In artikel 24 eerste lid 1, aanhef en onderdeel b, onder 1˚, van de WW is bepaald dat de werknemer voorkomt dat hij werkloos is of blijft doordat hij in voldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen.
Ingevolge artikel 27 derde lid, van de WW weigert het UWV de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk ter zake van het niet of niet behoorlijk is nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 24 eerste, lid 1, aanhef en onderdeel b, onder 1˚, van de WW (…) .
In artikel 27, zesde lid, van de WW is bepaald dat een maatregel als bedoeld in het derde lid (…) wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de werknemer de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In artikel 27, achtste lid, van de WW is bepaald dat het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
In artikel 27 tiende lid, van de WW is bepaald dat dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot betrekking tot het derde, vierde en zesde lid.
Aan laatstgenoemd artikel is toepassing gegeven door middel van het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten. In artikel 6, eerste lid, sub a van dit besluit is als verplichting van de derde categorie opgenomen dat de verzekerde voorkomt dat hij werkloos is of blijft door in onvoldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen.
In artikel 2, eerste lid, sub c van dit besluit is bepaald dat de hoogte en duur van de op te leggen maatregel wordt vastgesteld op 25% van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15% of ten hoogste 100% van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste vier maanden bij verplichtingen uit de derde categorie.
Op grond van artikel 2, eerste lid, onder c van de Beleidsregel maatregelen UWV zijn de hoogte en de duur van de maatregel 25% voor de duur van vier maanden.