ECLI:NL:RBNHO:2016:1249

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
C/14/141530/FA RK 12-852
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot vaststelling omgangsregeling tussen vader en minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2016 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en de moeder tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden zijn om de omgang te hervatten zonder dat dit in strijd zou zijn met de belangen van de minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders al jarenlang in een conflict verwikkeld zijn, wat heeft geleid tot een onwenselijke situatie voor de kinderen. De rechtbank heeft in overweging genomen dat de man zijn verzoek om een omgangsregeling heeft gewijzigd en dat er eerder al meerdere pogingen zijn gedaan om de omgang te herstellen, maar dat deze steeds zijn gestrand. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de man tijdens de zitting zijn woede niet onder controle kon houden, wat heeft geleid tot vernielingen in de rechtbank. Dit gedrag heeft de rechtbank doen besluiten dat de man niet in staat is om de belangen van de kinderen voorop te stellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omgang tussen de man en de minderjarigen in de huidige omstandigheden schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft daarom de verzoeken tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
omgang
zaak-/rekestnr.: C/14/141530 / FA RK 12-852
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 17 februari 2016
in de zaak van:
[naam vrouw] ,
wonende te Heerhugowaard,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
-- tegen --
[naam vader]
wonende te Zoetermeer,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. F. Riezebos, kantoorhoudende te Heerhugowaard.
1. Procedure
1.1 In deze zaak zijn door deze rechtbank eerder beschikkingen gegeven op 13 november 2013, 7 mei 2014, 14 mei 2014 en 29 oktober 2014.
1.2 Bij beschikking van deze rechtbank van 25 februari 2015 (zaak-/rekestnummer: C/15/220573 / JU RK 15-66) is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 9 maart 2016.
1.3 De voortgezette behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2016 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. J.J.C. Engels en de vader bijgestaan door mr. F. Riezebos. Van de zijde van de Raad voor de kinderbescherming is verschenen [naam 1] . Van de zijde van de GI is verschenen [naam 2] . Mr. M.E. Mewe-Boerwinkel in de hoedanigheid van bijzondere curator, is met afbericht niet verschenen.
2 Beoordeling
2.1 De rechtbank neemt hier over hetgeen is opgenomen in de beschikkingen van 13 november 2013, 7 mei 2014, 14 mei 2014 en 29 oktober 2014.
2.2 In de beschikking van deze rechtbank van 29 oktober 2014 is:
- bepaald dat tussen de man en de minderjarige [kind 1] een voorlopige omgangsregeling zal
gelden, waarbij, totdat nader is beslist, [kind 1] de laatste zaterdag van de maand van 10:00 uur tot 21:00 uur bij de man verblijft en onder regie van de gezinsvoogd aan de verdere uitbreiding van de omgangsregeling zal worden gewerkt;
- bepaald dat de omgang tussen de man en de minderjarigen [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] onder regie van de gezinsvoogd zo spoedig mogelijk wordt opgestart en vormgegeven, waarbij de ouders zich dienen te houden aan de aanwijzingen van de gezinsvoogd;
- de behandeling van de zaak aangehouden, in afwachting van nadere informatie en een advies van Bureau Jeugdzorg (thans: de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers, hierna: de GI) inzake de omgangsregeling tussen de man en [kind 1] enerzijds en de man en [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] anderzijds, en berichten van partijen over de door hen gewenste voortgang van de procedure.
2.3 De rechtbank stelt vast dat de man zijn verzoek om een omgangsregeling vast te stellen heeft gewijzigd en het verzoek voor wat betreft [naam kind 1] , geboren op [geboortedatum 1] te Alkmaar, ter zitting van 2 november 2015 heeft ingetrokken.
2.4 Gelet op het vorenstaande liggen thans nog aan de rechtbank ter beoordeling voor de verzoeken van partijen ten aanzien van een omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen:
- [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum 2] te Alkmaar;
- [naam kind 3] , geboren op [geboortedatum 3] te Alkmaar en;
- [naam kind 4] , geboren op [geboortedatum 3] te Alkmaar.
2.5 De vrouw heeft in haar verzoekschrift van 2 november 2012 verzocht een omgangsregeling, waarbij begeleiding via het Omgangshuis geïndiceerd is, te bepalen dat de minderjarigen gedurende de oneven weken van zaterdag 12:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de man zullen verblijven, in de even jaren tijdens de zomervakantie de eerste drie weken bij de man zullen verblijven en gedurende de laatste drie weken bij de vrouw en de oneven jaren andersom. De minderjarigen zullen gedurende feestdagen en hun verjaardagen bij de vrouw verblijven.
2.6 De man heeft in reactie op het verzoek van de vrouw bij wijze van zelfstandig verzoekverzocht om het verzoek van de vrouw toe te wijzen met uitzondering van de bepaling over het omgangshuis en met bepaling dat de man omgang heeft in de oneven weken van vrijdag 18.30 uur tot zondag 19.00 uur en aanvullend hierop de vakantieregeling uit te breiden. De man wenst de volgende aanvullende vakantieregeling vastgelegd zien: de andere vakanties van een week of langer wil de man de helft van deze vakantie in aaneengesloten dagen. De feestdagen worden gedeeld en als de verjaardagen in de vakantie vallen, verblijven de kinderen bij die ouder, waar ze op dat moment verblijven. Als de kinderen vaker bij de man langs willen gaan, moet het mogelijk zijn, in overleg met beide ouders. Aan het begin van het nieuwe schooljaar worden de vakanties besproken en verdeeld tussen de ouders.
2.7 Op 17 april 2015 heeft de rechtbank het verslag van de GI van 15 april 2015 ontvangen. In dit verslag staat vermeld dat er 5 begeleide bezoeken hebben plaatsgevonden tussen de man en de minderjarigen. De GI heeft in deze bezoeken gezien dat de man goed in staat is structuur te bieden en zijn aandacht te verdelen over de minderjarigen. Zichtbaar is dat de minderjarigen gesteld zijn op de man en dat zij het fijn vinden om contact met hem te hebben. De man stelt leeftijd adequate eisen aan de minderjarigen tijdens het bezoek. De man laat in de bezoeken zien gesteld te zijn op de minderjarigen. De man heeft laten zien
over voldoende pedagogische en affectieve mogelijkheden te beschikken.
Voorts staat in het verslag vermeld dat partijen zijn gestart met het traject ‘Ouderschap blijft’. Na een positieve start, heeft de man nu aangegeven niet meer samen in gesprek met de vrouw te willen vanwege (jarenlange) negatieve uitlatingen. Om uit deze impasse te geraken heeft ‘Ouderschap blijft’ een individueel gesprek met partijen voorgesteld om zo de samenwerking weer op gang te krijgen.
De GI geeft aan dat partijen hebben aangegeven te streven naar een weekendregeling, waarbij [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] eenmaal per twee weken bij de man verblijven. Contact inhoudelijk lijkt dit de GI geen probleem aangezien de man heeft laten zien in staat te zijn datgene wat nodig is te kunnen bieden aan zijn kinderen. Ingewikkelder ligt de samenwerking en communicatie daar waar het de minderjarigen betreft tussen partijen. Wellicht is een zakelijke overdracht tijdens het halen en brengen van de minderjarigen het hoogst haalbare in deze en kunnen hier duidelijk afgebakende afspraken over gemaakt worden. Zorg is dat door een moeizaam verlopende communicatie/samenwerking de omgang onvoldoende vorm kan krijgen terwijl de GI heeft gezien hoeveel dit voor de kinderen betekent en kan betekenen naar de toekomst toe.
Ten aanzien van [kind 1] ligt het ingewikkelder. Er is sprake van loyaliteitsproblematiek. Gezien haar leeftijd en ontwikkeling is het wellicht passend dat dit contact door [kind 1] en de man zelf wordt ingevuld.
Op 28 oktober 2015 is een nader bericht ontvangen van de zijde van de GI. De afgelopen maanden is er tussen beide ouders en de kinderen en de man op generlei wijze contact geweest. Tijdens de gesprekken met [kind 1] kwam naar voren dat zij geen behoefte meer heeft aan contact met haar vader. [kind 1] geeft aan dat er erg veel mis is gegaan met de afspraken. De GI concludeert dat er sinds 6 augustus 2015 geen nieuwe ontwikkelingen te melden zijn. De GI kan nu geen advies geven over de omgang, anders dan te concluderen dat de man niet in staat is er vorm aan te geven.
Standpunten van partijen
2.8 Door en namens de vrouw is ter zitting aangegeven dat zij destijds heeft verzocht om een omgangsregeling vast te stellen en nog steeds het liefst ziet dat er een vaste omgangsregeling wordt bepaald en dat die wordt nagekomen. Dit is echter de afgelopen jaren niet gelukt en dit ziet zij niet anders worden de komende tijd. Als gevolg hiervan heeft [kind 1] inmiddels veel schade opgelopen en wil zij de man inmiddels niet meer zien. Het gaat niet goed met haar en zij is gaan auto mutileren. De vrouw wil nu voorkomen dat de andere minderjarigen soortgelijke schade oplopen en wil rust in haar leven en dat van de minderjarigen.
2.9 Door en namens de man is ter zitting aangegeven dat hij een vaste omgangsregeling wil met alleen een zakelijke overdracht. Enig contact tussen de ouders is onmogelijk gebleken. De man vindt dat er erg zwaar wordt getild aan het feit dat hij één keer een afspraak heeft afgezegd. De man is van mening dat dat soort dingen kunnen gebeuren. De man heeft aan het eind van de zitting aangegeven te willen stoppen met vechten als het daardoor beter met de kinderen gaat.
2.10 Namens de GI is ter zitting in eerste instantie aangegeven dat het hervatten van de omgang nog een laatste kans gegeven moet worden, omdat de interactie tussen de man en kinderen er tijdens de begeleide bezoeken goed uitzag. In de loop van de zitting is de GI anders naar de situatie gaan kijken door de opstelling en houding van de man tijdens de zitting. Het gedrag van de man tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de GI als
bedreigend en intimiderend ervaren en het is absoluut uitgesloten dat kinderen hieraan worden blootgesteld. Nu de omgang tussen de vader en de minderjarigen al een aantal keer is opgestart en ook steeds weer is stilgevallen, heeft de GI er geen vertrouwen meer in dat er nog een (reële) kans is dat er thans wél een structurele omgang van de grond kan komen. Ondanks alle inspanningen is er namelijk niets veranderd. Er is veel moeite gedaan om bij met name de vader inzicht te laten ontstaan waarom het voor de kinderen zo belangrijk is dat afspraken door ouders worden nagekomen, maar de boodschap komt niet binnen. Ook ter zitting moet dit helaas geconstateerd worden.
2.11 Nadat de man boos de zittingszaal heeft verlaten is de zitting kort geschorst. Tijdens de schorsing heeft de man vernielingen aan het gebouw en het meubilair
aangericht, zo is de rechtbank na afloop van de zitting gebleken. Na dit incident is de zitting hervat en heeft de Raad naar voren gebracht en benadrukt dat de man zich rigide en star toont en tegenstrijdigheden laat zien. Zo zegt de man dat hij een zakelijke regeling vastgelegd wil hebben, maar de man blijkt niet in staat te zijn om het zakelijk te houden door zijn woede tegenover de vrouw, welke woede ook tijdens de zitting meermalen zichtbaar werd. Een traject met kinderen loopt vaak anders dan gepland, bijvoorbeeld in verband met ziekte, files bij het halen en brengen en dan gaat het alleen nog om relatief kleine problemen, waar toch enige vorm van communicatie tussen de ouders nodig is. Het feit dat de man zo boos kan worden en gelet op het meerdere keren gestrand zijn van de omgang, maakt dat de Raad er eigenlijk geen vertrouwen meer in heeft. .
Overwegingen
2.12 Uit het eerste lid van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijkt dat het kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat, en dat de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind heeft. Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast, dan wel ontzegt de rechter het recht op omgang.
2.13 Hoewel de rechtbank omgang in het algemeen in het belang van de minderjarigen acht en beide partijen in het onderhavige geval oorspronkelijk hebben verzocht een omgangsregeling vast te stellen, is de rechtbank van oordeel dat omgang onder de huidige omstandigheden in strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen is geworden. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat ouders in een jarenlange strijd verwikkeld zijn en alle ingezette hulpverlening geen enkele verbetering in dat gegeven heeft gebracht. Het traject “Ouderschap blijft” is gestopt omdat de man niet langer op de afspraken is verschenen. Door de aanhoudende strijd tussen ouders en het ontbreken van enige vorm van adequate communicatie tussen beiden is de omgang tussen de man en de minderjarigen reeds een aantal keren stil gevallen. Dit is voor de minderjarigen een zeer onwenselijke situatie, die tot schade in hun ontwikkeling kan leiden en mogelijk reeds heeft geleid.
De rechtbank heeft ter zitting de indruk gekregen dat de vrouw het heel graag anders had gezien en had gewild dat er op reguliere basis omgang tussen de man en de minderjarigen zou zijn, maar dat zij inmiddels niet meer gelooft dat dit haalbaar is zonder schade voor de minderjarigen. Zij wil niet dat de jongste 3 kinderen hetzelfde overkomt als [kind 1] , die veel schade heeft opgelopen in en rond het contact met de man en het gaat momenteel slecht met haar. Ten aanzien van de man heeft de rechtbank geconstateerd dat het hem op de zitting meermaals niet lukte om zijn woede onder controle te houden. Hij heeft als gevolg hiervan
aanzienlijke vernielingen in de rechtbank aangericht. Gelet op hetgeen ter zitting is besproken en waargenomen, alsmede op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de man niet of onvoldoende in staat is om zich te realiseren welk effect de strijd tussen de ouders op de minderjarigen heeft. Tekenend hiervoor is dat de man ter zitting desgevraagd heeft verklaard zich niet te kunnen herinneren waarom hij de desbetreffende afspraak, waarbij de omgang medio 2015 wederom opgestart zou worden nadat de omgang in januari 2015 wederom was gestaakt, niet kon nakomen. Hij wond zich op over het feit dat zoveel gewicht leek te worden toegekend aan het feit dat hij deze ene afspraak heeft afgezegd terwijl hij altijd zijn afspraken nakomt. De rechtbank stelt vast dat uit de informatie van de GI het beeld naar voren komt dat geen sprake is van eenmalig niet nakomen maar dat de man vaker afspraken niet is nagekomen, hetgeen de vertegenwoordiger ter zitting heeft bevestigd. De rechtbank is evenals de Raad van oordeel dat gebleken is dat partijen ondanks alle ingezette hulp niet in staat zijn tot het (structureel) vormgeven van een reguliere omgangsregeling met een zakelijke overdracht, waarbij de noodzakelijke minimale communicatie kan plaatsvinden.
Dit gegeven in combinatie met het feit dat de afgelopen jaren diverse pogingen zijn ondernomen om de omgang op te starten maar het steeds niet is gelukt om de omgang te continueren, heeft tot gevolg gehad dat de man de afgelopen jaren steeds opnieuw in- en uit het leven van de minderjarigen is gestapt. Dit is in strijd met hun belang te achten. Daarnaast speelt de hevige strijd tussen de ouders onverkort, doordat partijen niet in staat zijn gebleken om hier omwille van de minderjarigen van los te komen. Bij deze stand van zaken ziet de rechtbank geen mogelijkheden meer om de omgang opnieuw te hervatten, zonder dat dit in strijd met de belangen van de minderjarigen komt.
2.14 De verzoeken van partijen tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen zullen daarom worden afgewezen.
3 Beslissing
De rechtbank wijst af de verzoeken van partijen om een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarigen:
- [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum 2] te Alkmaar;
- [naam kind 3] , geboren op [geboortedatum 3] te Alkmaar en;
- [naam kind 4] , geboren op [geboortedatum 3] te Alkmaar.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.I. Vleeming-Wever als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.