ECLI:NL:RBNHO:2016:1916

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
15/870894-15 en 16/012898-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en zware mishandeling in de prostitutie

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en zware mishandeling. De verdachte heeft in augustus 2008 een slachtoffer naar België overgebracht met het doel haar te dwingen tot prostitutie. Jaren later, toen het slachtoffer opnieuw contact met de verdachte zocht, heeft hij haar gedwongen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten in verschillende hotels en een woonhuis, waarbij hij profiteerde van haar inkomsten. De verdachte heeft het slachtoffer herhaaldelijk mishandeld, waarbij de zwaarste mishandeling op 25 april 2015 plaatsvond, toen hij haar een gebroken neus en andere verwondingen toebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van geweld en misleiding om het slachtoffer te dwingen tot prostitutie, en dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit haar uitbuiting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor mensenhandel en zware mishandeling, en hem een gevangenisstraf opgelegd van 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/870894-15 en 16/012898-14 (TUL) (P)
Uitspraakdatum: 10 maart 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 februari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag te Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 26 november 2009
[Toelichting pleegperiode: de einddatum is gelegen in de periode waarin verdachte in voorlopige hechtenis of detentie heeft gezeten in de periode van 6 maart 2009 tot en met 26 november 2009]
te Almere en/of elders in Nederland en/of in Antwerpen en/of in Gent en/of elders in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] , door
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1 van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273 f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten het werken als prostituee) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten liet werken als prostituee) (artikel 273 t lid 1 sub 4) ,en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij “enige handeling(en)” (zoals genoemd onder 2)) heeft/hebben bestaan uit:
- het voorzien van die [slachtoffer] van werkkleding;
- het (laten) begeleiden van die [slachtoffer] bij het zoeken van een (prostitutie)werkplek;
- het geven van uitleg aan die [slachtoffer] ten aanzien de door die [slachtoffer] te verrichten (seksuele) diensten en/of het bepalen, althans adviseren, welke prijzen/tarieven die [slachtoffer] moest hanteren voor haar prostitutiewerk;
feit 2
hij in of omstreeks augustus 2008 te Almere en/of elders in Nederland en/of in Antwerpen en/of in Gent en/of elders in België een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , (telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land (België) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 25 april 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Amersfoort en/of in de omgeving van Amersfoort en/of te Utrecht en/of te Lelystad en/of elders in Nederland,
een ander, genaamd [slachtoffer] , door
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1 van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273 f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten het werken als prostituee, daaronder begrepen het zich beschikbaar houden als prostituee en/of het ter beschikking stellen van een pinpas aan hem, verdachte),
dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten het werken als prostituee, daaronder begrepen het zich beschikbaar houden als prostituee en/of het ter beschikking stellen van een pinpas aan hem, verdachte) (artikel 273 f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het (telkens) één- of meermalen, met kracht, slaan en/of stompen in/tegen/op het gezicht en/of de neus van die [slachtoffer] en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;
- het schoppen en/of bijten van die [slachtoffer] ;
- het met kracht uit een auto duwen/verwijderen van die [slachtoffer] ;
- het vernielen van een (computer)tablet van die [slachtoffer] ;
en/of welke “enige handeling(en)” (zoals genoemd onder 2)) heeft/hebben bestaan uit:
- het boeken/reserveren van een of meer hotelkamer(s) voor die [slachtoffer] (als werkplek);
- het halen en/of brengen van die [slachtoffer] naar haar werkplek (ken);
- het in de buurt blijven van de werkplek(ken) van die [slachtoffer] ;
- het kopen van sponzen voor die [slachtoffer] (zodat die [slachtoffer] ook bij ongesteldheid als prostituee kon blijven werken);
feit 4, primair
hij op of omstreeks 25 april 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gebroken oogkas en/of een hersenschudding en/of een deuk in het voorhoofd en/of bijtletsel aan de rechteronderarm, heeft toegebracht door:
- het meermalen, althans eenmaal, met kracht, slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of de neus en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] , en/of
- het schoppen van die [slachtoffer] , en/of
- het bijten in de rechteronderarm van die [slachtoffer] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 april 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar (meermalen) met kracht te slaan/stompen in/tegen het gezicht/hoofd en/of elders op/tegen het lichaam, haar te schoppen en/of haar in haar arm te bijten.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak bepleit voor de feiten 1, 2 en 3 die zien op samengevat: mensenhandel. Daartoe is aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] géén dan wel onvoldoende steun vindt in ander bewijs. [slachtoffer] is werkzaam geweest als prostituee maar deed dat uit vrije wil; van een uitbuitingssituatie was geen sprake. Evenmin is er een oogmerk geweest bij verdachte, gericht op uitbuiting. Bevoordeling van verdachte door dwang- of drukmiddelen is niet te bewijzen. Feit 4 kan wel worden bewezen, behalve het bijten.
3.3.
Vrijspraak feit 1
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd en zal hem van dit feit vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Uit de inhoud van het strafdossier is onvoldoende vast te stellen dat verdachte een persoon, te weten [slachtoffer] met het oogmerk van uitbuiting door gebruik van dwangmiddelen heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, dat hij door het hanteren van dergelijke middelen [slachtoffer] gedwongen heeft of bewogen heeft zich beschikbaar te stellen als prostituee, dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] en dat hij, verdachte, door het hanteren van voornoemde middelen [slachtoffer] heeft gedwongen dan wel heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met en/of voor een derde. De rechtbank heeft geconstateerd dat de aangifte van [slachtoffer] , met betrekking tot de periode dat zij in België verbleef, niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel in het dossier, anders dan de bewijsmiddelen die zien op de aanwezigheid van verdachte samen met [slachtoffer] in het prostitutiegebied in Antwerpen (België), waar zij werkzaam was. Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij het feit ontkend en heeft verklaard dat [slachtoffer] vrijwillig werkzaam was in het prostitutiegebied van Antwerpen. Het strafdossier biedt geen inzicht in de financiën van verdachte en/of [slachtoffer] , in reisbewegingen en/of communicatie van verdachte of [slachtoffer] en mist derhalve, op cruciale onderdelen, steun voor de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
feit 2
Op 14 augustus 2008 worden [slachtoffer] en verdachte gecontroleerd door leden van het prostitutieteam van de politie te Antwerpen op het moment dat verdachte het (raam van een) pand verlaat waar [slachtoffer] werkzaam is als prostituee. Zij verklaart dat zij verdachte in Lelystad (Nederland) heeft leren kennen en dat zij schulden heeft en onvoldoende kon verdienen in Nederland. [slachtoffer] had verdachte verteld dat zij reeds in het weekend in de prostitutie werkzaam was in Nederland. Verdachte vertelde haar dat zij in Antwerpen veel meer geld kon verdienen. [2] Verdachte heeft op 14 augustus 2008 verklaard dat hij [slachtoffer] naar België heeft gebracht in een auto, een Opel Astra coupé. Op de avond dat zij aankwam is zij direct gaan werken in de prostitutie. Dit was de woensdag in de week voorafgaand aan 14 augustus 2008. [3]
feit 3 en 4 primair
In augustus 2014 zag [slachtoffer] verdachte op
Facebooken heeft zij contact met hem gezocht. [slachtoffer] stuurde hem een bericht om te vragen hoe het met hem ging. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar vertelde inmiddels voor zichzelf te werken, een motorclub te hebben in Almere en vrijgezel te zijn. [slachtoffer] en verdachte hebben elkaar daarna ontmoet in Amsterdam en samen iets gedronken. Op de verjaardag van verdachte ( [geboortedatum] , rechtbank) is [slachtoffer] naar verdachte gegaan, en zijn zij samen naar een hotel gegaan en hebben daar tot in de ochtend gefeest. Verdachte gaf [slachtoffer] toen verschillende keren XTC. [slachtoffer] vroeg aan verdachte of hij een relatie had met iemand. Verdachte zei tegen haar dat hij alleen was en dat hij een huis had in Almere Poort. Na de verjaardag van verdachte zijn [slachtoffer] en verdachte bij de moeder van verdachte langs geweest. Verdachte heeft vervolgens tegen haar gezegd : “kom we gaan werken via Kinky” en heeft haar in een hotel gezet in Amersfoort. [slachtoffer] werkte zeven dagen in de week en verbleef de hele dag in verschillende hotels. [4]
Er ontstond wederom een relatie tussen [slachtoffer] en verdachte. [5]
Het geld dat [slachtoffer] met haar werkzaamheden verdiende werd voor het grootste gedeelte door verdachte afgepakt. Verdachte kwam het geld bij haar halen. [slachtoffer] had enkel geld voor het hotel en eten. [slachtoffer] vertelde aan verdachte dat zij het werken vanuit een hotel niet wilde en dat zij een woning wilde. Verdachte gaf haar het gevoel dat het er allemaal wel kwam. [6]
Er waren problemen met hotels in de omgeving van Amersfoort. [7] Verdachte stond op een zwarte lijst bij hotel [hotel] te Amersfoort, nadat het hotel was verlaten zonder te betalen. Verdachte was erg bedreigend en weigerde te betalen voor de hotelkamer. Er zijn drugs gebruikt in de kamer. Eerder was gerookt op de hotelkamer. [8]
[slachtoffer] ging samen met verdachte naar de regio Schiphol. Zij verbleven onder andere bij het [hotel] in Schiphol. Toen zij op een dag in Amsterdam liep met verdachte kregen zij ruzie met elkaar. [slachtoffer] is in de auto gezet. Verdachte heeft [slachtoffer] in de auto een aantal keren geslagen op haar neus en haar hierna uit de auto geduwd. In de auto lag de tas van [slachtoffer] met haar portemonnee met wat geld en haar paspoort. [slachtoffer] is het [hotel] binnengelopen. Ze was onder invloed en had niet goed door hoe en wat er met haar gezicht was. Haar knie was open gegaan. Het deed [slachtoffer] heel veel verdriet dat zij ruzie met verdachte had. [slachtoffer] denkt dat verdachte dacht dat zij van hem weg wilde lopen met het geld dat zij op dat moment bij zich had in haar tas. [9]
Op 27 oktober 2014 omstreeks 02.01 uur werd door het [hotel] te Hoofddorp gemeld dat ene mevrouw [slachtoffer] die bij hen verbleef politieassistentie nodig zou hebben. [slachtoffer] werd door verbalisanten in beschonken toestand aangetroffen en verklaarde dat zij bij verdachte in de auto zat en dat zij ruzie kregen. Verdachte heeft haar daarna geslagen en uit de auto gezet. Vervolgens was hij weggereden terwijl haar portemonnee met daarin haar ID-kaart en ongeveer 1200,- euro cash nog in de auto lag. De politie heeft geconstateerd dat [slachtoffer] een dikke neus had en gedroogd bloed op haar wang. [slachtoffer] heeft voorts aan verbalisanten verteld werkzaam te zijn in de prostitutie en dat verdachte haar pooier is. [10]
Met gebruikmaking van het e-mailadres
[e-mailadres], zijn in de periode van 30 augustus 2014 tot 23 november 2014 in totaal 48 reserveringen gemaakt bij 18 verschillende hotels. [11] Dit is het e-mailadres van verdachte. [12]
Bij negen reserveringen is gebruik gemaakt van het IP-adres in gebruik bij [vriendin] te Almere, zijnde de vriendin van verdachte. Bij twee reserveringen is gebruik gemaakt van het IP-adres in gebruik bij [moeder] , zijnde de moeder van verdachte. [13] Deze reserveringen zijn gedaan tussen 8 augustus 2014 en 23 november 2014. De hotels die zijn geboekt zijn gelegen in Hoofddorp, Badhoevedorp, Amersfoort, Almere, Schiphol-Rijk, Santpoort-Noord, Utrecht, Lijnden, Eemnes, Leusden en Houten. Vier reserveringen zijn op naam van verdachte gedaan. Bij een van de reserveringen is verdachte als gast opgegeven. [14]
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij een aantal keren een hotelkamer voor [slachtoffer] heeft gereserveerd, dat hij ook wel aanwezig is geweest in de hotels op dagen dat zij daar als prostituee werkte en dat hij haar ook wel bracht naar het hotel en daar ophaalde. [15]
Op 12 november 2014 is door personeel van het [hotel] hotel te Hoofddorp een melding gedaan bij politie dat een vrouw een hotelkamer gebruikt voor het uitoefenen van prostitutie. In de hotelkamer zijn door de politie verdachte en [slachtoffer] aangetroffen. Op de factuur van de reservering stond het adres [adres 1] te Amsterdam opgegeven. Verdachte heeft tussen 2002 en 2004 verbleven op het adres [adres 1] te Amsterdam. [16]
In de periode van 20 oktober 2014 tot en met 2 december 2014 huurde verdachte een Alfa Romeo MiTo van [verhuurbedrijf] . In totaal betaalde hij voor de huur van deze auto 2.370 euro. [17]
Tot in december 2014 was [slachtoffer] samen met verdachte. Er waren dagen bij dat [slachtoffer] 800 euro tot 1100 euro verdiende. [18] [slachtoffer] had het idee dat zij zonder verdachte geen geld kon verdienen. Als er ruzie was met verdachte, kreeg zij het idee dat er minder werk was. Verdachte zei haar in de ochtend dat zij moest opstaan, dat ze moest douchen en dat zij de telefoon moest opnemen. [19] [slachtoffer] zag niet waar het geld dat zij verdiende naar toe ging. Als zij vroeg waar het geld bleef, kreeg zij van verdachte een klap en zei hij dat zij gewoon haar bek moest houden en dat zij niet genoeg verdiende. [20]
[slachtoffer] had een zakelijke rekening. [21] Verdachte had een (eigen) pinpas van die zakelijke rekening en kocht met geld van die rekening goederen ten behoeve van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] . [22]
[slachtoffer] had geen bewegingsvrijheid. Verdachte bepaalde wat er gebeurde en hoe laat zij moest werken. Als zij een laatste klant ontving en er hierna nog een klant aankwam, dan zei verdachte ‘kom op nou’. Als [slachtoffer] ongesteld was, werkte zij door met een spons. [23] Verdachte kocht deze sponzen voor haar. [24] [slachtoffer] kwam er in deze periode achter dat verdachte toch een relatie had met [vriendin]). [25]
Verdachte heeft [slachtoffer] meermalen geslagen, waardoor zij onder meer een gebroken neus en een bult op haar hoofd heeft opgelopen. Verdachte werd boos als zij moeilijk en lastig deed of als zij iets langzaam deed of iets niet wilde doen. [26]
Op enig moment was [slachtoffer] niet meer welkom in het [hotel] Hotel. [27] Verdachte heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd dat hij wel een kamer voor haar kon regelen. [28] Verdachte heeft contact opgenomen met [getuige 2] die een woning heeft aan de [adres 2] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en bij hem een kamer gehuurd. [getuige 2] heeft met verdachte afgesproken dat de huurprijs 350 euro per maand zou zijn voor een zolderkamer in de woning. Verdachte had [getuige 2] verteld dat [slachtoffer] in het [hotel] hotel in Hoofddorp als prostituee werkzaam was en dat het best prijzig was als zij elke dag daar verbleef. Verdachte kwam, toen [slachtoffer] in de zolderkamer woonde, regelmatig langs bij [slachtoffer] . [29] [getuige 2] is getuige geweest van een ruzie die [slachtoffer] in de woning van [getuige 2] had met verdachte. [getuige 2] kreeg de indruk dat de ruzie ging om het feit dat [slachtoffer] niet genoeg verdiend had. [30]
[slachtoffer] heeft zelfstandig een kamer gehuurd in Lelystad en bleef werken als prostituee vanuit de kamer in Hoofddorp. Door verdachte werd een auto gehuurd, waarmee verdachte haar telkens vanaf Lelystad naar Hoofddorp bracht. Op een dag nam [slachtoffer] de telefoon niet op, waarna verdachte bij haar voor de deur stond. Nadat [slachtoffer] hem binnen liet heeft hij de tablet die zij gebruikte op de grond kapot gegooid. [31]
Op 25 april 2015 omstreeks 2.45 uur kwam verdachte bij de woning van [slachtoffer] . Zij sprak met verdachte op de bank in haar kamer. [slachtoffer] stuurde ondertussen berichten naar haar zus. Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat zij en haar zus hoeren waren. [slachtoffer] zei dat zij dit niet pikte en vroeg verdachte om te vertrekken. Hierna sloeg verdachte haar met gebalde rechtervuist in het gezicht. [slachtoffer] voelde dat verdachte haar op haar voorhoofd sloeg en (vervolgens) ter hoogte van haar linkeroogkas. [slachtoffer] voelde een hevige en stekende pijn opkomen. Vervolgens zag [slachtoffer] dat verdachte haar in haar rechter onderarm beet. Hierna verliet verdachte de woning. [32] [slachtoffer] is naar de slaapkamer van [getuige 2] gelopen en heeft hem gevraagd 112 te bellen. [getuige 2] zag dat zij er geschrokken uitzag en een blauw oog had. [33] Omstreeks 4:35 uur waren verbalisanten van politie aanwezig in de woning en zagen zij [slachtoffer] , die overstuur en hard huilend in de zithoek van de woonkamer zat. De verbalisanten zagen een verdikking boven het oog van [slachtoffer] en een rood gekleurde vlek op de onderarm van [slachtoffer] . [34]
[slachtoffer] heeft opnieuw een gebroken neus opgelopen, verder een gebroken oogkas en een hersenschudding. [35] Op 13 mei 2015 is door behandelend chirurg [arts] ook geconstateerd dat [slachtoffer] een deuk in haar voorhoofd heeft, boven het rechteroog, en gevoelloosheid in het gebied rondom het rechteroog en het voorhoofd. Er is een gerede kans dat het dove gevoel niet meer zal herstellen. [36]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij [slachtoffer] op 25 april 2015 twee keer met kracht tegen het hoofd heeft geslagen. [37]
3.5.
Bewijsoverweging
feit 2
Vooropgesteld dient te worden dat voor een bewezenverklaring van het bepaalde in artikel 273f, eerste lid aanhef en sub 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is vereist dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een ander vanuit het buitenland naar Nederland heeft vervoerd of andersom, terwijl hij wist dat die ander in dat andere land in de prostitutie zou gaan werken. Voor de bewijsvraag is niet relevant wie het initiatief tot het werken in de prostitutie heeft genomen, niet behoeft te worden vastgesteld dat de keuzevrijheid van de ander is beperkt of beïnvloed terwijl ook niet vereist is dat sprake is van dwangmiddelen, een uitbuitingssituatie dan wel het oogmerk van uitbuiting.
Uit de inhoud van het strafdossier volgt dat verdachte [slachtoffer] in augustus 2008 heeft vervoerd van Nederland naar België, terwijl hij wist dat zij aldaar in de prostitutie zou gaan werken. Derhalve heeft verdachte [slachtoffer] naar België medegenomen met het oogmerk haar ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
De rechtbank acht daarom het onder feit 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
feit 3
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - mensenhandel zoals omschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr. Wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van verdachte daarop is gericht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming van het slachtoffer met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van die uitbuiting, indien één van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter aan te nemen. Er hoeft geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de "gemiddelde mondige prostituee in Nederland" pleegt te verkeren, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt. Vereist is wel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeit.
Een bewezenverklaring van mensenhandel ingevolge artikel 273f lid 1 Sr kan volgen indien (i) verdachte een persoon met het oogmerk van uitbuiting door gebruik van dwangmiddelen heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen (te weten: handelingen) (artikel 273f lid 1 sub 1 Sr), (ii) verdachte door het hanteren van dergelijke middelen een persoon gedwongen heeft of bewogen heeft zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (artikel 273f lid 1 sub 4 Sr), (iii) verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander persoon (artikel 273f lid 1 sub 6 jo. lid 2 Sr) of (iv) verdachte door het hanteren van voornoemde middelen een persoon heeft gedwongen dan wel heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met en/of voor een derde (artikel 273f lid 1 sub 9 Sr).
In de hierna te volgen bewijsoverweging zal op deze onderdelen worden ingegaan.
Dwangmiddelen (artikel 273f lid 1 sub 1, 4 en 9 Sr)
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en in nauwe samenhang bezien, bewezen kan worden dat sprake is geweest van geweld en misleiding. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer] meermalen heeft mishandeld in de tenlastegelegde periode, door haar op verschillende momenten te slaan waarbij haar neus tot twee keer toe is gebroken. Als [slachtoffer] niet deed wat haar werd opgedragen, paste verdachte geweld toe om [slachtoffer] te bewegen alsnog te doen wat hij haar opdroeg. Ook heeft verdachte [slachtoffer] met geweld uit de auto gezet, nadat zij niet deed wat verdachte wilde, en voelde zij de consequenties daarvan: zij moest alleen terug naar het hotel waar zij verbleef. [slachtoffer] had geen eigen woning en geen contacten met anderen, zij was op zichzelf aangewezen.
Voorts is sprake geweest van misleiding. Nadat [slachtoffer] weer contact kreeg met verdachte zei verdachte haar dat hij vrijgezel was. Er ontstond opnieuw een relatie tussen [slachtoffer] en verdachte waarbij [slachtoffer] er van uit is gegaan dat dit een exclusieve relatie was. Later kwam zij er achter dat verdachte naast haar ook nog altijd een relatie onderhield met [vriendin] .
Handelingen (artikel 273 lid sub 1 Sr)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer] in een periode van een aantal maanden heeft gehuisvest in diverse hotels. Uit meerdere bewijsmiddelen volgt dat verdachte in het gezelschap van [slachtoffer] verbleef en dat hij voortdurend en telkens bij haar was. Nadat [slachtoffer] niet meer welkom was in hotels, heeft verdachte haar later ondergebracht in een huurkamer bij [getuige 2] in Hoofddorp. Verdachte onderhandelde met [getuige 2] over de huurprijs en nam alle initiatief. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte [slachtoffer] heeft vervoerd door haar met de auto naar de diverse hotels te brengen.
Oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1 Sr)
[slachtoffer] moest het door haar verdiende geld afdragen. Veelal pakte verdachte het verdiende geld van haar af. Verdachte zorgde ervoor dat [slachtoffer] zeven dagen in de week werkte als prostituee en kocht sponzen voor haar, zodat zij ook bij ongesteldheid door kon werken. Verdachte spoorde haar aan langer te werken en zodoende meer geld te verdienen. Gelet hierop, maar ook op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden met betrekking tot het huisvesten van [slachtoffer] in verschillende hotels en later bij [getuige 2] en het veelvuldig aanwezig zijn van verdachte in de hotels en later de woning van [getuige 2] zodat hij [slachtoffer] kon controleren en het feit dat hij de beschikking had over haar zakelijke bankrekening, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een uitbuitingssituatie. Deze situatie was door verdachte zelf gecreëerd en om die reden is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] onmiskenbaar bij hem aanwezig is geweest.
Dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (artikel 273f lid 1 sub 4 Sr)
In het geval dwangmiddelen zijn gebruikt, zoals de rechtbank bewezen acht, en iemand daardoor bewogen is zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard), zoals in dit geval het werken als prostituee, is het feit onder sub 4 voltooid.
Opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 6 Sr)
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode geen andere inkomsten genoten dan de gelden uit een Wajong uitkering. Niettemin heeft verdachte de kosten van langdurig gebruik van een huurauto kunnen betalen, kosten die niet met een Wajong uitkering gedekt kunnen worden. Van andere inkomsten of spaargelden van verdachte is nimmer gebleken. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte ook opzettelijk financieel voordeel heeft genoten van het door aangeefster in een uitbuitingssituatie verdiende geld.
De rechtbank acht derhalve het onder feit 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 2
hij in augustus 2008 in Nederland een ander, te weten [slachtoffer] , heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land (België) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling;
feit 3
hij in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 25 april 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Amersfoort en/of in de omgeving van Amersfoort en/of te Utrecht en/of te Lelystad en/of elders in Nederland,
een ander, genaamd [slachtoffer] ,
door (telkens) met meer van de onder lid 1, sub 1 van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door geweld en/of door misleiding,
1) heeft vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273 f lid 1 sub 1), en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten het werken als prostituee, daaronder begrepen het zich beschikbaar houden als prostituee en het ter beschikking stellen van een pinpas aan hem, verdachte) (artikel 273f lid 1 sub 4), en
3) heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9),
en
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld heeft bestaan uit:
- het meermalen, met kracht, slaan en/of stompen in/tegen/op het gezicht en/of de neus van die [slachtoffer] ;
- het bijten van die [slachtoffer] ;
- het met kracht uit een auto duwen van die [slachtoffer] ;
- het vernielen van een (computer)tablet van die [slachtoffer] ;
en welke “enige handeling(en)” (zoals genoemd onder 2)) hebben bestaan uit:
- het boeken/reserveren van hotelkamers voor die [slachtoffer] (als werkplek);
- het halen en/of brengen van die [slachtoffer] naar haar werkplek(ken);
- het in de buurt blijven van de werkplekken van die [slachtoffer] ;
- het kopen van sponzen voor die [slachtoffer] (zodat die [slachtoffer] ook bij ongesteldheid als prostituee kon blijven werken);
feit 4, primair
hij op 25 april 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en een gebroken oogkas en een hersenschudding en een deuk in het voorhoofd en bijtletsel aan de rechteronderarm, heeft toegebracht door:
- het meermalen, met kracht, slaan op/tegen het gezicht/hoofd en/of de neus, en
- het bijten in de rechteronderarm van die [slachtoffer] ;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
mensenhandel;
feit 3
mensenhandel, meermalen gepleegd;
feit 4
zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de raadsman
De verdediging heeft verzocht – ter zake van feit 4 – aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van zes maanden met aftrek van voorarrest.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan mensenhandel jegens [slachtoffer] . In augustus 2008 heeft hij haar overgebracht naar België, met het oogmerk haar
in België ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling. Jaren later, wanneer [slachtoffer] opnieuw contact met verdachte krijgt, heeft hij haar prostitutiewerkzaamheden laten verrichten in diverse hotels en daarna in een woonhuis en van het inkomen dat zij met deze werkzaamheden verdiende geprofiteerd. Wanneer [slachtoffer] lastig deed of werk weigerde, oefende verdachte (ernstig) geweld op haar uit, waarbij de zware mishandeling op 25 april 2015 het meest in het oog springt. Anderzijds spiegelde hij haar een toekomst samen voor, terwijl hij ondertussen en zonder medeweten van [slachtoffer] , een relatie met een andere vrouw onderhield.
Mensenhandel is een vergaande manier van uitbuiting waarbij een zeer ernstige inbreuk wordt gemaakt op fundamentele rechten als menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid. Verdachte heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] volledig miskend en zijn eigen financiële gewin op de voorgrond gesteld.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank zal de straf die door de officier van justitie is geëist, gelet op de vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde, matigen en deels voorwaardelijk opleggen, nu zij de noodzaak aanwezig acht om verdachte – gelet op het tijdsverloop tussen de bewezenverklaarde feiten – in de toekomst te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan enig strafbaar feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij [slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.596,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feit 4zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 196,- aan materiële kosten (ten aanzien van bezoek aan het ziekenhuis) alsmede uit € 3.400,- immateriële kosten. Verdachte heeft zich bereid verklaard de schade te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit 4 primair. Nu verdachte de vordering ter terechtzitting heeft erkend, zal de rechtbank deze in zijn geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3.5. bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 26 mei 2014 in de zaak met parketnummer 16/012898-14 heeft de politierechter te Midden-Nederland verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een (1) week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee (2) jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 17 juni 2014 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 11 juni 2014 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 273f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte de onder feiten 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIERENTWINTIG (24) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
ZES (6) MAANDEN,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op DRIE (3) JAREN bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.596,-, bestaande uit € 196,- voor de materiële en
€ 3.400,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.596,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
VIJFENVEERTIG (45) DAGENhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 16/012898-14 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van
EEN (1) WEEK, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 26 mei 2014.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 10 maart 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 14 oktober 2008 (ttz overgelegde stukken, pagina 6, los opgenomen).
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 oktober 2008 (ttz overgelegde stukken, pagina 8, los opgenomen).
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 161-midden/onder).
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2016.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 162-boven).
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 163).
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2015 (dossierpagina 362).
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 163).
10.Het proces-verbaal van verdenking d.d. 21 mei 2015 (dossierpagina 25).
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2015 (dossierpagina 395).
12.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2016.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2015 (dossierpagina’s 407-408).
14.Een schriftelijk stuk, te weten een overzicht van bewaarde gegevens van booking.com (dossierpagina’s 402-404).
15.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2016.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2015 (dossierpagina’s 417-418).
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2015 (dossierpagina 349).
18.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 162-midden).
19.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 164-midden).
20.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 168).
21.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 169-onder).
22.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2016.
23.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 164-onder en 165-boven).
24.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2016.
25.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 168-midden).
26.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 166-midden).
27.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 166-onder).
28.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2016.
29.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 mei 2014 (dossierpagina 141-boven) en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 11 juli 2015 (dossierpagina 323-324).
30.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 11 juli 2015 (dossierpagina 324-onder).
31.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 30 april 2015 (dossierpagina 169-boven) en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2016.
32.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 mei 2015 (dossierpagina’s 34-onder en 35-boven).
33.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 11 juli 2015 (dossierpagina 325-onder).
34.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2015 (dossierpagina 143-midden en 144-onder).
35.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] d.d. 7 mei 2015 (dossierpagina 184-onder).
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2015 (dossierpagina 192).
37.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 februari 2016.