ECLI:NL:RBNHO:2016:220

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
15/746329-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heling en poging tot ram-/plofkraak met DNA-bewijs als belangrijkste aanknopingspunt

Op 18 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder heling van een auto en poging tot ram-/plofkraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 maart 2011 in Almere samen met anderen opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat heeft teweeggebracht door brandbare gassen in de automaat te brengen en deze tot ontbranding te brengen. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de geldautomaat en het gebouw waarin deze zich bevond. De verdachte is ook beschuldigd van heling van een Mini Cooper, waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en andere pogingen tot ram-/plofkraak, omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat het DNA-bewijs, dat de verdachte verbond aan de ram-/plofkraak, niet alle redelijke twijfel uitsloot over zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de feiten waarop deze vorderingen waren gebaseerd niet bewezen waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/746329-13 (P)
Uitspraakdatum: 18 januari 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 december 2015 en 4 januari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres
[adres] , [woonplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 (plofkraak Laren, zaaksdossier 1):
hij op of omstreeks 3 maart 2011 te Laren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 3 maart 2011 te Laren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld (10.608,80 euro), geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht en/of (vervolgens) met een auto (een groene bestelauto, merk Hyundai, voorzien van een ramconstructie) de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en/of de kluisruimte betreden;
Feit 2 (poging plofkraak Almere, zaaksdossier 2):
hij op of omstreeks 17 maart 2011 te Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat (van de SNS-bank) teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 17 maart 2011 in Almere, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (van de SNS-bank), weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) brandba(a)re gas(sen) in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en/of dit/deze brandba(a)re gas(sen) (vervolgens) (in die geldautomaat) tot ontsteking en/of ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) met een (ram)auto (gestolen witte bestelbus, merk Hyundai, voorzien van een ramconstructie) een of meermalen tegen de/een toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 (poging plofkraak Haarlem, zaaksdossier 5):
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te Haarlem, gemeente Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat (van de ING-bank) teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te Haarlem, gemeente Haarlem, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (van de ING-bank), weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) brandba(a)re gas(sen) in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en/of dit/deze brandba(a)re gas(sen) (vervolgens) (in die geldautomaat) tot ontsteking en/of ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) met een auto (gestolen personenauto, merk Citroën, voorzien van ramconstructie) een of meermalen tegen de/een toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 4 (heling, zaaksdossier 6)
hij in of omstreeks 2 maart 2012 tot en met 5 november 2013 te Lutjewinkel, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland,
een Mini Cooper en/of
een blauwe Audi A6 en/of
een zwarte (Franse) Audi
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto('s) wist, danwel redelijkerwijze moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 5 (criminele organisatie, zaaksdossier 8)
hij in of omstreeks 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015 in Zwaag en/of Haarlem en/of Hoorn, althans in het arrondissement Noord Holland en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en/of [vijf medeverdachten] en/of een of meer ander(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van diefstal(len) en/of heling (diefstal/heling van auto's en/of kentekenplaten; art 310/311/416 Sr) en/of het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting en/of/gevolgd door diefstal uit geldautomaten (plofkraken) en/of het plegen van voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting (voorbereidingshandelingen plofkraken).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

In de periode 2011 – 2015 zijn in het land diverse ram-/plofkraken gepleegd op geldautomaten van banken. Tot eind april 2015 zijn er 498 kraken geteld. Binnen de politieregio Noord-Holland waren dat er in diezelfde periode 29. Begin januari 2013 is binnen politie-eenheid Noord-Holland een speciaal team vrijgemaakt voor onderzoek naar deze ram-/plofkraken. Dat onderzoek, genaamd Alkes, heeft geresulteerd in twaalf zaaksdossiers, waaruit één of meer feiten zijn opgenomen op de dagvaardingen van zes verdachten.
De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet samen met een of meer ander(en), heeft deelgenomen aan:
- feit 1: een ram- /plofkraak in Laren op 3 maart 2011,
- feit 2: een poging ram- /plofkraak in Almere op 17 maart 2011,
- feit 3: een poging ram/plofkraak in Haarlem op 30 juni 2013,
- feit 4: de heling van een drietal auto’s, en
- feit 5: het lidmaatschap van een criminele organisatie.

4.Standpunten

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de inhoud van zijn aan het proces-verbaal van de zitting gehechte pleitnotitie tot vrijspraak geconcludeerd van alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman betoogd (en met ter zitting overgelegde stukken onderbouwd) dat verdachte al sinds 2008 veelvuldig rollen zwarte duct tape bij de firma [G1] koopt en dat het zeer goed mogelijk is dat een bezoeker een rol heeft meegenomen uit zijn loods. Voorts is opgemerkt dat niet duidelijk is op welke van de drie plekken op het stroomstootwapen daadwerkelijk een DNA-profiel van verdachte is aangetroffen. Er wordt in de desbetreffende rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) niet gespecificeerd of er sprake is van een greep-, gebruik-, of aanraakspoor, termen die het NFI pleegt te bezigen om te verduidelijken hoe een spoor is overgebracht op het desbetreffende onderzochte voorwerp. Bovendien is het aantreffen van DNA van iemand op een stroomstootwapen op zichzelf nog geen directe aanwijzing dat die persoon ook bij de desbetreffende ram-/plofkraak aanwezig is geweest. Verdachte zelf ontkent dat hij eerder een dergelijk stroomstootwapen heeft gezien.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de Audi met het Franse kenteken heeft gekocht voor een redelijke prijs, gezien de schade aan de auto. Verdachte stelt bovendien dat het zeer eenvoudig en goedkoop is om bij verlies of defect van de originele sleutel een vervangende sleutel met transponder te verkrijgen voor voertuigen behorende bij de Volkswagen Audi groep.
4.3.
Vrijspraak feiten 1, 3 en 5
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1, 3 en 5 ten laste is gelegd en dient hij daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Feit 1 (Laren, zaaksdossier 1)
Op 3 maart 2011 vindt omstreeks 03.50 uur een ram- en plofkraak plaats bij de geldautomaat van de SNS Bank aan de Sint Jansstraat in Laren. Een getuige ziet, nadat hij wordt gewekt door een harde klap, drie of vier mannen in donkere kleding rondom de geldautomaat spullen van de grond pakken. De mannen dragen geen bivakmutsen. De getuige hoort de mannen tegen elkaar schreeuwen met een buitenlands, mogelijk Oost-Europees, accent. Verbalisanten treffen schuin op de weg voor de geldautomaat een groene Hyundai bestelbus aan voorzien van een stormram. De gehele gevel van de geldautomaat is, kennelijk door een ontploffing, weggeslagen en ligt op de grond voor de groene bus. Op de pinautomaat wordt een hoofdlamp aangetroffen.
Het DNA-profiel van verdachte matcht niet met het DNA-mengprofiel verkregen uit de bemonstering van de elastische band van de hoofdlamp (aangetroffen op de balk op de pinautomaat) en evenmin met het DNA-profiel verkregen uit de bemonstering van de binnenzijde van de batterijhouder van de hoofdlamp. Ook vergelijking van het DNA-profiel van verdachte met het onvolledige DNA-profiel verkregen uit de bemonstering van het lemmet van een mes (aangetroffen onder de achterbank van de bestelbus) levert geen match op.
Nadat twee weken later een poging ram- en plofkraak plaatsvindt op de SNS Bank in Almere, waarmee verdachte in verband wordt gebracht, wordt door het NFI een vergelijkend tape-onderzoek uitgevoerd. Geconstateerd wordt dat de in Laren aangetroffen tape (op het uiteinde van een circa 80 cm lange aluminium buis) en de in Almere aangetroffen tape (op het stroomstootwapen) niet van elkaar zijn te onderscheiden. Door het NFI wordt geconcludeerd dat de resultaten van het onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de stukken tape afkomstig zijn van één rol zwart duct tape dan wanneer deze afkomstig zijn van verschillende rollen zwart duct tape.
De rechtbank is echter met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat deze conclusie onvoldoende is om tot een wettig en overtuigend bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit te komen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Feit 3 (Haarlem, zaaksdossier 5)
Op 30 juni 2013 vindt omstreeks 03.58 uur een poging ram- en plofkraak plaats bij de geldautomaat van de ING Bank aan de Rivieradreef te Haarlem. Een getuige ziet meerdere personen met bivakmutsen op bij de geldautomaat. Een van de daders ramt meerdere malen met een Citroën (ramauto) tegen de geldautomaat. Uiteindelijk vluchten de daders met de ramauto, die door aanrijdende verbalisanten wordt gevolgd en verderop op een fietspad tot stilstand komt. Bij de geldautomaat blijft een Volkswagen Golf R32 achter, waarvan de airbags aan de passagierszijde zijn uitgeklapt.
Op de achterbank van de Volkswagen Golf R32 worden onder andere twee met tape omringde gasflessen aangetroffen. De drukregelaars zijn van de gasflessen gehaald. Uit bemonstering van de rugzijde van de tape om de leidingen bij de drukregelaars wordt een DNA-mengprofiel verkregen met celmateriaal afkomstig van verdachte en minimaal twee andere personen. Het NFI concludeert dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van verdachte en twee onbekende personen dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van drie willekeurige, onbekende personen.
Het DNA-materiaal van verdachte op de tape op de leidingen bij de drukregelaars van de in de Volkswagen Golf aangetroffen gasflessen, vormt het enige aanknopingspunt dat verdachte als dader betrokken zou zijn geweest bij het onder 3 ten laste gelegde. Hoewel dit DNA-spoor een sterke aanwijzing vormt voor de betrokkenheid van verdachte bij deze plof-/ramkraak, sluit dit DNA-bewijs op zichzelf beschouwd niet alle redelijke twijfel uit dat het verdachte is geweest die dit feit met anderen heeft begaan. Het staat hiermee immers niet onomstotelijk vast dat verdachte ter plekke bij de ram- en plofkraak aanwezig is geweest. De rechtbank acht voorbereidende handelingen aan gasflessen onvoldoende voor medeplegen van de ram-/plofkraak zelf en voorbereidingshandelingen zijn in dit geval niet ten laste gelegd. Bij het ontbreken van enig steunbewijs om verdachte als dader van de ten laste gelegde plof-/ramkraak aan te merken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 5 (criminele organisatie, zaaksdossier 8)
Aan verdachte is ten laste gelegd de deelname aan een criminele organisatie (artikel 140 Sr). Dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij een poging tot een plof-/ramkraak, maakt nog niet dat hij daardoor deel uitmaakt van een criminele organisatie.
Wil sprake kunnen zijn van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr, dan moet daarin een gestructureerd samenwerkingsverband aanwijsbaar zijn, binnen welk verband gemeenschappelijke regels gelden en een gezamenlijke doelstelling bestaat ter verwezenlijking waarvan de deelnemers in een zekere duurzaamheid, met enige continuïteit samenwerken. Aan het bestaan van een organisatie als waarvan hier sprake is, worden daarom andere eisen gesteld dan de eisen die gelden voor het bewijs van
deelnemingaan strafbare feiten.
In het zaaksdossier 8 wordt een zeer groot aantal ram-/plofkraken beschreven in de periode 2011 tot en met 2015. Dat er bij een ram-/plofkraak moet worden samengewerkt is evident nu de uitvoering van dit delict meer deelnemers vereist. Veelal is sprake van tenminste twee vervoersmiddelen, meestal, auto’s die bij de kraken worden gebruikt; één als ramauto en een vervoersmiddel om te vluchten. Hierdoor zijn in ieder geval minstens twee personen betrokken. Ook dienen er handelingen te worden verricht aan of bij de te kraken pinautomaat, dit vereist eveneens mankracht. Uit verschillende getuigenverklaringen bij enkele feiten blijkt voorts dat er twee, drie of vier daders worden gezien. Bovendien is bij de beschreven methode van rammen door middel van een ram in een gelaste constructie op een auto sprake van deskundige voorbereiding. Dat geldt in ieder geval voor enkele tientallen beschreven zaken.
Dat meer personen met elkaar hebben samengewerkt staat dan ook wel vast.
Echter enig contact tussen de respectieve verdachten in het onderzoek Alkes is in het geheel niet vastgesteld. Of, en zo ja op welke wijze, zij georganiseerd hebben samengewerkt is daardoor niet vast te stellen. Evenmin kan worden vastgesteld dat er een structuur in de organisatie was of dat sprake was van een bepaalde regels c.q. een rolverdeling tussen de verdachten.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir de onderbouwing van het bestaan van een criminele organisatie met name gebaseerd op de gestelde overeenkomsten tussen de in het dossier beschreven ram-/plofkraken. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen waarin de onderhavige ram-/plofkraken specifiek afwijken van andere, en de beschreven ram-/plofkraken lijken op een aantal punten ook onderling van werkwijze te verschillen. De gestelde overeenkomsten kunnen dan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake was van een criminele organisatie.
Zodoende is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4.
Partiële vrijspraak feit 4(heling twee Audi’s, zaaksdossier 6).
Tijdens een doorzoeking op 5 november 2013 op het terrein bij de loods aan de [adres] te [woonplaats] wordt een zwarte Audi Quatro R6 aangetroffen. In de achterbak liggen vermoedelijk valse kentekenplaten verstopt in de mouw van een trui. Aan de kentekenplaten is dubbelzijdig plakband bevestigd. Deze Audi Quatro R6 wordt inbeslaggenomen. Onder de groene kentekenplaten blijken originele kentekenplaten te zitten met daarop het kenteken [aa-bb-cc] , behorende bij een op naam van verdachte staande Audi A6 Quatro met chassisnummer [X] .
Onder de motorkap wordt echter op het schutbord onder het plaatje met genoemd chassisnummer het ingeslagen chassisnummer [Y] aangetroffen. Bij laatstgenoemd chassisnummer behoort een zwarte Audi S6 met het Franse kenteken [11-22-33] . Deze auto blijkt in de avond of nacht van 23 op 24 februari 2012 in Amsterdam te zijn gestolen.
Verdachte heeft verklaard, dat hij deze Audi S6 op 2 maart 2012 met schade heeft gekocht van [verkoper] voor een bedrag van € 2.500,-. [verkoper] heeft hem de autopapieren overhandigd bij de koop. Verdachte heeft een kopie van het aankoopbewijs en van het identiteitsbewijs van [verkoper] overgelegd. Het bedrag van € 2.500,00 acht verdachte redelijk gezien de schade die de auto had. In diezelfde periode heeft verdachte de blauwe Audi met kenteken [aa-bb-cc] gekocht, eveneens met schade. Vervolgens heeft verdachte van twee auto’s één auto gemaakt, waarbij hij het plaatje met het chassisnummer van de blauwe Audi op het ingeslagen chassisnummer van de Franse Audi heeft geplakt. Op 8 september 2012 heeft verdachte deze omgebouwde Audi voor € 4.000,- verkocht. De koper heeft de auto later weer bij verdachte ingeruild voor een andere auto.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van heling van de zwarte (Franse) Audi. Op basis van de voorhanden zijnde stukken kan niet worden vastgesteld dat verdachte gezien de meegeleverde kentekenpapieren en de prijs, gekoppeld aan de door verdachte gestelde schade aan de auto, behoefde te vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was. Dat de aankoopprijs van € 2.500,- niet onredelijk laag was, blijkt uit de verkoopprijs van € 4.000,- nadat verdachte de auto had opgeknapt.
Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van heling van de andere auto, de blauwe Audi Quatro R6 met kenteken [aa-bb-cc] , nu niet is gebleken dat deze auto van diefstal afkomstig was.
4.5.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 4 aan verdachte ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 2 (Almere, zaaksdossier 2)
Op 17 maart 2011 bevindt verbalisant [G2] zich buiten dienst in een pand aan de Schoutstraat te Almere. Omstreeks 03.56 uur hoort hij een luide knal, vervolgens motorgeluiden en dan nog een luide knal. Wanneer hij naar het raam loopt, hoort hij een explosie. Vanaf het balkon ziet hij een donkere Mercedes stationwagen met openstaande achterklep aan de linkerzijde van de rijbaan met zijn neus in de richting van de Spoordreef staan. Op de Marktmeesterstraat, ter hoogte van de pinautomaat, staat een wit busje dwars over de rijbaan met de neus in de richting van de SNS-bank. Achter het stuur van de Mercedes zit een persoon. Wanneer de man uitstapt, ziet de verbalisant dat de man een licht gezet postuur heeft, geheel in het zwart gekleed is en een bivakmuts draagt (dader 1). Een tweede man met donkere kleding en bivakmuts (dader 2) rent met een breekijzer in de hand vanaf de Marktmeesterstraat in de richting van de donkere Mercedes. De beide mannen spreken met elkaar, waarna dader 2 weer terug rent de Marktmeesterstraat in. Dader 1 sluit de achterklep van de Mercedes, neemt plaats achter het stuur en rijdt de Mercedes wat heen en weer zodat hij vrijwel op dezelfde plaats tot stilstand komt, maar nu aan de rechterzijde van de rijbaan. De verbalisant hoort meerdere keren de claxon van de Mercedes. Wanneer een politievoertuig de Schoutstraat in rijdt, komt dader 2 met een derde in het donker geklede man uit de Marktmeesterstraat rennen. [2] Andere verbalisanten zien dat de mannen in de Mercedes stappen, die er met gedoofde lichten en hoge snelheid vandoor gaat. Op de Marktmeesterstraat blijft recht tegenover de deur van de SNS-Bank een witte bus, merk Hyundai, achter. [3] Een getuige heeft gezien dat het busje de pinautomaat ramde. [4] De voorzijde van de bus is ernstig beschadigd en er ligt glas in de deuropening van de SNS-Bank. De deur en de pui zijn ontzet. Aan het gespleten hout ter hoogte van het slot is te zien dan men heeft gepoogd de witte binnendeur, direct rechts bij binnenkomst, open te maken middels een deurram, wat niet is gelukt. De verbalisanten ruiken een lichte brandlucht. De pinautomaat van de bank in de Schoutstraat is volledig vernield. Diverse stukken liggen verspreid over de kruising Schoutstraat/Marktmeesterstraat. [5] Namens de SNS-Bank Flevoland is aangifte gedaan van poging diefstal met braak uit de geldautomaat. [6]
Bij de geforceerde toegangsdeur ligt een breekijzer. Op de grond voor de geldautomaat liggen twee schroevendraaiers, die worden veiliggesteld.
Aan de overkant van de straat ligt een gedeelte van de gelduitgiftelade, waarin een stalen buis zit geklemd. De stalen buis is door middel van een elektriciteitsdraad verbonden aan een stroomstootwapen. Het stroomstootwapen is aan beide uiteinden met zwarte tape omwikkeld. De verbalisanten leiden uit de aard en omstandigheden van het aangetroffene af dat het stroomstootwapen is gebruikt om het explosieve gasmengsel te ontsteken. Het stroomstootwapen wordt veiliggesteld.
In de ruimte achter de geforceerde toegangsdeur wordt een nog brandende zaklamp aangetroffen, welke wordt veiliggesteld.
In de Hyundai bus worden achter de bijrijdersstoel de originele kentekenplaten van de bus aangetroffen. Aan de linker voorzijde van de bus wordt een rond stuk metalen buis aangetroffen, dat aan het chassis is vast gelast. [7]
De ruwe delen en de randen van de paralizer van het ontstekingsmechanisme (stroomstootwapen) zijn gezamenlijk bemonsterd. Uit één van de bemonsteringen (#02) wordt het DNA-profiel van een op dat moment onbekende man A verkregen. Het betreffende DNA-profiel wordt op 15 april 2011 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt vanaf dat moment vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. [8] Op 12 november 2013 heeft verdachte vrijwillig DNA-celmateriaal afgestaan. [9] Wanneer het uit het referentiemonster verkregen DNA-profiel van verdachte wordt vergeleken met DNA-profielen in de Nederlandse DNA-data voor strafzaken, blijkt dat het DNA in de bemonstering #02 van de ruwe delen en randen van de paralizer van het ontstekingsmechanisme matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit enkelvoudige DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [10]
Bewijsoverweging
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat in het door de explosie weggeblazen gedeelte van de gelduitgiftelade een stalen buis zat geklemd, die door middel van elektriciteitsdraad was verbonden aan een stroomstootwapen.
Op de ruwe delen en de randen van dit stroomstootwapen zijn sporen aangetroffen, waaruit een DNA-profiel is afgeleid. Dit zijn plaatsen waar zich sporen kunnen bevinden van diegene die het stroomstootwapen heeft gehanteerd (ZD2, pagina 92). Gelet op de berekende matchkans is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het DNA-profiel van verdachte is en dat hij dus het stroomstootwapen in zijn handen heeft gehad.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet hoe zijn DNA er op komt, maar dat hij zoveel dingen aanraakt en het apparaat mogelijk een keer in een auto heeft gelegen (de rechtbank begrijpt: die hij in het kader van zijn autobedrijf onder zich had). Deze verklaring acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Er is immers geen celmateriaal van een ander op het wapen aangetroffen en daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard een dergelijk voorwerp nooit eerder te hebben gezien. Dit terwijl het hier gaat om hanteersporen op een dermate belastend voorwerp dat van verdachte een concrete en verifieerbare verklaring verwacht mag worden. Aldus kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte één van de daders is geweest van de poging ram-/plofkraak op 17 maart 2011 in Almere.
Feit 4 (heling Mini Cooper, zaaksdossier 6)
In verband met het vermoeden dat in de loods aan de [adres] te [woonplaats] voorbereidingshandelingen worden verricht die betrekking hebben op ram-/plofkraken op verschillende geldautomaten, wordt op 5 november 2013 met machtiging van de officier van justitie een doorzoeking gedaan. Op het adres is een autogaragebedrijf gevestigd, dat op naam van verdachte staat. In de garage wordt een Mini Cooper zonder kentekenplaten met chassisnummer [Z] aangetroffen en inbeslaggenomen. [11] De auto blijkt tussen 17 en 20 december 2012 te zijn gestolen in Vimondrone (Italië). [12] Verdachte heeft verklaard dat hij de auto zonder kentekenplaten heeft gekregen en dat hij nimmer in het bezit is geweest van een autosleutel of kentekenpapieren. [13]
Bewijsoverweging
In het bedrijfspand van verdachte is een van diefstal afkomstige Mini Cooper aangetroffen. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij deze Mini Cooper door ene “ [bijnaam] ” ter keuring heeft gekregen. Ten tijde van het voorhanden krijgen van deze Mini Cooper ontbraken de kentekenplaten. Verdachte is nimmer in het bezit geweest van een autosleutel of kentekenpapieren.
Nog daargelaten dat de rechtbank de verklaring van verdachte allerminst concreet en verifieerbaar acht, maken voornoemde omstandigheden dat verdachte bij enig nadenken had kunnen vermoeden dat de auto gestolen was. Dat verdachte vervolgens geen nader onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de auto, maakt dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Dat geldt temeer, nu verdachte in auto’s handelt. Hiermee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
4.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2:
hij op 17 maart 2011 te Almere tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat van de SNS-bank teweeg heeft gebracht door gas in voornoemde geldautomaat te brengen en vervolgens door ontsteking tot ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond te duchten was,
en
hij op 17 maart 2011 in Almere, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de SNS-bank, weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en dat geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, brandbaar gas in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en dit brandbare gas vervolgens in die geldautomaat door ontsteking tot ontbranding heeft gebracht en met een ramauto (gestolen witte bestelbus, merk Hyundai, voorzien van een ramconstructie) tegen de toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
hij op 5 november 2013 te Lutjewinkel, gemeente Hollands Kroon, een Mini Cooper voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
de voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 4:
Schuldheling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een ram/-plofkraak van een geldautomaat van de SNS Bank in Almere. Daarbij is met bruut geweld de toegangsdeur tot de kluisruimte geforceerd en heeft een ontploffing plaatsgevonden.
Zoals blijkt uit onder meer het overzichtsdossier in het onderzoek Alkes, maar ook van algemene bekendheid is, wordt bij plofkraken veel schade toegebracht aan de gebouwen van banken en winkels in de omgeving van de opgeblazen geldautomaten. Dat was in Almere ook het geval. Het is daar bij een poging gebleven, maar bij geslaagde ram-/plofkraken gaat het vervolgens om vaak grote hoeveelheden geld, die worden buitgemaakt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft meegewerkt aan de poging tot het plegen van deze ram-/plofkraak. Verdachte heeft hierbij uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin en zich in het geheel niet bekommerd om de schade die met een ram-/plofkraak aan eigendommen van anderen wordt toegebracht. Bovendien zorgt een ram-/plofkraak naast angst voor een gasontploffing, ook voor onrustgevoelens en ergernis bij direct omwonenden en in de maatschappij in het algemeen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan heling van een auto, een Mini Cooper. Verdachte heeft hierdoor een afzetmarkt voor gestolen goederen geboden en aldus bijgedragen aan het in stand houden van vermogenscriminaliteit in het algemeen. Verdachte heeft ook hier gehandeld met het oog op zijn eigen financiële gewin en geen rekening gehouden met de belangen van de rechtmatige eigenaren van de goederen en de schade die hij hen hiermee (indirect) heeft toegebracht.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op wat verdachte ter zitting heeft verklaard en op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict en in 2002 voor een geweldsdelict.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de strafbare feiten in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het LOVS. Deze gaan bij een voltooide ramkraak uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, terwijl het strafmaximum bij een poging met een derde wordt verminderd. De rechtbank heeft bij de hoogte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorts rekening gehouden met de bewezenverklaring van de aan verdachte verweten heling.
Ten slotte heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat het zwaarste feit al in 2011 heeft plaatsgevonden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. Met name gelet op het uiterst beperkte strafblad van verdachte zal de rechtbank daarbij bepalen dat een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk aan hem zal worden opgelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.

8.Vordering benadeelde partij

SNS Bank(zaaksdossier 1)
Namens de benadeelde partij SNS Bank N.V. te Utrecht is een vordering tot schadevergoeding van € 168.177,23 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde zou hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
ING Bank(zaaksdossier 5)
Namens de benadeelde partij ING Bank N.V. te Amsterdam is een vordering tot schadevergoeding van € 60.310,52 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde zou hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan verdachte onder 3 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 47, 56, 57, 157, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3 en 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 4.6. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.6. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren en verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
2 (twee) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij SNS Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering
(feit 1, zaaksdossier 1).
Verklaart de benadeelde partij ING Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering
(feit 3, zaaksdossier 5).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. N. Cuvelier en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. In de volgende noten wordt voor de vindplaats telkens verwezen naar het desbetreffende zaaksdossier, afgekort met ZD.
2.ZD2, p-v van bevindingen, p. 19 en 20.
3.ZD2, p-v van bevindingen, p. 22.
4.ZD2, p-v van bevindingen, p. 26.
5.ZD2, p-v van bevindingen, p. 22.
6.ZD2, p-v van aangifte, p. 10.
7.ZD2, p-v sporenonderzoek p. 55 - 57, foto’s nr. 6-9 stroomstootwapen p. 63 en 64.
8.ZD2, NFI rapport, opgesteld door ing. [deskundige] , p. 94.
9.Persoonsdossier verdachte, p-v afname DNA celmateriaal, p. 96.
10.ZD2, NFI-rapport met bijlage, opgesteld door ing. [deskundige] , p. 111 - 113
11.ZD6, p-v van bevindingen, p. 26 en 27.
12.ZD6, een geschrift, zijnde informatie uit Italië over de gestolen auto, p. 24.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 december 2015.