ECLI:NL:RBNHO:2016:11553

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
C/15/226679 / HA ZA 15-343
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake financiering horecaondernemingen

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de eiser, [gedaagde1] c.s., vorderde dat Veer Holding B.V. en [eiseres2] hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 51.542,75. De achtergrond van de zaak betreft een financiering die zou worden verstrekt door Veer Holding aan [gedaagde1] c.s. voor de doorstart van horecaondernemingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verstekvonnis op een onjuist adres was betekend, waardoor het verzet tijdig was ingesteld. De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [gedaagde1] c.s. uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat Veer Holding niet als contractspartij kan worden aangemerkt bij de vermeende overeenkomsten met betrekking tot de financiering, omdat zij slechts als administratieve ondersteuning heeft opgetreden. De vorderingen van [gedaagde1] c.s. worden afgewezen, en het verstekvonnis wordt vernietigd. De rechtbank veroordeelt [gedaagde1] c.s. in de proceskosten van Veer c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/226679 / HA ZA 15-343
Vonnis van 27 juli 2016
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEER HOLDING B.V.,
gevestigd te Nieuw-Vennep,
2.
[eiseres2],
wonende te [woonplaats],
eiseressen in het verzet,
advocaat mr. F.W. Huizinga te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde1],

wonende te [woonplaats],
2.
ALBERTHA [gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in het verzet,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Eiseressen in het verzet sub 1 en 2 zullen hierna afzonderlijk Veer Holding en [eiseres2] en gezamenlijk Veer c.s. worden genoemd. Gedaagden in het verzet sub 1 en sub 2 zullen hierna afzonderlijk [gedaagde1] en [gedaagde2], en gezamenlijk [gedaagde1] c.s., worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juni 2015;
  • de akte zijdens [gedaagde1] c.s.;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 mei 2016 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde1] c.s. heeft middels zijn vennootschap, Beheersmaatschappij De Wiemsel B.V., vele jaren een drietal horecaondernemingen, Hotel de Wiemsel B.V., Restaurant de Wanne B.V. en De Wyllanderie B.V., geëxploiteerd.
2.2.
[eiseres2] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van Veer Holding. Veer Holding kent als bedrijfsomschrijving:
“beheer eigen bedrijfsvermogen marketing- management- en salesactiviteiten, informeren adviseren en bemiddelen in financiële producten en diensten”.Veer Holding is volgens de gegevens van het Handelsregister gevestigd te [adres].
2.3.
Seabay Finance Ltd. is een investeringsmaatschappij die in Nederland vertegenwoordigd wordt door de heer I. [A.] (hierna: [A.]). Seabay Finance Ltd. investeert voornamelijk in noodlijdende bedrijven en maakt ten behoeve van haar activiteiten gebruik van de diensten van Veer Holding.
2.4.
Ten gevolge van de economische crisis ontstonden exploitatieverliezen bij de horecaondernemingen van [gedaagde1] c.s. De huisbank, de Rabobank, wenste begin 2014 (gedeeltelijke) inlossing van de aan de vennootschappen verstrekte hypothecaire financiering. [gedaagde1] c.s. heeft vervolgens getracht een koper voor de horecaondernemingen te vinden, maar dit is niet gelukt. In maart 2014 heeft de Rabobank het aan de vennootschappen ter beschikking gestelde rekening-courant krediet ingetrokken. In verband daarmee heeft [gedaagde1] c.s. op 26 maart 2014 surseance van betaling van de vennootschappen aangevraagd. Op 2 april 2014 is het faillissement van de vennootschappen uitgesproken, met benoeming van [B.] tot curator (hierna: de curator).
2.5.
In overleg tussen [gedaagde1] c.s., de curator en de Rabobank zijn de activiteiten van de horecaondernemingen tijdelijk voortgezet om een mogelijke doorstart te kunnen realiseren. De Rabobank wenste uiterlijk op 28 mei 2014 duidelijkheid te krijgen omtrent de mogelijke doorstart van de horecaondernemingen van [gedaagde1] c.s.
2.6.
[gedaagde1] c.s. heeft vervolgens de mogelijkheden van de financiering van een doorstart onderzocht. Uit onderzoek bleek dat een doorstart mogelijk was indien financiering door een derde plaats zou vinden in verband met de noodzakelijke aankopen van de onroerende zaken welke waren bezwaard met een hypothecaire geldlening van de Rabobank. De Rabobank verlangde volledige aflossing van de hypothecaire geldlening. Deze bedroeg € 2.300.000,00 exclusief het rekening-courant krediet.
2.7.
[gedaagde1] c.s. heeft begin mei 2014 contact opgenomen met de heer [C.] (hierna: [C.]) met het verzoek hen te ondersteunen bij het vinden van een investeerder ten behoeve van de doorstart.
2.8.
[C.] heeft vervolgens contact opgenomen met de heer [D.] (hierna: [D.]), zelfstandig financieel intermediair.
2.9.
[D.] heeft [A.] en [eiseres2] benaderd, wat heeft geleid tot een bijeenkomst op 13 mei 2014 in het Apollohotel te Amsterdam waarbij [gedaagde1] c.s., [C.], [D.], [A.] en [eiseres2] aanwezig waren.
2.10.
[A.] en [eiseres2] vertelden tijdens de bespreking dat een Israëlische investeringsmaatschappij geïnteresseerd was in het verstrekken van financiering aan [gedaagde1] c.s., ten behoeve van de aankopen van de voornoemde onroerende zaken en ter financiering van de doorstart.
2.11.
Aan het einde van de bespreking heeft [eiseres2] medegedeeld dat de heer [E.] verbonden aan Seabay Finance Ltd. zou worden ingeschakeld bij de begeleiding van het financieringstraject, omdat Seabay Finance Ltd de rechtstreekse contacten onderhield met de Israëlische investeringsmaatschappij.
2.12.
Vooruitlopend op de totstandkoming van de overeenkomsten en de leveringsakten met betrekking tot de financiering van de doorstart zouden [A.] en [eiseres2] alvast een bankgarantie verstrekken aan [gedaagde1] c.s., zodat de Rabobank en de curator konden worden geïnformeerd.
2.13.
Op 23 mei 2014 heeft een vervolgafspraak plaatsgevonden in het Apollohotel waarbij [gedaagde1] c.s., [A.], [eiseres2], [C.] en de heer [F.] (de zoon van [gedaagde1] c.s.), aanwezig waren. Tijdens de bespreking is gesproken over een financiering van € 5.000.000,00 ten behoeve van de doorstart (hierna: de financiering) en heeft [A.] medegedeeld dat hij de beschikking had over een bankgarantie van € 5.000.000,00. [eiseres2] heeft tijdens de bespreking het woord gevoerd en gezegd dat zij het proces ging begeleiden.
2.14.
[eiseres2] heeft naar aanleiding van de bespreking een actielijst (hierna: de actielijst) opgesteld, die – voorzover relevant – de volgende inhoud bevat:
“Nr. Deliverable/step/action Timing Remark/ risk
(1) E-mailen kopie bankgarantie naar 23 mei 2014 Actie: Veer Holding B.V.
[gedaagde1]/curator
(2) Aanleveren benodigde stukken voor z.s.m. Actie: [gedaagde1] cs:
opmaken aktes
Benodigde stukken aan te leveren aan Veer Holding B.V. (...)
(3) Op laten stellen hypothecaire z.s.m. na ontvangst Actie: Veer Holding B.V.
leningsovereenkomst
onder(2) “
2.15.
Voorts bevat de actielijst een handgeschreven tekst:
“Bankgarantie vandaag, leningsovereenkomst volgt 5.000.000”.
2.16.
Op verzoek van [A.] en [eiseres2] heeft [gedaagde1] c.s. aan hen toegezegd een bedrag van € 50.000,00 te voldoen als voorschot voor de te maken financieringskosten en kosten van derden voor de verstrekking van de financiering. [eiseres2] had hiertoe reeds een kwitantie opgesteld waarop staat vermeld
“Voorschot financieringskosten”.
2.17.
Omdat [gedaagde1] c.s. de betaling liever per bankoverschrijving wilde doen heeft hij op 26 mei 2014 het bedrag van € 50.000,00 voldaan op het rekeningnummer van Veer Holding. Bij de bankoverschrijving stond vermeld: “
Spoedoverboeking volgens afspraak overname bedrijf”.
2.18.
Op 26 mei 2014 heeft [eiseres2] een e-mail aan [gedaagde1] c.s. verzonden. De e-mail luidt als volgt:
“Geachte heer [gedaagde1],
Hiermee bevestig ik de ontvangst van uw betaling van EUR 50.000 betreffende financieringskosten van de bankgarantie.
Zoals afgesproken, ontvangt u bijgaand een kopie van de bankgarantie die in ons bezit is, welke wij zullen gebruiken voor de verdere overeenkomst.
Inmiddels is de notaris ingeschakeld om een hypotheekakte op te maken en zijn wij druk doende om een leningsovereenkomst met u op te stellen. U kunt verzekerd zijn van onze inspanning. Ik meld me z.s.m. met verder nieuws.
Een hartelijke groet,
Veer Holding B.V.
[eiseres2]”
2.19.
[E.] heeft namens Seabay Finance Ltd. op 27 mei 2014 een e-mail aan de curator toegezonden, met de bankgarantie als bijlage. De curator heeft de e-mail inclusief bijlage aan de Rabobank doorgestuurd. De Rabobank heeft per e-mail van 28 mei 2014 op deze e-mail gereageerd. De e-mail luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Geachte heer [G.],
Gistermiddag ontvingen wij via u een kopie van een bankgarantie met daarbij de uitleg van de heer [E.] van de voorwaarden van betaling van een koopsom van EUR 4.5 mln voor de activa van de Wiemsel en de Wyllanderie. Wij hebben de bankgarantie en betrokken partijen, zoals ik zojuist telefonisch toelichtte, beoordeeld en komen tot de volgende overwegingen.
Betreffende de partijen:
(...) De applicant voor de Bankgarantie, Antaeus NV, is niet terug te vinden in de Belgische Kamer van Koophandel en gevestigd (ogenschijnlijk, google maps) een bouwput in Antwerpen;
(…) De heer [E.] is ons onbekend. Google laat weten dat er een
H.E. Frijlink Holding B.V. in Bilthoven bestaat, doch deze is uitgeschreven uit het Handelsregister;
(...) De Credit Dnepr Bank is een bank in Oost-Oekraïne (waar de bancaire wereld momenteel instabiel en intransparant is) en heeft op haar website een laatste persbericht uit 2011 en een creditrating (2011) van Moody’s B2;
(...) De Suisse Bank PLC is een Offshore bank in Londen, die niet gereguleerd is, waar UK inwoners geen zaken mee mogen doen, die een afgeschermde website heeft (alleen toegankelijk voor aandeelhouders van die bank) en een licentie heeft op de Comoren (eilandengroep naast Mozambique). Dit lijkt een trust-achtige organisatie;
(...) Westwind Holding is terug te leiden naar [H.] (1971), die investeert in hotels. De BV had in 2011 een balanstotaal van EUR 1.1 Mio. Een andere [H.] (1950) is eigenaar van Westcord Hotels.
De bankgarantie hebben wij voorgelegd aan onze Trade Services Desk van Rabobank International. Zij geven aan dat de inhoud van de bankgarantie hen geen comfort biedt over de betrouwbaarheid van de betrokken partijen en de inbaarheid van de garantie. Ze adviseren Rabobank Nederland zich niet met deze garantie/partijen in te laten. Wij volgen dit advies.
Telefonisch bespraken wij dat eerder met de heer [gedaagde1] werd afgesproken dat een getekende overeenkomst en een garantie voor de betaling van de koopsom tot 18:00 uur vanavond bij u kan worden ingediend. U houdt graag aan die afspraak vast. Mits de garantie voor de koopsom wordt afgegeven door een Nederlandse systeembank wil Rabobank Nederland zich nog over een dergelijke garantie buigen. Bij uitblijven van het vooruitzicht van de bank conveniërende betalingscondities zal de bank na 18:00 uur vanavond een executieveiling doen opstarten.”
2.20.
Direct na kennisname van de e-mail van de Rabobank heeft [gedaagde1] c.s. herhaaldelijk contact gezocht met [eiseres2] en [E.] over de financiering. [eiseres2] was soms onbereikbaar voor [gedaagde1] c.s. en soms zei ze tegen [gedaagde1] c.s. dat het wel goed zou komen met de financiering.
2.21.
Op 3 juli 2014 heeft op verzoek van [C.] een bespreking plaatsgevonden in het hotel Jan Tabak in Bussum. Hierbij waren aanwezig: [gedaagde1] c.s., Van der Maas, [C.] en de heer E. Van Piggelen (een voor [gedaagde1] c.s. onbekende derde). [A.] en [eiseres2] waren zonder bericht van verhindering niet aanwezig tijdens deze bespreking. [E.] nam de taak van [eiseres2] over. Er werd tijdens de bespreking – kort samengevat – door [gedaagde1] c.s. gemeld dat de bankgarantie als waardeloos diende te worden beschouwd. Van Piggelen zei dat hij ook een dergelijke bankgarantie had ontvangen en dat die door de Deutsche Bank N.V. als ondeugdelijk was aangemerkt. Verder werd door [E.] gezegd dat hij op 7 juli 2014 met een voorstel voor een financiering in bancaire stijl zou komen. Naar aanleiding van deze toezegging heeft [gedaagde1] c.s. op 7 juli 2014 een e-mail aan [E.] toegezonden. Hierop is geen reactie gekomen. De financiering is uiteindelijk uitgebleven.
2.22.
Per e-mail van 13 juli 2014 en 15 juli 2014 heeft [gedaagde1] c.s. Veer c.s. verzocht om het bedrag van € 50.000,- terug te betalen. Op deze e-mail heeft Veer c.s. niet gereageerd.
2.23.
Per brief van 29 juli 2014 heeft [gedaagde1] c.s. Veer c.s. via zijn advocaat om terugbetaling van het volledige bedrag verzocht. Hierop is ook geen reactie ontvangen. Betaling is tevens achterwege gebleven.

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde1] c.s. heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd om, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, Veer c.s. (hoofdelijk) te veroordelen om aan [gedaagde1] c.s. te betalen een bedrag van € 51.542,75 (€ 50.000,00 aan hoofdsom en € 1.542,75 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2014, althans vanaf een door de rechtbank vast te stellen datum over het bedrag van € 50.000,00. Daarnaast heeft [gedaagde1] c.s. gevorderd Veer c.s. te veroordelen in de kosten van die procedure.
3.2.
Bij verstekvonnis van 1 april 2015 van de rechtbank Noord-Holland, onder zaak-/rolnummer C/15/222638 (hierna: het verstekvonnis), zijn de vorderingen van [gedaagde1] c.s., met uitzondering van de vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten, toegewezen.
3.3.
Veer c.s. vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, haar verzet tegen het verstekvonnis gegrond te verklaren en het verstekvonnis te vernietigen, alsmede de vorderingen van [gedaagde1] c.s. af te wijzen, met veroordeling van [gedaagde1] c.s. (hoofdelijk) in de (na)kosten van de verstek- en verzetprocedure.
3.4.
[gedaagde1] c.s. voert verweer in het verzet.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzet

4.1.
Alvorens het verzet door de rechtbank kan worden beoordeeld, dient vast komen te staan dat het verzet tijdig is ingesteld. De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
Conform artikel 143 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het verzet te worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan haar bekend is.
4.2.
Op 21 april 2015 is het verstekvonnis betekend aan Veer Holding op het adres [adres]. Dit is niet het adres van Veer Holding zoals dat blijkt uit de inschrijving in het Handelsregister, zodat dit niet geldt als een betekening in persoon. Op 24 april 2015 is het verstekvonnis betekend aan het juiste adres waardoor Veer c.s. voor het eerst bekend is geworden met het verstekvonnis. Op 19 mei 2015 is de verzetdagvaarding uitgebracht. Het verzet is derhalve tijdig (binnen 4 weken na de betekening van het vonnis in persoon) en op de juiste wijze ingesteld, zodat Veer c.s. in haar verzet kan worden ontvangen.
De inhoudelijke behandeling
4.3.
[gedaagde1] c.s. meent dat hij overeenkomsten met Veer Holding heeft gesloten op grond waarvan Veer Holding een bedrag van € 5.000.000,00 aan [gedaagde1] c.s. ter beschikking zou stellen ten behoeve van een doorstart van de horecaondernemingen. [gedaagde1] c.s. stelt zich, zo de rechtbank begrijpt, op het standpunt dat Veer c.s. toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van deze overeenkomsten door een onbruikbare bankgarantie af te geven en de toegezegde financiering niet aan [gedaagde1] c.s. te verstrekken. Uit de e-mail van de Rabobank van 27 mei 2014 zou volgens [gedaagde1] c.s. blijken dat de bankgarantie pure oplichting was.
4.4.
Veer c.s. betwist de vorderingen van [gedaagde1] c.s. en voert aan dat zij zich geen contractspartij is bij overeenkomsten met [gedaagde1] c.s. met betrekking tot de financiering. Veer Holding zou slechts door Seabay Finance Ltd. zijn ingehuurd ter administratieve ondersteuning bij de mogelijke financiering van de doorstart van de activiteiten van de horecaondernemingen van [gedaagde1] c.s. Veer Holding heeft in dat kader slechts zorggedragen voor het doorsturen van diverse documenten, waaronder de bankgarantie. Veer Holding zegt verder geen enkele garantie te hebben afgegeven aan [gedaagde1] c.s. Op Veer Holding rustte volgens haar ook geen enkele verplichting om de inhoud of de juistheid van de documenten te controleren. Wegens aanhoudende drukte heeft Veer Holding zich teruggetrokken uit het project van Seabay Finance Ltd. [E.] van Seabay Finance Ltd. heeft de werkzaamheden van Veer Holding overgenomen, aldus Veer c.s. Dit is volgens Veer c.s. ook tijdens de bespreking van 23 mei 2014 aan [gedaagde1] c.s. medegedeeld. Het verdere contact heeft zich vervolgens volledig buiten het gezichtsveld van Veer Holding afgespeeld. Voorts voert Veer c.s. aan dat de betaling van € 50.000,00 zag op een vergoeding van de kosten met betrekking tot het onderzoek van de investeringsrisico’s en de financiële positie van [gedaagde1] c.s. en de haalbaarheid van de financiering. Het bedrag was volgens Veer c.s. tevens bedoeld om (concept) notariële volmachten en concept-aktes op te stellen. Veer c.s. betwist dat er een toezegging zou zijn gedaan dat de financiering daadwerkelijk aan [gedaagde1] c.s. zou worden verstrekt. Dat kon volgens Veer c.s. ook niet omdat er op dat moment totaal geen beeld bestond van de financiële positie van [gedaagde1] c.s. Om deze reden zou er ook een actielijst zijn opgesteld door Veer Holding waarmee de contouren van een (eventuele) kredietovereenkomst tussen [gedaagde1] c.s. en Seabay Finance Ltd. nader kon worden uitgewerkt. Veer c.s. voert tot slot aan te hebben vernomen dat de financiering niet is doorgegaan omdat [gedaagde1] c.s. de bedrijfsplannen steeds wijzigde. De financieringsbehoefte van [gedaagde1] c.s. bleek ook veel groter dat aanvankelijk werd voorgesteld. Hierdoor was het risico van de financiering dermate groot dat Seabay Finance Ltd. er vanaf heeft gezien, aldus Veer c.s.
Aansprakelijkheid Veer Holding
4.5.
De rechtbank ziet zich allereest gesteld voor de vraag of Veer Holding als contractspartij is aan te merken bij de vermeende overeenkomsten met betrekking tot de financiering. Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam – dat wil zeggen als wederpartij van die ander – of namens iemand anders is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen behoort de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden (Hoge Raad 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877, Kribbebijter en Hoge Raad 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9284, Wiggers/Makelaardij Sneek).
4.6.
Uit de volgende omstandigheden blijkt volgens [gedaagde1] c.s. dat Veer Holding vertegenwoordigd door [eiseres2] de enige contractspartij was bij de overeenkomsten met betrekking tot de financiering. [eiseres2] heeft de besprekingen geleid en heeft uitdrukkelijk gezegd dat zij ‘het proces’ met betrekking tot de financiering ging ‘begeleiden’. Ook zouden [A.] en [eiseres2] tijdens de bespreking van 13 mei 2014 hebben gezegd dat ze optraden voor/namens een Israëlische investeringsmaatschappij die bereid was de financiering te verstrekken aan [gedaagde1] c.s. Daarbij komt dat het bedrag van € 50.000,00 op de bankrekening van Veer Holding is gestort, en betwist [gedaagde1] c.s. dat het bedrag aan een derde is doorgestort. Tot slot blijkt volgens [gedaagde1] c.s. uit de actielijst welke werkzaamheden Veer Holding met betrekking tot de financiering zou verrichten.
4.7.
Veer Holding verwijst ter onderbouwing van haar standpunt dat zij geen contractspartij is bij de vermeende overeenkomsten met [gedaagde1] c.s. naar de verklaring van [C.] van 28 augustus 2014 die door [gedaagde1] c.s. is overgelegd als productie 1 bij de dagvaarding. Hierin verklaart [C.] – voorzover relevant – het volgende:
“De heer [A.] kon via een Israëlische Investeringsmaatschappij de benodigde financiën bieden d.m.v. bankgarantie met één jaar looptijd. [eiseres2] was degene die juridisch en administratief de zaak zou begeleiden. Zij trad op namens de Israëlische investeringsgroep. Zij zou de deal begeleiden.”Voorts heeft Veer c.s. een verklaring van [A.] overgelegd waarin hij verklaart dat hij als vertegenwoordiger van Seabay Finance Ltd. optrad en dat hij Veer Holding heeft benaderd om Seabay Finance Ltd. op administratief vlak te ondersteunen. Omdat Seabay Finance Ltd. niet de beschikking had over een Nederlandse bankrekening heeft Seabay Finance Ltd. de rekening van Veer Holding aangewezen als betaalrekening voor de € 50.000,00, aldus Veer Holding. Veer Holding voert tot slot aan het bedrag na ontvangst direct te hebben doorgestort naar de bankrekening van Seabay Finance Ltd. Dit zou zijn besproken met [gedaagde1] c.s. en zij heeft hier volgens Veer c.s. mee ingestemd.
4.8.
Uit de verklaringen van [C.], [gedaagde1] c.s. en [A.] blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, dat Veer Holding niet namens zichzelf, maar namens een ander optrad in de contacten met [gedaagde1] c.s. Zo stelt [gedaagde1] c.s. zelf in punt 4 van zijn dagvaarding dat [eiseres2] had gezegd dat zij optrad voor/namens een Israëlische investeringsmaatschappij. De hoedanigheid van Veer Holding/ [eiseres2] was dan ook duidelijk voor [gedaagde1] c.s. Uit de verklaring van [gedaagde1] ter comparitie blijkt verder dat [eiseres2] het ‘proces’ zou ‘begeleiden’. Ook dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank niet op dat Veer Holding de bedoeling had om zelf als contractspartij op te treden in het kader van de financiering, en evenmin dat bij [gedaagde1] c.s. de indruk bestond dat Veer Holding zelf contractspartij was. Voorts kon [gedaagde1] c.s. uit het storten van het geldbedrag van € 50.000,00 op de bankrekening van Veer Holding en de inhoud van de actielijst niet opmaken dat Veer Holding contractspartij was. Dit moest, gegeven het feit dat zij had gezegd op te treden voor/namens de Israëlische investeringsmaatschappij en (slechts) de begeleider van het proces van herfinanciering was, naar het oordeel van de rechtbank veeleer worden gezien als dienstverlening van Veer Holding aan haar opdrachtgever, in het kader van haar administratieve/juridische begeleiding van de financiering.
4.9.
Gelet op het voorgaande is er geen grond voor het oordeel dat [gedaagde1] c.s. uit de verklaringen en gedragingen van Veer Holding/ [eiseres2] heeft afgeleid of mocht afleiden dat Veer Holding haar contractspartij was. De stelling van [gedaagde1] c.s. dat hij overeenkomsten met Veer Holding heeft gesloten, wordt dan ook verworpen.
4.10.
Nu niet is komen vast te staan dat Veer Holding contractpartij is bij de vermeende overeenkomsten met betrekking tot de financiering, kan zij ook niet aansprakelijk worden gehouden wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming daarvan. De grondslag van de jegens Veer Holding ingestelde vordering faalt dus.
Aansprakelijkheid [eiseres2]
4.11.
Ter onderbouwing van de vordering jegens [eiseres2] stelt [gedaagde1] c.s. dat [eiseres2] als bestuurder aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde1] c.s. heeft geleden ten gevolge van toerekenbare tekortkoming van Veer Holding. Mede gelet op de bedrijfsactiviteiten van Veer Holding en de verplichtingen voorvloeiende uit de overeenkomsten, wist [eiseres2] volgens [gedaagde1] c.s. dat Veer Holding de overeenkomsten met betrekking tot de financiering nimmer zou kunnen nakomen. Omdat [eiseres2] desondanks heeft ingestemd met het aangaan van de overeenkomsten heeft zij onrechtmatig jegens [gedaagde1] c.s. gehandeld, althans is zij als bestuurder toerekenbaar tekort geschoten, aldus [gedaagde1] c.s. Voorts heeft [eiseres2] gezegd dat zij het bedrag van € 50.000,00 direct na de ontvangst aan een derde heeft voldaan. Hierdoor heeft [eiseres2] in haar hoedanigheid van bestuurder willens en wetens de verhaalsmogelijkheden van [gedaagde1] c.s. onmogelijk gemaakt, aldus [gedaagde1] c.s. Ter comparitie heeft [gedaagde1] gesteld dat [A.] telefonisch aan hem zou hebben verklaard dat [gedaagde1] c.s. recht zou hebben op terugbetaling van de € 50.000,00 en dat [A.], [eiseres2] en de heer A. Olivier het bedrag onderling zouden hebben verdeeld. Tevens zou [eiseres2] hebben gezegd dat ze door [A.] zou zijn gebruikt als katvanger en slachtoffer van [A.] zou zijn geweest. Verder stelt [gedaagde1] c.s. dat Veer Holding sinds 2011 haar jaarrekeningen niet heeft gedeponeerd en daarom ook uit dien hoofde aansprakelijk voor de terugbetaling van de € 50.000,00. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde1] c.s. aan zijn vordering ook bestuurdersaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 2:248 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ten grondslag legt. Dat artikel bepaalt dan in geval van faillissement van de vennootschap iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden van die vennootschap indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het artikel bepaalt verder dat het bestuur zijn taken onbehoorlijk heeft vervuld indien het nalaat om de jaarrekening binnen 13 maanden na afloop van het boekjaar te publiceren bij de kamer van koophandel. Ter comparitie heeft de advocaat van [gedaagde1] c.s. uitdrukkelijk bevestigd dat dit de enige gronden zijn waarop de aansprakelijkheid van [eiseres2] wordt gebaseerd.
4.12.
[eiseres2] betwist de stellingen van [gedaagde1] c.s. met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid. Zij voert aan dat en zegt nimmer te hebben aangeven dat zij als katvanger zou zijn gebruikt en ze betwist dat ze het bedrag van € 50.000,00 zelf heeft behouden.
4.13.
De rechtbank oordeelt met betrekking tot de aansprakelijkheid van [eiseres2] als volgt. Zoals hiervoor reeds is overwogen is niet vast komen te staan dat [gedaagde1] c.s. overeenkomsten met Veer Holding heeft gesloten en dat Veer Holding toerekenbaar is tekortgeschoten jegens [gedaagde1] c.s. Dit leidt ertoe dat de vordering jegens [eiseres2] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid dient te worden afgewezen, reeds omdat niet is vast komen te staan dat de vennootschap waar zij bestuurder van is toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van enige overeenkomst. Ook het beroep op artikel 2:248 BW wordt daarom verworpen. Overigens voert Veer c.s. terecht aan dat een vordering op grond van artikel 2:248 BW alleen door een curator in geval van faillissement kan worden ingesteld.
Conclusie
4.14.
Omdat geen van de door [gedaagde1] c.s. aangevoerde gronden tot aansprakelijkheid van Veer c.s. leidt, en ter comparitie van de zijde van [gedaagde1] c.s. uitdrukkelijk is bevestigd dat hij geen andere grondslagen aanvoert, leidt dit tot de conclusie dat het verzet van Veer c.s. gegrond is. Dit heeft tot gevolg dat het verstekvonnis voor zover Veer c.s. hierin is veroordeeld wordt vernietigd en dat de vordering van [gedaagde1] c.s. op Veer c.s. alsnog zal worden afgewezen.
4.15.
[gedaagde1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Veer c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 109,47
- griffierecht € 1.909,00
- salaris advocaat €
1.788,00(2,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 3.806,47

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het verzet gegrond;
5.2.
vernietigt het verstekvonnis;
opnieuw rechtdoende:
5.3.
wijst af de vorderingen van [gedaagde1] c.s. af;
5.4.
veroordeelt [gedaagde1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Veer c.s. tot op heden begroot op € 3.806,47;
5.5.
veroordeelt [gedaagde1] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde1] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2016. [1]

Voetnoten

1.type: 1347