Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
19 februari 2016ter griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 22g derde lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van:
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, afdeling Publiekrecht, sectie Straf, op 21 maart 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie over de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde had een onvoorwaardelijke taakstraf van 30 uren opgelegd gekregen, die omgezet werd in 15 dagen vervangende hechtenis omdat hij weigerde mee te werken aan de uitvoering van de taakstraf. De veroordeelde maakte bezwaar tegen deze omzetting, maar de officier van justitie stelde dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat de vervangende hechtenis al was tenuitvoergelegd. De rechtbank oordeelde echter dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, omdat het indienen ervan niet automatisch schorsende werking heeft op de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. De rechtbank benadrukte dat het recht van de veroordeelde om de beslissing tot omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis te laten toetsen door de rechter, ook in situaties van kortdurende vervangende hechtenis, gewaarborgd moet blijven. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond, omdat de argumenten van de veroordeelde niet voldoende zwaarwegend waren om hem in de gelegenheid te stellen de taakstraf alsnog te verrichten.