In deze zaak heeft de Stichting Regionale Instelling voor Beschermde Woonvormen (RIBW) een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werkneemster, hierna aangeduid als [de werknemer]. Het verzoek is ingediend op 11 januari 2016 en betreft de arbeidsovereenkomst die op basis van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsrelatie zou moeten worden ontbonden. De kantonrechter heeft op 7 maart 2016 uitspraak gedaan.
De RIBW heeft aangevoerd dat de werkneemster niet voldeed in haar functie en dat er sprake was van gebrekkige samenwerking en communicatie. De werkneemster heeft echter betwist dat er sprake was van disfunctioneren en heeft gesteld dat zij slachtoffer was van pesterijen en seksuele intimidatie door een collega. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de klachten over het functioneren van de werkneemster niet los gezien kunnen worden van de ervaren pesterijen en intimidatie.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling van RIBW dat er sprake was van verwijtbaar disfunctioneren. De rechter heeft geconcludeerd dat de werkneemster niet in een slachtofferrol is geduwd, maar dat de omstandigheden rondom haar functioneren en de ervaren intimidatie niet voldoende zijn meegewogen in de beoordeling van haar functioneren. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is afgewezen, en RIBW is veroordeeld in de proceskosten.