, dient mijn echtgenote ervoor te zorgen dat de tenaamstelling hoofdgerechtigde(n)/beperkt gerechtigde in de openbare registers juist wordt ingeschreven.
Verder zal bij vervanging van de woning in voornoemde zin tien procent (10%) van de verkoopprijs gebruikt kunnen worden voor herinrichting van de nieuwe koopwoning. De resterende verkoopopbrengst wordt toegevoegd aan de bestaande spaarsaldi van mijn zoon, een en ander op een vanuit fiscaal oogpunt zo vriendelijk casu quo gunstig mogelijke wijze.
(…)

6. De gerechtigde is niet vrijgesteld van de verplichting tot het stellen van zekerheid als bedoeld in artikel 3:206 BW.

(…)

11. De woning en de bijhorende tuinen aan het [adres] verkeren thans in een uitstekende staat van onderhoud en de gerechtigde is verplicht deze staat ongewijzigd te laten en zorg te dragen dat deze uitstekende staat wordt gecontinueerd.

De gerechtigde is verplicht om in de woning aan de [adres] mijn werkkamer in stand te laten zoals deze was ten tijde van mijn overlijden.

12. De gerechtigde heeft de verplichting om de hierna genoemde leden van haar familie de toegang tot de woning gelegen aan het [adres] te allen tijde te ontzeggen. Deze ontzegging geldt in het bijzonder ten aanzien van haar moeder met eventuele partner/vriend, haar broer met echtgenote en hun kinderen, haar zus met echtgenoot en hun kinderen.

Deze ontzegging is onherroepelijk, is absoluut en geldt onder alle omstandigheden.
Ten bewijze van de onvoorwaardelijke nakoming van deze bijzondere verplichting is gerechtigde verplicht een daartoe strekkende door een notaris opgestelde schriftelijke verklaring te ondertekenen en deze ter ondertekening aan mijn zoon voor te lezen en in kopie te verstrekken aan mijn zoon, mijn oudste zus, [naam 1] en haar twee kinderen [naam 2] en [naam 3] , en aan mijn jongste zus, [naam 4] .

13. Gerechtigde heeft een geheimhoudingsplicht ten aanzien van de inhoud van dit testament en over de afwikkeling van de nalatenschap en over al datgene wat daar direct of indirect mee samenhangt of daaruit voortvloeit.

Deze geheimhouding van gerechtigde geldt in het algemeen tegenover derden en meer in het bijzonder ten aanzien van haar familieleden onder wie nader genoemd haar moeder, haar broer en diens echtgenote en hun kinderen en haar zus en diens echtgenoot en hun kinderen. Deze absolute geheimhoudingsplicht geldt zowel tijdens het bestaan van het beperkt recht alsook ten aanzien van de periode na het beëindigen van dit beperkt recht.
Ten bewijze van de onvoorwaardelijke nakoming van deze bijzondere verplichting is gerechtigde verplicht een daartoe strekkende door een notaris opgestelde schriftelijke verklaring te ondertekenen en deze ter ondertekening aan mijn zoon voor te lezen en in kopie te verstrekken aan mijn zoon, mijn oudste zus, [naam 1] en haar twee kinderen [naam 2] en [naam 3] , en aan mijn jongste zus, [naam 4] .
c. Hypotheekschuld
Het is mijn uitdrukkelijke wens, dat indien voormeld registergoed ten tijde van mijn overlijden niet geheel vrij van hypotheek zal zijn, de (restant)hypotheekschuld geheel zal worden afgelost uit het overige door mij nagelaten vermogen -waaronder ik tevens versta de uitkering(en) uit overlijdensrisicoverzekering(en) en tegoed(en) opgebouwd in de spaarhypotheek- zodat de woonlasten voor mijn echtgenote en/of mijn zoon zo laag mogelijk zullen zijn.
(…)’
4. De nalatenschap is voor en namens de minderjarige erfgenaam door verzoekster op 8 juli 2013 beneficiair aanvaard.
5. In gemeld testament heeft erflater een bewind ingesteld over het door zijn voornoemde zoon krachtens erfrecht verkregen vermogen. Dit bewind eindigt onder meer, wanneer deze zoon de leeftijd van 23 jaar bereikt. Erflater heeft als bewindvoerder over dat vermogen aangewezen verzoekster. In het testament is onder M. Beschermingsbewind onder d. Benoeming bewindvoerder, het volgende opgenomen:
‘Ik benoem tot bewindvoerder; mijn echtgenote, onder de ontbindende voorwaarde dat alle belangrijke handelingen (zoals het beschikken over, de verhuur van en de herbelegging van onder bewind gesteld vermogen) en alle financieel georiënteerde handelingen die een belang van tweehonderd vijftig euro (€ 250,00) te boven gaan, vooraf de instemming behoeven van mijn oudste zus [naam 1] en mijn jongste zus [naam 4] .
Ingeval van weigering de bewindvoering te aanvaarden, defungeren of ontstentenis van de bewindvoerder benoem ik tot bewindvoerders: mijn zus [naam 1] en mijn zus [naam 4] . Zij zullen alsdan gezamenlijk bevoegd zijn.
Ingeval van weigering door mijn beide zusters de bewindvoering te aanvaarden, dan wel hun beider defungeren of ontstentenis, benoem ik tot bewindvoerder: een professioneel bewindvoerderskantoor, aan te wijzen door de executeur dan wel de boedelnotaris.
(…)’
6. Op 10 oktober 2014 is door de kantonrechter te Alkmaar een beschikking gewezen (zaaknummer 2410199 \ EJ VERZ 13-272) waarbij onder meer is bepaald dat de erfgenaam verplicht is mee te werken aan een levenslang vruchtgebruik op de woning en de inboedel als bedoeld in artikel 4:29 BW ten behoeve van verzoekster. Tevens is de executeur dan wel de boedelnotaris in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na datum van de beschikking een (professioneel) testamentair bewindvoerder aan te wijzen.
7. Een (professioneel) testamentair bewindvoerder is tot op heden niet aangewezen.

De verzoeken en de beoordeling daarvan

8. Verzoekster verzoekt, de kantonrechter om:
een levenslang vruchtgebruik op de gehele nalatenschap met een onbeperkte vervreemdings- en verteringsbevoegdheid toe te kennen, waarbij alle in het testament onder 1. b bepalingen vruchtgebruik sub 4. gemelde voorwaarden komen te vervallen;
te schrappen de bepaling uit het testament inhoudende de verplichting de lopende hypotheek ad € 34.000,- af te lossen;
vervallen te verklaren de testamentaire last om de geldlegaten uit te keren, zoals omschreven onder D ‘Legaten’ sub 3 ‘Geldbedragen’;
haar broer, dhr. [X] te benoemen tot testamentair bewindvoerder.
9. Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden waardoor zij niet meer in staat is in voldoende in haar inkomsten te voorzien. Voorts is het gelet daarop onverantwoord om de lopende hypotheek af te lossen. Indien de geldlegaten uitgekeerd dienen te worden, komt de financiële voorziening voor de toekomstige educatie van de zoon van erflater, [minderjarige] , in gevaar. Voor de benoeming van een professioneel bewindvoerder is gelet op de omvang van de nalatenschap geen reden en zal door de verplichting tot loonbetaling enkel voor een verdere verslechtering van de financiële situatie zorgen.

De beoordeling

10. De kantonrechter stelt bij de beoordeling van de verzoeken voorop dat [verzoekster] als moeder van [minderjarige] de ruimte moet hebben om diens belangen te behartigen. Verzoekster verzoekt in dat licht om een algeheel vruchtgebruik over de gehele nalatenschap van erflater te vestigen. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. In de beschikking van de ambtgenoot-kantonrechter van 10 oktober 2014 is geoordeeld dat [verzoekster] geen aanspraak kan maken op de vestiging van een vruchtgebruik op de gehele nalatenschap aangezien niet is voldaan aan de voorwaarde dat zij ‘behoefte’ heeft aan een dergelijk vruchtgebruik. Aan het onderhavige verzoek legt verzoekster ten grondslag dat zij, gelet op de nadien gewijzigde omstandigheden – door ziekte en een door die ziekte ernstig beperkte levensverwachting, niet meer in staat is, ook niet meer in de toekomst – enige inkomsten te genereren. De kantonrechter is van oordeel dat verzoekster de gewijzigde omstandigheden voldoende aannemelijk heeft gemaakt, hetgeen met zich meebrengt dat er nu zeker sprake is van behoeftigheid in de zin van artikel 4:30 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat de aanspraak op de vestiging van een vruchtgebruik op de gehele nalatenschap toewijsbaar is.
11. Verzoekster heeft voorts verzocht om de op grond van het testament (onder D ‘Legaten’ sub 3 ‘Geldbedragen’) op haar rustende last om geldlegaten uit te keren, vervallen te verklaren. De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 4:134, eerste lid, aanhef en onder a van het BW de rechter, op verzoek van degene op wie de last rust, voor zover hier van belang, de last kan wijzigen of geheel of gedeeltelijk opheffen op grond van na het overlijden van de erflater ingetreden omstandigheden welke van dien aard zijn dat de ongewijzigde instandhouding van de last uit een oogpunt van de daarbij betrokken persoonlijke en maatschappelijke belangen ongerechtvaardigd zou zijn. Daarbij dient de rechter zoveel mogelijk de bedoeling van de erflater in acht te nemen. De kantonrechter overweegt als volgt. Zoals reeds is overwogen is er sprake van gewijzigde omstandigheden in die zin dat [verzoekster] niet meer geacht kan worden inkomsten te verwerven. De uitkering van de geldlegaten kan er daarom naar het oordeel van de kantonrechter alleen maar toe leiden dat de financiële positie van [verzoekster] slechter wordt. De kantonrechter betrekt daarbij dat dit ook gevolgen heeft voor de nabije toekomst van [minderjarige] op het gebied van onder meer scholing en studie. Het belang van [minderjarige] op dit punt dient meegewogen te worden. Blijkens het testament was het de uitdrukkelijke wens van erflater om [minderjarige] goed verzorgd achter te laten en het hem mogelijk te maken een studie te volgen. Daartegenover staat dat het geldlegaten betreft van relatief geringe omvang, waar de bevoordeelden geen wezenlijk belang aan kunnen ontlenen. Het betreft met name oud-collega’s van erflater die € 150,- ieder zouden moeten krijgen. De persoonlijke en maatschappelijke belangen in aanmerking nemend, komt de kantonrechter tot de conclusie dat instandhouding van de last ongerechtvaardigd is. De last tot uitkering van de geldlegaten zal daarom vervallen verklaard worden.
12. Het verzoek tot vervallenverklaring van de last om de hypotheek op de tot de nalatenschap behorende woning zoveel mogelijk af te lossen, is toewijsbaar. Zoals hierboven overwogen zijn de financiële vooruitzichten van verzoekster slecht. Aflossing van de hypotheekschuld brengt hierin geen verbetering, te meer daar er slechts nog een relatief geringe schuld op de woning rust. Dit vormt een omstandigheid die maakt dat instandhouding van de last, gelet op de belangen van verzoekster en de bij haar inwonende zoon [minderjarige] niet langer gerechtvaardigd is.
13. Verzoekster stelt voorts dat gelet op de geringe omvang van de boedel de aanwijzing van een professioneel bewindvoerder niet meer voor de hand ligt. Indien de benoeming van een bewindvoerder toch wenselijk geacht wordt, verzoekt verzoekster om haar broer, dhr. [X] tot bewindvoerder over het krachtens erfrecht verkregen vermogen van [minderjarige] te benoemen. Uit de beschikking van deze rechtbank van 10 oktober 2014 blijkt dat [verzoekster] het bewindvoerderschap niet verwerpt, doch zich niet neer kan leggen bij de daaraan verbonden verplichtingen. De beide zussen van erflater, die in het geval van weigering van het bewindvoerderschap, door hem als beoogd bewindvoerder aangemerkt zijn, hebben reeds gemeld het bewindvoerderschap niet te accepteren. De kantonrechter vat het thans voorliggende verzoek zo op dat verzocht wordt de in het testament aan het bewindvoerdeschap van verzoekster gekoppelde beperkingen te schrappen. De kantonrechter zal tot het schrappen van deze bepalingen uit het testament overgaan aangezien de daarin neergelegde beperkingen in strijd geacht worden te zijn met de goede zeden. De kantonrechter overweegt dat aansluiting zal worden gezocht bij de ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind’ inhoudende dat de testamentair bewindvoerder voor elke uitgave boven de € 1.500,- toestemming nodig heeft van de kantonrechter. Dit betekent dat de belangen van [minderjarige] bij een zorgvuldige omgang met en beheer van zijn vermogen, voldoende zijn gewaarborgd. Het in handen leggen van de controle op deze belangen van [minderjarige] op de ex-schoonzussen van verzoekster is niet alleen onzinnig, maar kennelijk enkel ingegeven door de wens van erflater om het leven van zijn echtgenote zo onaangenaam mogelijk te maken. De kantonrechter zal de door verzoekster voorgestelde heer [X] ex artikel 4:157 lid 1 BW benoemen tot testamentair bewindvoerder en wel voor de duur als in het testament bepaald, te weten tot [minderjarige] de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt.

De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat de erfgenaam, [minderjarige] verplicht is mee te werken aan de vestiging van een levenslang vruchtgebruik ten behoeve van verzoekster, [verzoekster] , op de gehele nalatenschap, als bedoeld in artikel 4:30 BW;
verklaart vervallen de testamentaire last zoals in het testament omschreven onder D ‘Legaten’ sub 3 ‘Geldbedragen’, om de geldlegaten uit te keren;
verklaart vervallen de testamentaire last zoals in het testament omschreven onder D ‘Legaten’ sub c ‘Hypotheekschuld’ om de hypotheekschuld rustend op de woning [adres] zoveel mogelijk af te lossen;
schrapt de ontbindende voorwaarde zoals in het testemant opgenomen onder M ‘Beschermingsbewind’ sub d. ‘Benoeming bewindvoerder’;
benoemt tot testamentair bewindvoerder dhr. [X] .
Wijst het meer of anders verzochte af.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 29 november 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter