ECLI:NL:RBNHO:2016:2401

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
4820175
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • B. Liefting-Voogd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoedingen in een geschil tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap NMK B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die zich daartegen verweerde en een tegenverzoek deed tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werknemer betwistte de ontslaggrond en voerde aan dat hij toestemming had gekregen om zijn werkweek tijdelijk te wijzigen. De kantonrechter heeft op 25 maart 2016 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsverhouding tussen partijen verstoord was, maar dat dit voor een groot deel te wijten was aan het handelen van NMK. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 mei 2016. Tevens werd NMK veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 5.425,84 en een billijke vergoeding van € 10.000,00 aan de werknemer. Daarnaast werden verschillende vorderingen van de werknemer tot uitbetaling van vakantiegeld en resterende vakantie-uren toegewezen. De proceskosten werden voor rekening van NMK gesteld, omdat zij ongelijk kreeg in het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4820175 \ OA VERZ 16-39 (NE)
Uitspraakdatum: 25 maart 2016
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NMK B.V.,
gevestigd te Hoorn
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: NMK
gemachtigde: mevrouw [D], directielid van NMK, en de heer [Cc] , adviseur van NMK
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. Boschma van Triasrechtshulp

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
1.1.
NMK heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [de werknemer] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 11 maart 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
[de werknemer] , geboren [datum] , is op 2 april 2012 in dienst getreden bij NMK in functie van medewerker commerciële binnendienst, met een actueel salaris van € 4.069,38.
2.2.
Bij e-mail van 26 januari 2016 heeft [de werknemer] aan zijn collega’s, waaronder zijn leidinggevende de heer [de leidinggevende] , laten weten dat hij de komende vier maanden vier dagen van tien uur per week zal werken.
2.4.
Op 28 januari 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden over een andere functie voor [de werknemer] . Bij dit gesprek waren naast [de werknemer] aanwezig de heren [A] , directielid van NMK en [B] , leidinggevende bij NMK en [C] , voornoemd.
2.5.
Op 29 januari 2016 heeft [de werknemer] zijn nieuwe collega’s binnen NMK en de heren [A] en [B] per e-mail geïnformeerd over de tijdelijke wijziging van zijn werkweek naar vier keer tien uur.
2.6.
Op 1 februari 2016 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden.
2.7.
Op 2 februari 2016 heeft [de werknemer] studenten van het Media College begeleid.
2.8.
Op 3 februari 2016 heeft een aantal gesprekken tussen partijen plaatsgevonden. NMK heeft tijdens het laatste gesprek gezegd dat zij de arbeidsovereenkomst wil beëindigen.
2.9.
De e-mail van 3 februari 2016 te 10:21 uur van de heer [C] , voornoemd, aan [de werknemer] luidt als volgt:
“ [x] wenst dat jij nu naar huis gaat ivm de verstoorde arbeidsrelatie. Voor vanmiddag 18.00 uur wil [x] een voorstel van jou om de arbeidsrelatie op een fatsoenlijke wijze te beëindigen. [c] ”
2.8.
De e-mail van 3 februari 2016 te 16:18 uur van [de werknemer] aan de heer [C] luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) Toch ben ik van mening dat wij als verstandige mensen in goed overleg voornoemde uit de wereld kunnen helpen teneinde de arbeidsrelatie weer volledig te normaliseren. (…)
Morgenochtend om 9 uur zal ik weer op de zaak komen om met elkaar als fatsoenlijke mensen om de tafel te gaan zitten teneinde voornoemde uit de wereld te helpen. Ik hoop daarna direct weer aan het werk te gaan.”
2.8.
De e-mail van 3 februari 2016 te 17:58 uur van de heer [C] aan [de werknemer] luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Het moet jou vanmorgen duidelijk zijn geworden dat door de gebeurtenissen van de afgelopen week de arbeidsrelatie tussen jou en [x] tot een einde is gekomen.
Zoals je weet zijn er in het verleden diverse aanvaringen geweest en die van de afgelopen week was de bekende druppel, waardoor er helaas geen mogelijkheid meer is om de arbeidsrelatie nu nog te herstellen.(…)”
2.9.
De e-mail van 4 februari 2016 van [de werknemer] aan de heer [C] luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Tot mijn grote teleurstelling heb ik vandaag wederom te horen gekregen dat ik niet langer welkom ben op de zaak en dat jullie van mij af willen. Tijdens het gesprek heb ik inhoudelijk niet de reden waarom jullie van me af willen, te horen gekregen. Jouw reactie was letterlijk “dat weet jezelf het beste”. Ook mijn meegenomen kennis heeft nogmaals geprobeerd om tot dialoog te komen teneinde mijn terugkeer in de zaak bespreekbaar te maken. Je was helaas hiertoe niet bereid. Het enige waar je wel toe bereid was, was te praten over de hoogte van de vergoeding bij mijn ontslag. (…)”

3.3. Het verzoek

3.1.
NMK verzoekt de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt NMK ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding. Ter onderbouwing daarvan heeft NMK het volgende naar voren gebracht. NMK heeft op 28 januari 2016 aan [de werknemer] gevraagd in het vervolg de functie van commercieel medewerker uit te gaan oefenen. Reden hiervan is disfunctioneren van [de werknemer] op de afdeling bedrijfsbureau. [de werknemer] is er nadrukkelijk op gewezen dat hij vijf dagen per week aanwezig dient te zijn. Dit was volgens [de werknemer] geen probleem. Op 29 januari 2016 heeft hij echter een e-mail gestuurd waarin hij laat weten de komende maanden vier dagen aanwezig te zijn. Op 1 februari 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen en is aan [de werknemer] meegedeeld dat geen toestemming wordt verleend voor aanwezigheid van vier dagen per week. Op 2 februari 2016 is [de werknemer] zonder enige communicatie daarover niet verschenen op zijn werk. [de werknemer] bleek op deze dag werkzaam te zijn voor Media College. Hierover heeft op 3 februari 2016 een gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek bleek dat de arbeidsrelatie dusdanig was verstoord dat het beter is om afscheid van elkaar te nemen.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[de werknemer] verweert zich tegen de ontslaggrond, maar verzet zich niet (meer) tegen de verzochte ontbinding. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [de werknemer] betwist dat sprake was van disfunctioneren. Verder stelt [de werknemer] dat aan hem op 14 januari 2016 toestemming is gegeven om tijdelijk vier keer tien uur per week te werken. Op 1 februari 2016 is een discussie ontstaan over deze invulling van de werkweek en deelde NMK in grove bewoordingen mee dat de toestemming, voor zover deze was verleend, werd ingetrokken. NMK wilde hiervoor geen motivatie geven en heeft na een discussie [de werknemer] ontslagen. NMK wist dat [de werknemer] op 2 februari 2016 bij het Media College aanwezig zou zijn en was hiermee de dag ervoor akkoord gegaan. Op 3 februari 2016 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden en heeft NMK [de werknemer] opnieuw ontslagen. Op 4 februari 2016 heeft [de werknemer] getracht de arbeidsrelatie te herstellen, maar terugkeer was niet bespreekbaak voor NMK. De enkele aanleiding voor het ontslag is een geëscaleerde discussie. NMK heeft niet getracht middels mediation tot elkaar te komen. NMK heeft door niet te onderzoeken of de verstoorde arbeidsrelatie kon worden hersteld zich als slecht werkgever gedragen. Gelet op de negatieve houding van NMK met betrekking tot een eventuele terugkeer zal [de werknemer] geen eerlijke kans krijgen bij NMK. Daarom verzet hij zich niet langer tegen de ontbinding.
4.2.
Bij wijze van tegenverzoek verzoekt [de werknemer] de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671c lid 1 BW. Verder verzoekt [de werknemer] om toekenning van een transitievergoeding van € 5.425,84, een billijke vergoeding van € 75.000,00, uitbetaling van vakantiegeld over 2015 van € 2.259.52 en over januari en februari 2016 van € 651,04 en voor iedere maand dat de arbeidsovereenkomst daarna voortduurt van € 325,52, uitbetaling van
€ 1.172,00 ter zake resterende vakantie uren 2015 en uitbetaling van resterende vakantie uren over 2016 van € 415,00 per maand tot de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgelding is geëindigd.
4.3.
NMK heeft tegen de billijke vergoeding verweer gevoerd.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [de werknemer] een billijke vergoeding dient te worden toegekend.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat van opzegverboden zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 2 BW ten aanzien van het onderhavige verzoek niet is gebleken.
5.3.
De kantonrechter stelt verder voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [de werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.4.
NMK voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. NMK stelt in dat kader dat [de werknemer] niet naar behoren functioneerde en dat de voorvallen op 1 tot en met 3 februari 2016 de zogenaamde druppel waren. NMK heeft disfunctioneren niet als ontslaggrond aan de ontbinding ten grondslag gelegd. De kantonrechter zal daarom de stelling dat [de werknemer] niet naar behoren functioneerde buiten beschouwing laten.
5.5.
Partijen zijn het erover eens dat de arbeidsverhouding dusdanig is verstoord dat daarom de arbeidsovereenkomst op deze grond dient te worden ontbonden. Nu voldoende is gebleken dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW, en herplaatsing van [de werknemer] niet in de rede ligt, zal het verzoek van NMK tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden toegewezen. De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 mei 2016. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.
5.6.
Nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden, zoals t nader zal worden besproken in de zaak van het tegenverzoek, zal NMK gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
5.7.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen. Indien NMK het verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van [de werknemer] moeten betalen. De proceskosten van [de werknemer] zullen in dat geval worden vastgesteld op een bedrag van € 500,00 voor salaris van de gemachtigde van de werknemer.
in de zaak van het tegenverzoek
5.8.
Het zelfstandig verzoek van [de werknemer] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst behoeft, gelet op het bepaalde in overweging 5.5. geen bespreking, tenzij NMK gebruik maakt van haar bevoegdheid het ontbindingsverzoek in te trekken binnen de daarvoor gestelde termijn. In dat geval geldt dat het tegenverzoek van [de werknemer] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen tegen dezelfde ontbindingsdatum.
5.9.
[de werknemer] heeft een verzoek gedaan om NMK te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Uit artikel 7:673 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien - kort gezegd - de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Aan deze voorwaarden is voldaan. Verder dient geen sprake te zijn van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Partijen zijn het erover eens dat [de werknemer] aanspraak heeft op een transitievergoeding. Niet gesteld of gebleken is dat [de werknemer] een ernstig verwijt treft, zodat ook aan voormelde voorwaarde is voldaan. NMK heeft de hoogte van de verzochte transitievergoeding van [de werknemer] niet weersproken zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. NMK zal daarom worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 5.425,84. Indien NMK gebruik maakt van voornoemde intrekkingsbevoegdheid, geldt dat [de werknemer] eveneens recht heeft op deze transitievergoeding. Immer, zoals onder 5.8 is overwogen, wordt in dat geval de arbeidsovereenkomst op verzoek van [de werknemer] toegewezen. Artikel 7:673 lid 1, onderdeel b, BW stelt voor het geval dat op verzoek van de werknemer wordt ontbonden als voorwaarde dat sprake dient te zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van de werkgever. Zoals is het navolgende wordt overwogen, is aan deze voorwaarde voldaan.
5.10.
Ten aanzien van de verzochte billijke vergoeding wordt als volgt overwogen. De kantonrechter is van oordeel dat de door NMK naar voren gebrachte feiten en omstandigheden die voor haar aanleiding waren aan te sturen op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst onvoldoende grond opleveren om aan te nemen dat sprake was van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat niet van haar kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hierbij acht de kantonrechter de volgende omstandigheden van belang.
5.11.
Volgens NMK is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding vanwege het conflict op 1 tot en met 3 februari 2016. Aanleiding van dit conflict was een tijdelijke wijziging van de werkweek van [de werknemer] . [de werknemer] stelt zich op het standpunt dat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de heer [de leidinggevende] . NMK stelt dat deze toestemming is gegeven omdat [de werknemer] heeft gezegd of althans de indruk heeft gewekt dat een directielid inhoudelijk bekend was met de wijziging van de werkweek. Vervolgens heeft op 28 januari 2016 een gesprek plaatsgevonden over een gewijzigde functie en heeft [de werknemer] er volgens NMK mee ingestemd dat hij vijf dagen aanwezig zou zijn op het bedrijf. Dit laatste wordt door [de werknemer] betwist. Op 29 januari 2016 is de directie naar aanleiding van een e-mail van [de werknemer] op de hoogte gekomen van de tijdelijke wijziging van de werkwerk naar vier dagen en heeft daarover op 1 februari 2016 een gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek en volgende gesprekken heeft [de werknemer] zich volgens NMK halsstarrig opgesteld en vastgehouden aan de wijziging van de werkweek. [de werknemer] heeft dat betwist.
5.12.
Wat van het voorgaande ook zij, deze omstandigheden en de geëscaleerde discussie vormen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende grond om een ernstige en duurzaam ontwrichte arbeidsverhouding aan te nemen. Goed werkgeverschap brengt mee dat NMK als werkgever [de werknemer] als werknemer behoedt voor irrationele en gevoelsmatige acties en dat NMK zich inspant om de arbeidsverhouding te normaliseren. Dit heeft zij echter niet gedaan. Integendeel, NMK heeft nadat zij door de heer [C] op 3 februari 2016 op de hoogte was gebracht van de volgens laatstgenoemde starre houding van [de werknemer] direct aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst middels een vaststellingsovereenkomst zonder daarbij andere opties te onderzoeken. NMK heeft zich dan ook weinig moeite getroost om het tij te keren, terwijl [de werknemer] hier wel om heeft verzocht. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de arbeidsverhouding tussen partijen is verstoord voor het overgrote deel is te wijten aan NMK. Hierin treft NMK een ernstig verwijt. De kantonrechter acht op grond van het voorgaande een billijke vergoeding
op zijn plaats.
5.13.
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag voor [de werknemer] (zie: Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, pag. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient [de werknemer] hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van NMK te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Er kan wel rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 10.000,00.
5.14.
De kantonrechter overweegt dat de overige vorderingen door [de werknemer] op grond van artikel 7:686a lid 3 BW kunnen worden ingediend in deze verzoekschriftprocedure, omdat het gaat om vorderingen die voldoende verband houden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
5.15.
Ten aanzien van de vordering tot uitbetaling van het vakantiegeld 2015 van € 2.259,52 is de kantonrechter met NMK van oordeel dat het opgebouwde vakantiegeld tot en met
31 december 2015 € 1.933,97 bedraagt. Dit blijkt uit de door NMK bij dagvaarding overgelegde salarisspecificatie van januari 2016. Dit deel van het gevorderde vakantiegeld 2015 zal worden toegewezen. Het gevorderde vakantiegeld over 2016 van € 325,52 per maand totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, is niet betwist. Derhalve is toewijsbaar een bedrag van € 1.302,08 (= € 325,52 x 4 maanden) ter zake vakantiegeld 2016.
5.16.
De vordering tot betaling van de resterende vakantie-uren over 2015 is toewijsbaar tot een bedrag van € 1.127,00. Ervan uitgaande dat het bruto maandloon van [de werknemer] voor 40 uur per week € 4.069,38 bedraagt, heeft hij voor 48 uur recht op voornoemd bedrag.
5.17.
Tot slot is de gevorderde uitbetaling van de resterende vakantie-uren over 2016 toewijsbaar, met dien verstande dat uit moet worden gegaan van 16,67 vakantie-uren per maand, een uurloon van € 23,48 en een vergoeding van € 391,00 voor 16,67 uur. [de werknemer] heeft immers blijkens zijn arbeidsovereenkomst recht op 25 vakantiedagen per jaar. Omgerekend is dit 200 uur per jaar en 16,67 uur per maand. Dit betekent dat € 1.564,00 (=
€ 391,00 x 4 maanden) ter zake vakantie-uren over 2016 zal worden toegewezen.
5.18.
Voor het geval NMK het verzoek tot ontbinding intrekt en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt uitgesproken op verzoek van [de werknemer] geldt als volgt. Nu aan de ontbinding een lagere vergoeding wordt verbonden dan verzocht, zal [de werknemer] gelet op artikel 7:686a lid 7 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
5.19.
De proceskosten komen voor rekening van NMK, omdat zij ongelijk krijgt. Indien [de werknemer] het verzoek intrekt, ziet de kantonrechter – gelet op het oordeel dat NMK een ernstig verwijt kan worden gemaakt – aanleiding de proceskosten te compenseren.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
6.1.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen NMK het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met
1 april 2016.
Voor het geval NMK het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
6.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2016;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
Voor het geval NMK het verzoek binnen die termijn intrekt:
6.4.
veroordeelt NMK tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [de werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 500,00 voor het salaris van de gemachtigde van [de werknemer] ;
in de zaak van het tegenverzoek
Voor het geval NMK het verzoek voor 1 april 2016 intrekt:
6.5.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [de werknemer] het tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met
8 april 2016.
Voor het geval [de werknemer] het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
6.6.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2016;
6.7.
veroordeelt NMK om aan [de werknemer] een transitievergoeding te betalen van € 5.425,84;
6.8.
veroordeelt NMK om aan [de werknemer] een billijke vergoeding te betalen van € 10.000,00;
6.9.
veroordeelt NMK om aan [de werknemer] het vakantiegeld tot en met 31 december 2015 te betalen van € 1.933,97;
6.10.
veroordeelt NMK om aan [de werknemer] het vakantiegeld tot 1 mei 2016 te betalen van
€ 1.302,08;
6.11.
veroordeelt NMK om aan [de werknemer] de resterende vakantie-uren over 2015 te betalen van € 1.127,00;
6.12.
veroordeelt NMK om aan [de werknemer] de niet opgenomen vakantie-uren tot 1 mei 2016 te betalen van € 1.564,00;
6.13.
veroordeelt NMK tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [de werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 600,00 voor het salaris van de gemachtigde van [de werknemer] ;
Voor het geval [de werknemer] het verzoek binnen die termijn intrekt:
6.14.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. B. Liefting-Voogd, kantonrechter en op 25 maart 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter